ECLI:NL:RBMNE:2020:5512
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake invordering verbeurde dwangsom
Op 17 december 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in verband met de invordering van een verbeurde dwangsom van € 10.000,-. Deze dwangsom was opgelegd wegens het zonder de benodigde vergunning gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan. Verzoekster had eerder bezwaar gemaakt tegen het besluit van 27 oktober 2020, waarin het college het bezwaar ongegrond verklaarde.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als er sprake is van 'onverwijlde spoed'. Verzoekster had in haar verzoekschrift aangevoerd dat zij opschorting van de invordering vroeg vanwege de hoogte van het in te vorderen bedrag. Echter, in een brief van 7 december 2020 is verzoekster door de rechtbank gevraagd om haar spoedeisend belang te onderbouwen, maar zij heeft hier niet tijdig op gereageerd.
De voorzieningenrechter concludeert dat verzoekster niet heeft aangetoond dat er sprake is van een noodsituatie die een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Er is geen inzicht gegeven in haar financiële situatie, en er zijn geen stukken overgelegd die aantonen dat zij in acute financiële nood verkeert. Daarom is het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.