ECLI:NL:RBMNE:2020:5654

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2020
Publicatiedatum
24 december 2020
Zaaknummer
16/192486-19; 16/026057-16 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met tbs

Op 24 december 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 9 augustus 2019 in Almere, waarbij de verdachte twee vrouwen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], ernstig heeft mishandeld en hen van hun vrijheid heeft beroofd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een wijnfles op het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen, haar meerdere keren heeft gestompt en geschopt, en dat hij [slachtoffer 2] ook zwaar heeft mishandeld. Daarnaast heeft hij hen opgesloten in de woning door alle communicatiemiddelen en sleutels af te nemen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren en tbs met dwangverpleging opgelegd, gezien de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toegewezen, die schadevergoeding heeft gevorderd voor de geleden materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/192486-19; 16/026057-16 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1984] te [geboorteplaats] ,
nu gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad te Zaanstad,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 december 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. J.M.J.H. Coumans, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door slachtoffer [slachtoffer 1] en door mr. C.C.J. Tuip, advocaat te Amsterdam, namens benadeelde partij [slachtoffer 2] naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
Primair: op 9 augustus 2019 in Almere heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] van het leven te beroven door haar met een wijnfles op haar hoofd te slaan en op haar hoofd en/of lichaam te stompen, slaan en/of schoppen;
subsidiairten laste gelegd als zware mishandeling,
meer subsidiairten laste gelegd als poging zware mishandeling;
Ten aanzien van feit 2:op 9 augustus 2019 in Almere [slachtoffer 1] en/of een of meer kinderen opzettelijk wederrechtelijk van hun vrijheid heeft beroofd;
Ten aanzien van feit 3:
op 9 augustus 2019 in Almere een of meer telefoons, de inhoud van een of meer portemonnees en/of een of meer huis- en/of autosleutels van [slachtoffer 1] heeft gestolen;
Ten aanzien van feit 4:Primair:op 9 augustus 2019 in Almere [slachtoffer 2] zwaar heeft mishandeld door haar op haar hoofd en/of lichaam te slaan, stompen en/of schoppen en/of haar, door haar GHB toe te dienen, in een staat van bewusteloosheid te brengen;subsidiairten laste gelegd als poging zware mishandeling;
Ten aanzien van feit 5:
op 9 augustus 2019 in Almere [slachtoffer 2] opzettelijk wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd;
Ten aanzien van feit 6:
op 9 augustus 2019 in Almere een of meer telefoons, de inhoud van een of meer portemonnees, een bankpas, een persoonskaart en/of een of meer sleutels van[slachtoffer 2] heeft gestolen;
Ten aanzien van feit 7:
in de periode van 12 augustus 2019 tot en met 20 september 2019 in Lelystad zich jegens [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en/of [A] zodanig heeft geuit om hun verklaring als getuige te beïnvloeden.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2, 3, 4 subsidiair, 5, 6 en 7 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 ten laste gelegde [1] Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 9 augustus 2019 kregen wij de opdracht te gaan naar de woning aan de [adres] te [woonplaats] . Er zou vanuit dat adres een melding zijn gedaan door iemand die om hulp zou hebben gevraagd en gezegd zou hebben daar te worden vastgehouden. Op het moment dat ik voor de woning stond, zag ik een vrouw voor het raam verschijnen. Ik zag dat de vrouw hevig in paniek was. Ik zag dat de vrouw gezicht letsel had met op diverse plaatsen bloed. Ik zag dat haar oogkas blauw en opgezwollen was. Ik hoorde dat de vrouw zei dat haar kinderen in de woning waren en dat haar vriendin bewusteloos op bed lag. Ik hoorde dat de vrouw zei: "We zitten hier vast. Hij heeft alles dicht gedaan. Mijn sleutels en onze telefoon heeft hij meegenomen. Je moet ons hier weghalen, hij kan zo terugkomen." Ik zag dat de vrouw mij bang aankeek.
