ECLI:NL:RBMNE:2020:5377

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 december 2020
Publicatiedatum
10 december 2020
Zaaknummer
UTR 20/1611
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake zorgtoeslag na ontbreken beroepsgronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 december 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen. Eiser, woonachtig in Duitsland, had een aanvraag voor zorgtoeslag voor het jaar 2018 ingediend, welke door de Belastingdienst op 28 januari 2020 werd afgewezen. Eiser ging in bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 7 april 2020. Op 30 september 2020 herzag de Belastingdienst het bestreden besluit en verklaarde het bezwaar van eiser gegrond.

Eiser diende echter geen beroepsgronden in tegen het herziene besluit, ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank om dit te doen. De rechtbank heeft eiser op 29 september en 16 november 2020 brieven gestuurd waarin hij werd verzocht om binnen twee weken respectievelijk één week zijn gronden aan te geven. Aangezien eiser niet op deze verzoeken heeft gereageerd, heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen beroepsgronden zijn ingediend. Dit leidde tot de conclusie dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kon behandelen, conform artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg en ook geen proceskostenvergoeding ontving. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 1 december 2020 door mr. L.M. Reijnierse, in aanwezigheid van griffier mr. M.L. Bressers. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1611
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 december 2020 in de zaak tussen
[eiser] , te [plaats] , Duitsland, eiser
en
Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om zorgtoeslag 2018 afgewezen.
Bij besluit van 7 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingediend.
Bij besluit van 30 september 2020 heeft verweerder het bestreden besluit herzien en eisers bezwaar gegrond verklaard.
Het onderzoek ter zitting heeft via een Skype-verbinding plaatsgevonden op 1 december 2020. Partijen zijn niet verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Iemand die in beroep gaat moet zeggen waarom hij het niet eens is met het besluit en dit ook uitleggen. Dat worden ‘beroepsgronden’ genoemd. Dit staat in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft eiser op 29 september 2020 en 16 november 2020 brieven gestuurd, waarin staat dat hij binnen twee weken respectievelijk één week moet aangeven waarom hij het niet eens is met het herziene besluit op zijn bezwaar van verweerder van 30 september 2020.
Eiser heeft niet gereageerd op deze brieven. Er zijn dus geen beroepsgronden ingediend tegen het herziene besluit. Als dat niet gebeurt is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. De rechtbank ziet geen reden om in dit geval van deze hoofdregel af te wijken.
Het beroep wordt daarom niet inhoudelijk behandeld. Het beroep is niet-ontvankelijk.
Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 december 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.