ECLI:NL:RBMNE:2020:538

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 februari 2020
Publicatiedatum
18 februari 2020
Zaaknummer
C/16/496891 / FA RK 20-1009
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 10 februari 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1976. De officier van justitie had op 7 februari 2020 een verzoek ingediend tot voortzetting van de op 6 februari 2020 opgelegde crisismaatregel, die was gebaseerd op artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling op 10 februari 2020 zijn de betrokkene, zijn advocaat mr. C.H. Dijkstra, en een verpleegkundig specialist gehoord. De betrokkene gaf aan akkoord te gaan met een vrijwillige opname voor drie weken, maar de verpleegkundig specialist waarschuwde dat de betrokkene's instemming door zijn psychische stoornis onvoorspelbaar was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel door hinderlijk gedrag van de betrokkene, vermoedelijk veroorzaakt door een psychische stoornis. De rechtbank oordeelde dat de voortzetting van de crisismaatregel noodzakelijk was om het nadeel af te wenden. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, met specifieke vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/496891 / FA RK 20-1009
Betrokkenenummer: [betrokkenenummer]
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 10 februari 2020naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verblijvende te [naam instelling] , locatie [naam locatie] te [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. C.H. Dijkstra.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 7 februari 2020, heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 6 februari 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel d.d. 6 februari 2020;
- de medische verklaring d.d. 6 februari 2020;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvgzz.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 10 februari 2020 op de locatie [naam instelling] , [naam locatie] te [plaatsnaam] .
1.3.
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de betrokkene,
- mr. C.H. Dijkstra,
- mevrouw [A] , verpleegkundig specialist.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de betrokkene twee brieven overgelegd.
1.4.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de mondelinge behandeling te verschijnen.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de advocaat van de betrokkene en aan de vertegenwoordiger van de instelling verstrekt.
2. Beoordeling
2.1.
In de crisismaatregel waarvan de officier van justitie voortzetting vraagt, zijn de volgende vormen van verplichte zorg, als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz, opgenomen:
toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
beperken van de bewegingsvrijheid;
insluiten;
uitoefenen van toezicht op betrokkene;
onderzoek aan kleding of lichaam;
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
controleren op de aanwezigheid van gedag-beïnvloedende middelen;
aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
opnemen in een accommodatie.
2.2.
De raadsvrouw heeft namens de betrokkene naar voren gebracht dat de komende periode duidelijk moet worden welke medicatie de betrokkene nodig heeft. De betrokkene heeft naar voren gebracht dat hij akkoord gaat met een vrijwillige opname voor de duur van drie weken, met ingang van de opnamedatum. De specialist ouderengeneeskunde heeft verklaard dat de betrokkene tijdens een gesprek moeilijk te volgen is en dat hij zeer geprikkeld kan reageren. De verpleegkundig specialist schat in dat voor de behandeling in ieder geval een periode van drie weken nodig is. Ten aanzien van de vrijwilligheid heeft de verpleegkundig specialist verklaard dat de mening van de betrokkene door zijn stoornis veelvuldig wisselt en het niet te voorspellen is of de betrokkene op vrijwillige basis in de instelling zal blijven.
De verpleegkundig specialist heeft verklaard dat de volgende vormen van verplichte zorg niet meer nodig zijn:
- het toedienen van vocht;
- het toedienen van voeding.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van de betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, met name gelegen in het oproepen van agressie van een ander door hinderlijk gedrag. Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.4.
De rechtbank is van oordeel dat bij de voortzetting van de crisismaatregel de volgende vormen van verplichte zorg, te weten,
a. toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
i. opnemen in een accommodatie;
noodzakelijk zijn om het nadeel af te wenden. De betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.5.
Deze vormen van verplichte zorg zijn evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de veiligheid van de betrokkene en de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van de betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen.
2.6.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] , met voor de duur van de machtiging de volgende vormen van verplichte zorg:
a. toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
i. opnemen in een accommodatie.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 2 maart 2020.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2020 door mr. V.M.M. van Amstel, rechter, in bijzijn van D.B.T. Koster als griffier en is schriftelijk uitgewerkt op 17 februari 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.