Ik zag dat er een vrouw in bed lag. Ik zag dat de vrouw bloed onder haar neus en op haar voorhoofd had. Ik zag dat de oogkas van de vrouw opgezwollen en blauw was. Ik kneep de vrouw in haar schouder. Ik zag dat de vrouw niet reageerde. Ik kneep opnieuw. Nadat ik opnieuw aan de vrouw vroeg wat er gebeurd was, zag ik dat de vrouw langzaam bij bewustzijn kwam. [2] Ik stelde de identiteit van de vrouw vast als [slachtoffer 2] . Ik hoorde dat [slachtoffer 2] zei: "Ik weet zeker dat ik gedrogeerd ben met GHB. Ik weet helemaal niets meer." De vrouw op de begane grond bleek te zijn [slachtoffer 1] . Ik zag twee kinderen in de woonkamer. [3]
[slachtoffer 1] heeft op 10 augustus 2019 blijkens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor aangeveronder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik hoorde beneden een harde bonk. Ik deed de deur naar de woonkamer open en ik zag dat [slachtoffer 2] op de grond lag, ze zat onder het bloed. In eerste instantie zag ik [verdachte] niet. Ineens stond hij achter mij. Ik kreeg een stoot tegen mijn oog aan. De eerste stoot was met zijn vuist. Hij raakte mij op het midden van mijn neus met deze klap. Ik viel naar achteren. Het bloed stroomde er meteen uit. Hij bleef op mijn hoofd slaan. De ene keer sloeg hij met zijn vuist en de andere keer met zijn vlakke hand. Hij raakte mij bij mijn rechteroog en bij mijn oog en oor en kaak. Ook voelde ik nog één of twee keer een knietje in mijn zij tegen mijn ribben. [4] [verdachte] pakte de wijnfles en goot een gedeelte van de inhoud over [slachtoffer 2] heen. Voordat ik het wist sloeg hij mij met de wijnfles op mijn voorhoofd bij mijn haargrens. Ik had daar toen een behoorlijk diepe bloedende wond. Hij sloeg met heel veel kracht. [slachtoffer 2] kwam bij en zei: “ [verdachte] , stoppen”. Ik hoorde een klap en ik zag dat [slachtoffer 2] heen en weer wiebelde en toen op de grond viel. [5] Hij heeft daarna [slachtoffer 2] op bed gelegd. Ik ben naar boven gegaan. Hij zei dat ik absoluut het huis niet mocht verlaten. Toen het op een gegeven moment echt stil was beneden, ben ik voorzichtig naar beneden gelopen. Ik zag dat hij weg was. Ik zag dat alle telefoons weg waren, de portemonnees van [slachtoffer 2] en mij waren leeg. Alle sleutels waren weg inclusief alle huissleutels en autosleutels. Alles was hermetisch afgesloten. Ik kon dus niet weg. [6]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik hoorde haar[de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ]
het volgende verklaren:
[verdachte] was in de woning. Het is afgelopen nacht helemaal misgegaan. Mijn vriendin die boven ligt is door hem knock-out geslagen. Ik ben afgelopen nacht rond 04:00 uur geslagen en geschopt door hem. Ik ben geslagen op mijn oog en ik ben geslagen met een wijnfles. Hierna voelde ik het bloed langs mijn hoofd stromen. Ik vroeg haar waarom zij niet eerder de politie had gebeld. Ik hoorde haar zeggen dat dit niet kon, omdat hij alle mobiele telefoons had afgepakt. Ook had hij de hele woning rondom afgesloten, zodat zij niet naar buiten konden. Ik hoorde haar verklaren dat hij ook alle internetverbindingen zou hebben afgesloten. Hierdoor kon zij geen contact met de buitenwereld hebben.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenhet volgende gerelateerd:
Op 9 augustus 2019 sprak ik in het ziekenhuis met [slachtoffer 2] en hoorde ik haar verklaren dat zij een harde klap op haar hoofd voelde en na de klap buiten bewustzijn raakte. [7]
[slachtoffer 2] heeft op 10 augustus 2019 blijkens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor aangeverhet volgende verklaard:
Ik ben wakker geworden op de woonkamervloer en ik zag dat er overal bloed lag. Hij[de rechtbank begrijpt: verdachte]
heeft me naar bed gebracht. Toen ik bijna sliep, moest ik van [verdachte] 7 spuitjes GHB innemen. Ik wilde dat niet en heb dat ook gezegd. Ik kon er niets tegen doen. Daarna weet ik niets meer totdat de politie mij wakker maakte. [8] Ik ben in het ziekenhuis geweest en in mijn oogkas bij mijn linkeroog zit een scheurtje. Verder mis ik een tand. [9]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd:
Op 9 augustus 2019 kreeg ik de opdracht te gaan naar de [adres] . Ik zag dat er in de woning twee kinderen zaten. Ik hoorde dat de kinderen onderweg vertelden dat ze waren wakker geworden en hoorden dat mama mishandeld werd. Ze zeiden dat ze hoorden dat mama met haar hoofd tegen een deur werd gebeukt door oom [verdachte] . [10]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd:
