ECLI:NL:RBMNE:2020:5620

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
22 december 2020
Zaaknummer
UTR 20/2034
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Schuman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde maatregel bijstandsverlening; procesbelang niet aanwezig

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, waarbij haar recht op bijstand met 100% werd verlaagd voor de duur van twee maanden. Dit besluit, dat op 7 februari 2020 werd genomen, werd door eiseres bestreden, maar het college verklaarde haar bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 19 november 2020 via een Skypeverbinding gehouden, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen procesbelang meer is bij de beoordeling van het bestreden besluit. Dit is het gevolg van een eerder besluit van 30 juni 2020, waarin het college heeft besloten de effectuering van de derde verlaging van de bijstandsverlening te beëindigen. Eiseres stelde dat er nog steeds procesbelang bestond, omdat de maatregel niet formeel was ingetrokken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de beëindiging van de maatregel gelijkstaat aan intrekking, en dat er dus geen inhoudelijke beoordeling van het beroep meer nodig was.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter mr. Schuman, in aanwezigheid van griffier mr. L.Y. Wong, en is openbaar gemaakt op 22 december 2020. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2034

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. S.N. Ali),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder
(gemachtigde: M.K. Riemersma).

Procesverloop

Bij besluit van 7 februari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het recht op bijstand van eiseres met ingang van 1 mei 2020 met 100% verlaagd voor de duur van twee maanden.
Bij besluit van 16 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via Skypeverbinding plaatsgevonden op 19 november 2020. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun respectieve gemachtigden.

Overwegingen

1. Bij brief van 8 september 2020 heeft verweerder meegedeeld dat het recht op bijstand van eiseres al eerder bij besluiten van 20 december 2019 en 8 januari 2020 is verlaagd. Deze twee in rechte vaststaande besluiten (maatregelen) zijn verrekend met de bijstandsuitkering van eiseres over de maanden januari 2020 tot en met juni 2020. Het was de bedoeling dat de derde verlaging/maatregel – zoals bij het primaire besluit opgelegd – met ingang van 1 juli 2020 verrekend zou worden. Echter, bij afzonderlijk besluit van 30 juni 2020 heeft verweerder besloten de effectuering van de derde verlaging/maatregel met ingang van 1 juli 2020 te beëindigen. Dit maakt dat er geen procesbelang meer is bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit, aldus verweerder.
2. Bij e-mailbericht van 10 november 2020 heeft de rechtbank verweerders brief van
8 september 2020 aan eiseres doorgezonden en haar verzocht het procesbelang toe te lichten.
3. Bij e-mailbericht van 16 november 2020 heeft eiseres zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat er nog procesbelang bestaat, omdat niet is gebleken dat verweerder de derde verlaging/maatregel heeft ingetrokken of beëindigd. Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat het “beëindigen” van de maatregel niet dezelfde strekking heeft als het “intrekken” van de maatregel. Zij vreest dat de derde maatregel in de toekomst zal herleven en dat haar bijstandsuitkering alsnog zal worden verlaagd.
4. Bij e-mailbericht van 17 november 2020 heeft verweerder herhaald dat het opleggen van de derde maatregel is beëindigd en dat eiseres dit ook uit de maandelijkse uitkeringsspecificaties als de uitbetaling van haar uitkering had kunnen afleiden. Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat de begrippen “beëindigen” en “intrekken” wel degelijk dezelfde strekking hebben, dat de derde maatregel niet meer bestaat en dat deze ook niet meer zal herleven.
5. Uit wat hiervoor is overwogen concludeert de rechtbank dat verweerder het bestreden besluit niet langer handhaaft. Dit betekent dat eiseres geen procesbelang heeft en dat de rechtbank niet toekomt aan de bespreking van de inhoudelijke beroepsgronden. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. L.Y. Wong, griffier. De beslissing is uitgesproken op 22 december 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
- de griffier is verhinderd deze - de rechter is verhinderd deze

uitspraak mede te ondertekenen - uitspraak te ondertekenen -

griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.