ECLI:NL:RBMNE:2020:5382

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 december 2020
Publicatiedatum
10 december 2020
Zaaknummer
513816 / HA RK 20-306
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wrakingsverzoek in civiele procedure

Op 8 december 2020 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoeker. Dit verzoek was gericht tegen de eerste wrakingskamer, die eerder een wrakingsverzoek van verzoeker tegen mr. S. Lanshage had behandeld. Verzoeker was van mening dat de beslissing van de eerste wrakingskamer om zijn wrakingsverzoek buiten zitting te behandelen in strijd was met de goede procesorde en dat dit leidde tot een oneerlijk proces in de zin van artikel 6 van het EVRM.

De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing om het wrakingsverzoek niet op zitting te behandelen een procesbeslissing is, die in beginsel geen grond voor wraking vormt. De wrakingskamer concludeerde dat er geen vooringenomenheid was gebleken bij de eerste wrakingskamer. Het wrakingsprotocol van de rechtbank staat een behandeling buiten zitting toe, en verzoeker was niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek omdat dit niet was gegrond op mogelijk gedrag van de leden van de wrakingskamer, maar op een procesbeslissing.

De wrakingskamer verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek en droeg de griffier op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechters en andere betrokken partijen. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 513816 / HA RK 20-306
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
8 december 2020
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft een verzoek ingediend tot wraking van de kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de eerste wrakingskamer) in de zaak met zaaknummer 513655 / HA RK 20-302. Het verzoek tot wraking is gericht tegen mrs. C.A. de Beaufort, voorzitter, en M.C. Oostendorp en R.C. Stijnen, als leden van de eerste wrakingskamer.
1.2.
De eerste wrakingskamer behandelde het door verzoeker op 2 december 2020 schriftelijk ingediende verzoek tot wraking van mr. S. Lanshage in de procedure met zaaknummer C/16/511810 / JE RK 20-2165. De eerste wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek buiten zitting behandeld. Vlak voordat de wrakingskamer een beslissing heeft gegeven, heeft verzoeker de eerste wrakingskamer gewraakt.
1.3.
Verzoeker is – kort gezegd – van mening dat de beslissing van de eerste wrakingskamer om zijn wrakingsverzoek buiten zitting te behandelen in strijd is met de eisen van de goede procesorde, waardoor er geen sprake is geweest van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het EVRM.

2.De beoordeling

2.1.
De beslissing om een wrakingsverzoek niet op zitting te behandelen, betreft een procesbeslissing. Procesbeslissingen zijn in beginsel geen grond voor wraking. Dit is uitsluitend anders als de beslissing, in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten, niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:20l8:l413).
2.2.
Van enige vooringenomenheid bij de eerste wrakingskamer is de wrakingskamer in dit geval niet gebleken. Het wrakingsprotocol van de rechtbank Midden-Nederland bepaalt in paragraaf 9.1. dat op een van de onder a. tot en met i. genoemde gronden van een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek kan worden afgezien.
Het wrakingsprotocol staat dus behandeling buiten zitting toe.
2.3.
Nu het wrakingsverzoek gericht tegen de eerste wrakingskamer niet is gegrond op mogelijk gedrag van een of meer leden van de wrakingskamer, maar op een door de eerste wrakingskamer genomen procesbeslissing is verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek. Op grond van paragraaf 9.1 sub h in samenhang met paragraaf 4 van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank kan een mondelinge behandeling in zo’n geval achterwege blijven.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechters, andere betrokken partijen, alsmede aan de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.F. Haeck, voorzitter, en mr. D.J. van Maanen en mr. N.M. Spelt als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. C.E.M. Roeleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2020.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.