Ik hoorde [slachtoffer 1] zeggen dat [verdachte] al haar telefoons, iPad en sleutels had meegenomen. Ik hoorde [slachtoffer 1] zeggen dat zij om die reden niet direct contact op kon nemen met de politie. Ik hoorde [slachtoffer 1] zeggen dat [verdachte] zelf het modem van internet had meegenomen. [11] Toen ik in de woonkamer stond zag ik een man de tuin in kijken. Ik zag dat de persoon aan het signalement voldeed. Ik vroeg aan [slachtoffer 1] of het [verdachte] betrof. Ik hoorde [slachtoffer 1] zeggen dat het [verdachte] was. [12]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd:
Tijdens de aanhouding van verdachte [verdachte] zag ik dat hij diverse goederen en tassen bij zich droeg. In een tas die verdachte bij zich droeg, zag ik een modem. Toen ik vervolgens in de woning in de meterkast keek zag ik diverse losse internetkabels hangen. [13]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd:
Ik hoorde dat de verdachte in de achtertuin van de woning stond. [14] Ik zag dat een man in de steeg liep die aan het opgegeven signalement voldeed. [15] Ik zag dat de man tassen bij zich droeg. In de heuptas trof ik de identiteitsbewijzen van de vrouwen uit de woning aan. [16]
Uit een zich in het dossier bevindende beslaglijst volgt dat onder verdachte telefoons, sleutels een tablet, geld en een rijbewijs en bankpas op naam van [slachtoffer 1] in beslag zijn genomen. [17] Uit het door verbalisant [verbalisant 7] opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenvolgt dat van in elk geval één van die telefoons is komen vast te staan dat die aan [slachtoffer 2] toebehoort. Die telefoon is samen met een op haar naam gestelde bankpas en persoonskaart aan haar teruggegeven. [18]
Uit de geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 1] van 9 augustus 2019 volgt dat haar letsel onder meer bestaat uit een snijwond op het voorhoofd, een schedelfractuur (een impressiefractuur, ontstaan doordat het schedelbot door geweld naar binnen is ingedeukt) en een fractuur van de oogkasbodem. [19]
Uit de geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 2] van 14 augustus 2019 volgt dat haar letsel wordt omschreven als ernstig letsel. Haar letsel bestaat onder meer uit een breuk in het linker jukbeen, enkele barstwonden in het gelaat en een afgebroken tand. [20]
Bewijsmiddelen ten aanzien het onder 7 ten laste gelegde [21]
Ter terechtzitting van 11 december 2020
heeft verdachte verklaarddat hij [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [A] meermalen vanuit de Penitentiaire Inrichting Lelystad heeft gebeld.
Verbalisant [verbalisant 8] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd:
Datum: 17 augustus 2019. [verdachte] belt [slachtoffer 1] .Samenvatting gesprek: [verdachte] zegt dat [slachtoffer 1] moet zeggen: luister, ik trek het niet meer, ik wil nu bij de rechter-commissaris onder ede een verklaring afleggen want wij hebben niet de waarheid gesproken. Wij hebben een valse verklaring afgelegd, wij zijn onder druk gezet. [verdachte] zegt dat [slachtoffer 1] gewoon de waarheid gaat zeggen. [verdachte] zegt dat als hij in zijn vingers knipt krijgt [slachtoffer 2] haar dochter nooit meer terug en [slachtoffer 1] haar kinderen niet. [22] [verdachte] zegt dat hij alles heeft opgenomen. [verdachte] zegt dat hij dat hij alleen het UWV hoeft te bellen en dan wordt de Wajong ingetrokken en heeft zij een groot probleem. Illegale prostitutie, woning en dan ziet zij haar kinderen nooit meer terug. [23]
Datum: 18 augustus 2019. [verdachte] belt [slachtoffer 1] .
[verdachte] zegt dat hij wil dat er een afspraak gemaakt wordt bij de rechter-commissaris. [24]
Datum: 21 augustus 2019. [verdachte] belt [A] en later geeft [A] de telefoon aan [slachtoffer 2] .[verdachte] zegt dat [slachtoffer 2] naar het politiebureau moet gaan en dat zij de waarheid moet gaan vertellen. [verdachte] zegt dat [A] en [slachtoffer 2] moeten zorgen dat hij eruit komt. [verdachte] zegt dat zij haar verklaring in moet trekken. [verdachte] zegt dat [slachtoffer 2] naar het politiebureau moet gaan en dat ze anders [dochter] kwijt is. [25] [verdachte] zegt dat ze vandaag naar het politiebureau moet gaan en gaat zeggen dat hij niet degene is die dit haar heeft aangedaan. [verdachte] zegt dat zij naar het politiebureau moet gaan om te zorgen dat hij eruit komt. [verdachte] zegt dat zij moet zeggen dat ze voor 100 procent zeker weet dat hij niet degene is die haar dit heeft aangedaan, dit moet vandaag want morgen is de raadkamer. [26]
Datum: 22 augustus 2019. [verdachte] belt [A] .
