In deze zaak heeft verzoekster, woonachtig in [woonplaats], een verzoek ingediend om vergoeding van haar proceskosten na het intrekken van haar beroep tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen. De Belastingdienst had op 29 oktober 2019 een besluit genomen waartegen verzoekster in beroep ging. Op 23 juli 2020 heeft de Belastingdienst echter medegedeeld dat zij terugkomt op het eerdere besluit en dit intrekt, waarmee het besluit van 23 juli 2020 het besluit van 29 oktober 2019 vervangt. Verzoekster heeft vervolgens haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft overwogen dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. De Belastingdienst heeft geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1575,-, gebaseerd op de punten die verzoekster heeft behaald voor het indienen van het bezwaarschrift, de hoorzitting en het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,-.
De rechtbank heeft in haar beslissing de Belastingdienst veroordeeld tot betaling van € 1575,- aan verzoekster voor de proceskosten, alsook het griffierecht, zoals bepaald in artikel 8:41 van de Awb. De uitspraak is gedaan door rechter L.A. Banga en is openbaar gemaakt op 14 december 2020. Verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.