ECLI:NL:RBMNE:2020:543

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2020
Publicatiedatum
18 februari 2020
Zaaknummer
C/16/495955 / FA RK 20-656
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 7 februari 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in een zaak betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het verzoek was gericht op het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden, zoals bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). De betrokkene, geboren in 1943, woont op het moment van de procedure op een adres in Utrecht. De advocaat van de betrokkene, mr. M.C. Lugard-van Beijma, heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek, stellende dat de betrokkene in staat is voor zichzelf te zorgen en dat hij met hulp van zijn broer thuis kan blijven wonen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 februari 2020 waren de betrokkene, zijn advocaat, een casemanager en een specialist ouderengeneeskunde aanwezig. De specialist heeft verklaard dat er zicht is op een plek voor de betrokkene, maar dat hij onvoldoende ziekte-inzicht heeft en weigert de benodigde zorg en medicatie. De casemanager heeft aangegeven dat pogingen om thuiszorg in te zetten niet zijn gelukt, omdat de betrokkene niet thuis was of de hulp weigerde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie, wat leidt tot ernstig nadeel. Dit nadeel omvat onder andere het niet innemen van medicatie, overbelasting van de broer als mantelzorger, en onvoldoende inname van voeding en vocht. De rechtbank concludeert dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. De machtiging tot opname en verblijf is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 7 augustus 2020. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. V.M.M. van Amstel, met D.B.T. Koster als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/495955 / FA RK 20-656
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 7 februari 2020naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1943 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M.C. Lugard-van Beijma.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 22 januari 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- het indicatiebesluit van 31 oktober 2019;
- de aanvraag van 16 januari 2020;
- de medische verklaring van 10 januari 2020, opgesteld en ondertekend door [A] , specialist ouderengeneeskunde.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 7 februari 2020 op het bovenstaande woonadres van betrokkene.
1.3
Ter zitting waren aanwezig en heeft de rechtbank gehoord:
- betrokkene,
- mr. M.C. Lugard-van Beijma,
- mevrouw [B] , casemanager,
- mevrouw [C] , specialist ouderengeneeskunde,
- de broer van de betrokkene.

2.Beoordeling

2.1
De advocaat van betrokkene heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Hiertoe is aangevoerd dat de betrokkene in staat is om voor zichzelf te zorgen, dat hij wandelt omdat dat goed voor hem is, dat hij medicatie inneemt als dat nodig is en dat hij het ernstig nadeel zoals omschreven in de medische verklaring niet ziet. De betrokkene is van mening dat hij met behulp van zijn broer thuis kan blijven wonen.
De broer van betrokkene heeft verklaard dat het voor de betrokkene beter is dat hij op een andere plek gaat wonen waar hem de nodige aandacht gegeven kan worden en waar hij tot rust kan komen. De specialist ouderengeneeskunde heeft verklaard dat er zicht is op een plek voor betrokkene. Hopelijk kan hij volgende week naar die plek toe. Betrokkene heeft onvoldoende ziekte-inzicht en hij weigert passende zorg en medicatie. Daar komt bij dat hij niet in staat zelf voor eten en drinken te zorgen, hij eet alleen wat zijn broer brengt. De casemanager heeft eraan toegevoegd dat geprobeerd is om thuiszorg in te zeten, maar dat dit niet gelukt is. Betrokkene was op die momenten niet thuis of gaf aan dat hij de hulp van de thuiszorg niet wilde.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie
.
2.3.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
- het niet innemen van zijn medicatie voor zijn somatische aandoeningen,
- het reageren met boosheid en dreigende taal en gedrag op het kwijtraken van spullen en geld,
- het weigeren van alle zorg, waardoor zijn broer als enige mantelzorger in toenemende mate tot bijna dagelijks vanuit zijn woonplaats naar zijn broer reist om problemen op te lossen. De broer van betrokkene is overbelast,
- het onvoldoende innemen van vocht en voeding.
2.4.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.5.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.6.
Gebleken is dat betrokkene zich verzet tegen de opname en het verblijf.
2.7.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, en geldt dus tot en met
7 augustus 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[betrokkene] ,geboren op [geboortedatum] 1943 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 7 augustus 2020.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2020 door mr. V.M.M. van Amstel, rechter, in bijzijn van D.B.T. Koster als griffier en is schriftelijk uitgewerkt op 17 februari 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.