[verdachte] zegt dat hij vandaag raadkamer heeft en als [slachtoffer 2] niet voor die tijd bij het politiebureau is geweest en hij krijgt 90 dagen, dan heeft iedereen een probleem. [verdachte] zegt dat als [A] [slachtoffer 2] spreekt moet zeggen dat [dochter] graag wil dat mama blijft dus dat mama naar het politiebureau moet gaan. [27]
Datum: 27 augustus 2019. [verdachte] belt [A] .
[verdachte] zegt dat hij wil dat [A] [slachtoffer 2] naar het politiebureau brengt. [A] moet tegen haar zeggen dat ze moet zeggen dat [verdachte] niks heeft gedaan. [28]
Datum: 31 augustus 2019. [verdachte] belt [A] en [slachtoffer 2] komt ook aan de telefoon. [29]
[verdachte] zegt dat hij slechte dingen gaat doen als hij niet heel snel bij zijn dochter is en dat zijn dingen waarvoor hij nooit meer vrijkomt. [30]
Datum: 1 september 2019. [slachtoffer 1] belt [verdachte] .[verdachte] zegt dat hij iedereen gefilmd en gefotografeerd heeft en als dat soort dingen bij instanties terecht komen… [verdachte] zegt dat mensen niet bang hoeven te zijn dat hij dat soort dingen tegen hun gaat gebruiken, maar dat hij dit wel kan doen. [31]
Vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 primair ten laste gelegde poging doodslag niet bewezen kan worden verklaard. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat verdachte eenmaal met een intacte en ten minste voor een deel geleegde wijnfles heeft geslagen op het voorhoofd van [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ), bij de haargrens. Verdachte heeft het slachtoffer tevens met zijn vuist en vlakke hand op haar hoofd en oog geslagen. Hoewel het een feit van algemene bekendheid is dat het hoofd een kwetsbaar lichaamsdeel is, kan naar het oordeel van de rechtbank op basis van de bewezen geweldshandelingen, en het letsel van het slachtoffer, niet worden vastgesteld dat dit de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft opgeleverd. De rechtbank kan namelijk niet vaststellen hoe hard verdachte heeft geslagen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 ten laste gelegde
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de gebezigde bewijsmiddelen de onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden.
De rechtbank gaat voorbij aan het door de raadsman gevoerde verweer dat alle verklaringen van [slachtoffer 1] vanwege de onbetrouwbaarheid daarvan niet voor het bewijs mogen worden gebezigd. [slachtoffer 1] is teruggekomen op haar eerste verklaringen, afgelegd op 9 augustus 2019 direct na het voorval en op 10 augustus 2019 bij het verhoor als aangever. Op 20 augustus 2019 bij de politie en op 9 juli 2020 bij de rechter-commissaris heeft zij een gewijzigde verklaring afgelegd. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de eerste verklaringen die [slachtoffer 1] op 9 en 10 augustus 2019 heeft afgelegd. De verankering van de juistheid van die verklaringen wordt gevonden in: 1. de omstandigheid dat zij direct na het voorval aan verbalisanten, die door haarzelf gealarmeerd waren, heeft verklaard dat het verdachte is geweest die zich aan zware mishandeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal heeft schuldig gemaakt, 2. de voor het bewijs gebezigde verklaringen van [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 2] ), 3. de mededelingen over oom [verdachte] die de kinderen van [slachtoffer 1] tegen verbalisant [verbalisant 4] hebben gedaan, en 4. de omstandigheid dat het verdachte was die kort na de melding door [slachtoffer 1] is aangehouden, terwijl hij in bezit was van allerlei persoonlijke spullen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De rechtbank acht de eerste verklaringen die [slachtoffer 1] heeft afgelegd dan ook betrouwbaar en bezigt die voor het bewijs van het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 ten laste gelegde. De rechtbank overweegt daarbij dat zij niet de indruk heeft dat [slachtoffer 1] iemand is die, zoals verdachte heeft gesteld ‘er maar op los verklaart’ maar iemand die haar initiële, voor verdachte belastende, verklaring heeft aangepast uit vrees voor verdachte.
De overige door de raadsman gevoerde (bewijs)verweren worden weerlegd door de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen.
Ten aanzien van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling van [slachtoffer 1]
De rechtbank kwalificeert het letsel dat [slachtoffer 1] heeft opgelopen als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. Naast de in artikel 82 genoemde gevallen is hiervan sprake als het letsel betreft dat in het dagelijks spraakgebruik als zwaar wordt benoemd. Of hiervan sprake is hangt af van de aard van het letsel, de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Het ten laste gelegde letsel dat [slachtoffer 1] heeft bekomen – een schedelfractuur, een gebroken oogkasbodem en een snijwond op het voorhoofd – wordt in het dagelijks spraakgebruik zwaar genoemd, dus kan als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht worden aangemerkt. De rechtbank leidt het opzet van verdachte op het toebrengen van dat zwaar lichamelijk letsel af uit zijn handelen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat het hoofd kwetsbaar is. Desalniettemin heeft verdachte met een wijnfles tegen haar hoofd geslagen en haar met zijn vuist en vlakke hand klappen tegen haar hoofd, waaronder oog, gegeven.
Ten aanzien van de onder 4 primair ten laste gelegde zware mishandeling van [slachtoffer 2]
Ook het door [slachtoffer 2] opgelopen letsel, een scheur in de linkeroogkas, een snijwond op het hoofd en een afgebroken tand, moet als zwaar lichamelijk letsel worden gekwalificeerd. Doordat verdachte meermaals tegen haar hoofd heeft geslagen/gestompt, stelt de rechtbank vast dat hij hierop ook opzet heeft gehad.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het laatste onder 4 primair ten laste gelegde gedachtestreepje (het toedienen van GHB, althans in een staat van bewusteloosheid brengen). De partiële vrijspraak van dit onderdeel is niet gelegen in het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs, maar in de wijze waarop de tenlastelegging is opgesteld. Immers kan niet worden gesteld dat [slachtoffer 2] het in de tenlastelegging omschreven zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen doordat aan haar een hoeveelheid GHB is toegediend, dan wel doordat zij in een staat van bewusteloosheid is gebracht.
Ten aanzien van de onder 5 ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 2]
De rechtbank gaat voorbij aan het door de raadsman gevoerde verweer dat van een voltooiing van het ten laste gelegde geen sprake is, omdat [slachtoffer 2] vanwege de omstandigheid dat zij buiten bewustzijn is geweest geen wetenschap heeft gehad van de opgeworpen belemmering in haar vrijheid van beweging.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, nadat hij (zowel [slachtoffer 1] als) [slachtoffer 2] ernstig had mishandeld en zij door zijn toedoen buiten bewustzijn was, [slachtoffer 2] (alsmede [slachtoffer 1] en haar kinderen) heeft opgesloten in de woning door de deuren af te sluiten en alle communicatiemiddelen mee te nemen. Door dit handelen van verdachte was het (zo goed als) onmogelijk de woning te verlaten of hulp in te schakelen. Dat [slachtoffer 2] vanwege de omstandigheid dat zij buiten bewustzijn was zelf daartoe hoe dan ook niet in staat was maakt dat niet anders. Verdachte heeft [slachtoffer 2] aan haar lot over gelaten en het ook anderen bijna onmogelijk gemaakt [slachtoffer 2] uit de woning te krijgen of hulp voor [slachtoffer 2] in te schakelen.
Ten aanzien van de onder 7 ten laste gelegde beïnvloeding van de getuigen
Het verweer van de raadsman dat uit de veelvuldige aan getuigen gerichte oproepen van verdachte om naar waarheid te verklaren niet volgt dat verdachte de verklaringsvrijheid van die getuigen wilde beïnvloeden, slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de aard van de bewoordingen die verdachte heeft geuit dat hij zich kennelijk tegen die getuigen heeft geuit om hun vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter en/of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden. Dat die beïnvloeding door verdachte effect heeft gehad, blijkt bovendien uit de voor verdachte ontlastende verklaring die [slachtoffer 2] op 11 september 2019 heeft afgelegd. Uit de door [slachtoffer 2] op 23 juli 2020 bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring blijkt dat zij haar initiële en voor verdachte belastende verklaring heeft aangepast uit vrees voor verdachte. Zij heeft verklaard dat zij door verdachte is gehersenspoeld, onder meer doordat hij zei dat hij haar alles kon afnemen, zo ook haar dochter. [32]
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het beïnvloeden van de verklaringsvrijheid van de getuige [A] . Weliswaar heeft verdachte deze getuige een aantal keren gebeld, maar uit het dossier blijkt niet dat verdachte invloed heeft proberen uit te oefenen op hetgeen [A] zou gaan verklaren.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
op 9 augustus 2019 te Almere aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten letsel aan het hoofd, waaronder een schedelfractuur en een gebroken oogkasbodem en een snijwond op het voorhoofd, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] met een wijnfles op het hoofd te slaan en die [slachtoffer 1] meermalen op het hoofd en/of het lichaam te slaan en stompen en schoppen;
ten aanzien van feit 2:
op 9 augustus 2019 te Almere opzettelijk [slachtoffer 1] en meerdere kinderen wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden door (grof) geweld op die [slachtoffer 1] uit te oefenen en (vervolgens) meerdere communicatiemiddelen en sleutels af te nemen en de internetverbinding uit te schakelen en (vervolgens) de woning rondom af te sluiten;
ten aanzien van feit 3:
op 9 augustus 2019 te Almere een of meerdere (mobiele) telefoon(s) en de inhoud van een portemonnee en huissleutel(s) en autosleutel(s), die geheel aan een ander toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van feit 4 primair:
op 9 augustus 2019 te Almere aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten letsel aan het hoofd, waaronder een scheur in de linkeroogkas en snijwond op het hoofd en een afgebroken tand, heeft toegebracht door meermalen te slaan en/of stompen op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] ;
ten aanzien van feit 5:
op of omstreeks 9 augustus 2019 te Almere opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door (grof) geweld op die [slachtoffer 2] uit te oefenen en (vervolgens) meerdere communicatiemiddelen en sleutels af te nemen en de internetverbinding uit te schakelen en (vervolgens) de woning rondom af te sluiten;
ten aanzien van feit 6:
op 9 augustus 2019 te Almere een of meerdere mobiele telefoon(s) en de inhoud van een portemonnee en een bankpas en een persoonskaart en sleutel(s), die geheel aan een ander toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van feit 7:
op tijdstippen in de periode van 12 augustus 2019 tot en met 1 september 2019 te Lelystad opzettelijk mondeling zich jegens [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid te verklaren of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij, verdachte, (telkens) wist of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, door
- meerdere malen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en [A] (vanuit de PI) te bellen dat die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hun verklaringen moeten intrekken en/of wijzigen en die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] op te dragen wat zij bij de politie moeten verklaren en (daarbij) de woorden toe te voegen, zakelijk weergegeven:
- dat hij maar in zijn vinger hoeft te knippen om ervoor te zorgen dat [slachtoffer 2] haar kind nooit meer te zien zal krijgen en haar kind niet meer terugkrijgt en dat die [slachtoffer 1] haar kinderen ook niet meer mag zien en
- dat hij alleen maar de prostitutiepraktijken hoeft te melden en dat [slachtoffer 1] dan haar Wajong-uitkering kwijt is en
- dat hij iedereen heeft gefilmd en gefotografeerd en dat die beelden bij instanties terecht kunnen komen en
- dat als hij 90 dagen krijgt, iedereen een probleem heeft, vooral [slachtoffer 2] en haar kind en
- dat hij slechte dingen gaat doen waarvoor hij nooit meer vrij komt en
- dat die [A] met [slachtoffer 2] naar het politiebureau moet gaan en dat die [slachtoffer 2] moet zeggen dat hij niks heeft gedaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 primair, 5, 6 en 7 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 4 primair, telkens:
zware mishandeling;
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3 en feit 6, telkens:
diefstal;
ten aanzien van feit 5:
opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden;
ten aanzien van feit 7:
opzettelijk mondeling zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van zeven jaren, met aftrek van het voorarrest, en om daarnaast aan verdachte op te leggen de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege (hierna: tbs-maatregel).
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat in geval van strafoplegging dient te worden volstaan met oplegging van een gevangenisstraf van een duur die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de tbs-maatregel niet aan verdachte dient te worden opgelegd. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het meest recente rapport daar geen aanknopingspunten voor biedt. Daarnaast heeft hij aangevoerd dat die maatregel ook niet aan verdachte kan worden opgelegd op grond van eerdere over hem opgemaakte rapporten, die verschillende rechtbanken en gerechtshoven eerder kennelijk geen aanleiding hebben gegeven om aan verdachte de tbs-maatregel op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in zeer korte tijd ernstig agressief en ongeremd gedragen en zich schuldig gemaakt aan zeven strafbare feiten. Hij heeft zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] zwaar mishandeld. Die mishandelingen vonden plaats in de woning van [slachtoffer 1] . Dit is bij uitstek een plek waar [slachtoffer 1] , en overigens ook [slachtoffer 2] , zich veilig zouden moeten kunnen voelen. In die woning waren op dat moment ook twee jonge kinderen van [slachtoffer 1] aanwezig. Dat de kinderen hebben meegekregen dat verdachte hun moeder heeft mishandeld, moet zeer beangstigend voor hen zijn geweest. Daarna heeft verdachte aan [slachtoffer 2] een zodanige hoeveelheid GHB toegediend dat zij het bewustzijn verloor. Vervolgens heeft hij beide gewonde vrouwen aan hun lot overgelaten en hen met de jonge kinderen zonder communicatiemiddelen in het huis opgesloten, kennelijk met het doel om te voorkomen dat zij hulp konden inschakelen. Hierdoor werden de vrouwen ook afgesloten van medische hulp.
Zelfs vanuit de Penitentiaire Inrichting heeft [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet met rust gelaten. Met dreigementen heeft hij hen zodanig onder druk gezet dat zij voor hem ontlastende verklaringen hebben afgelegd. Verdachte heeft aldus zijn slachtoffers ingezet om onder een veroordeling voor de door hem tegen hen gepleegde feiten uit te komen. Dit getuigt van geen enkel respect richting de slachtoffers en toont aan dat verdachte enkel en alleen bezig is met de gevolgen die zijn gedragingen mogelijk voor hemzelf zouden kunnen hebben. Gebleken is dat het handelen van verdachte op [slachtoffer 2] een grote impact heeft gehad en nog steeds heeft. Uit de processen-verbaal van de verbalisanten die ter plaatse kwamen blijkt ook hoezeer [slachtoffer 1] voor verdachte vreesde. Verdachte ontkent de feiten en neemt geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen. De rechtbank rekent verdachte dit alles zeer zwaar aan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van een de verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 26 mei 2020, waaruit blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, waaronder voor mishandeling en diefstal. Aan verdachte opgelegde vrijheidsstraffen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw misdrijven te plegen. Nog geen twee weken nadat verdachte uit detentie was gekomen, heeft hij zich schuldig gemaakt aan de misdrijven waarop dit vonnis betrekking heeft. Evenwel houdt de rechtbank er bij de strafoplegging rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezen verklaarde op 13 december 2019 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf van acht maanden (parketnummer 21/002693-18) en een gevangenisstraf van veertien maanden (parketnummer 21/006721-16). De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Daarnaast heeft de rechtbank onder meer kennisgenomen van de volgende over verdachte opgemaakte rapportages:
  • een Pro Justitia psychiatrisch rapport van 22 januari 2020, opgemaakt door J. van der Meer, psychiater;
  • een Pro Justitia psychologisch rapport van 5 februari 2020, opgemaakt door S.H. van Schagen, psycholoog;
  • een rapportage van het Pieter Baan Centrum van 6 november 2020, opgemaakt door R. Haveman, psycholoog, en L.J.H. Kuipers, psychiater;
  • een reclasseringadvies van 17 november 2020, opgesteld door L. van Steenbergen, reclasseringswerker bij GGZ Reclassering Fivoor.
Uit het hiervoor genoemde psychiatrisch rapport van 22 januari 2020 en het psychologisch rapport van 5 februari 2020 volgt dat verdachte heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan zowel het psychiatrisch als het psychologisch onderzoek. Om die reden kon door de gedragsdeskundigen niet worden beoordeeld of verdachte ten tijde van het hem ten laste gelegde lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
De rechter-commissaris heeft op 10 maart 2020 bevolen dat verdachte ter observatie diende te worden opgenomen in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC). De opname heeft plaatsgevonden van 3 augustus 2020 tot 11 september 2020. Psycholoog Haveman en psychiater Kuipers hebben geprobeerd een onderzoek in te stellen naar de geestvermogens van verdachte, waarover zij hebben gerapporteerd in voornoemd rapport van 6 november 2020. Ook aan het onderzoek in het PBC heeft verdachte zijn medewerking geweigerd.
De rechtbank heeft, gelet op de weigerachtigheid van verdachte om mee te werken aan voornoemde onderzoeken, ook acht geslagen op de volgende eerder over verdachte uitgebrachte rapportages:
  • een Pro Justitia psychologisch rapport van 21 juli 2016, opgemaakt door R. Bout, psycholoog;
  • een rapportage van het PBC van 29 maart 2018, opgemaakt door M.D. Beijer-Holtman, psycholoog, en T. den Boer, psychiater;
  • een Pro Justitia psychologisch en psychiatrisch rapport van 2 juli 2019, opgemaakt door M.D. Beijer-Holtman, psycholoog, en T. den Boer, psychiater.
Aan voornoemd onderzoek van psycholoog Bout van 21 juli 2016 heeft verdachte meegewerkt. In dit onderzoek wordt verdachte omschreven als een man die gericht is op de bevrediging van zijn behoeften op korte termijn en daarbij onvoldoende rekening houdt met de grenzen van anderen. Verder is er sprake van impulsiviteit, een gebrekkige gewetensfunctie en het ontbreekt verdachte aan een gedegen toekomstplanning. Ook is er sprake van cocaïne afhankelijkheid. Volgens de psycholoog is bij verdachte geen sprake van een psychiatrische stoornis, maar wel van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, namelijk dat hij lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
In de periode van 29 januari 2018 tot 16 maart 2018 is verdachte ook ter observatie opgenomen geweest in het PBC. Verdachte heeft hij zijn medewerking aan het onderzoek niet geheel geweigerd. Psycholoog Beijer-Holtman en psychiater Den Boer schrijven in hun rapport dat leven van verdachte zich kenmerkt door een duurzaam patroon, met minachting voor de grenzen van de wet, een verstoorde gewetensfunctie, beperkt verantwoordelijkheidsbesef en een patroon van gebruik maken van de ander. Tevens worden narcistische kenmerken gezien, zoals het zichzelf beter of grootser voordoen, het weghouden van onwelgevallige aspecten en verongelijktheid als hij onvoldoende gezien wordt op de wijze waarop hij zichzelf wil presenteren. Borderline kenmerken worden gezien in de grilligheid van de emoties die hij ervaart, hoewel deze ook deels worden ingezet. Tevens wordt een zeer kwetsbare of diffuse identiteit gezien bij verdachte. Tot slot worden in zijn presentatie theatrale kenmerken gezien, waaronder het zeer fors inzetten van klachten en het op haast regressieve wijze roepen om hulp. Voorts beschrijven de deskundigen forse middelenproblematiek. De deskundigen komen tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, te weten een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische, borderline en theatrale kenmerken. Daarnaast is er bij verdachte sprake van ernstige verslavingsproblematiek, waaronder problematisch gebruik van cannabis en GHB. De deskundigen concluderen dat de verslavingsproblematiek niet los kan worden gezien van de ernstige persoonlijkheidsproblematiek van verdachte. Tot slot concluderen zij dat de persoonlijkheidsproblematiek en de daarmee samenhangende stoornis in het middelengebruik een duurzaam patroon vormen.
Aan het aanvullende psychologisch en psychiatrisch onderzoek door Beijer-Holtman en Den Boer, waarvan bovengenoemd rapport van 2 juli 2019 is opgemaakt, heeft verdachte beperkt medewerking verleend. Beijer-Holtman en Den Boer concluderen dat zij in het aanvullend onderzoek geen aanwijzing hebben gevonden die maakt dat de diagnostiek in het rapport van 29 maart 2018 als niet valide moet worden beschouwd. Zij herhalen hun eerdere conclusie: bij verdachte is duurzaam sprake van een ernstige persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische, borderline en theatrale kenmerken en daarnaast is er bij hem sprake van ernstige verslavingsproblematiek, waaronder problematisch gebruik van cannabis en GHB.
Oplegging van de tbs-maatregel
De vraag die de rechtbank voorligt is of een tbs-maatregel met dwangverpleging aangewezen is. De verdachte, bij wie tijdens het begaan van het feit (i) een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, kan ter beschikking kan worden gesteld indien sprake is van (ii) een misdrijf genoemd in artikel 37a, lid 1, onder 1 Sr en (iii) de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen dit eist.
I: Gebrekkige ontwikkeling of stoornis van de geestvermogens:De rechtbank volgt gedragsdeskundigen Beijer-Holtman en Den Boer in hun hierboven genoemde conclusie en legt die ten grondslag aan haar oordeel. De rechtbank betrekt daarbij dat de deskundigen Haveman en Kuipers, die verdachte in 2020 in het PBC hebben geobserveerd, aangeven dat er geen aanwijzingen zijn gevonden dat de eerder gestelde diagnoses herziening behoeven en dat er op het moment van het ten laste gelegde aldus sprake was van een gebrekkige ontwikkeling en een stoornis in het gebruik van (ten minste) GHB en cannabis. Nu de gediagnosticeerde persoonlijkheidsstoornis van verdachte onbehandeld is gebleven, is de rechtbank van oordeel dat deze stoornis, die volgens de gedragsdeskundigen duurzaam van aard is, nog steeds aanwezig is en ook ten tijde van het bewezen verklaarde aanwezig was.
II: Een misdrijf genoemd in artikel 37a lid 1, onder 1 Sr:
De rechtbank stelt vast dat de door verdachte begane feiten misdrijven als bedoeld in artikel 37a, eerste lid aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht betreffen, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
III: De veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen:
Wat betreft het risico op recidive heeft geen van de genoemde gedragsdeskundigen gelet op de ontkennende dan wel weigerende houding van verdachte en/of het ontbreken van doorwerking van de pathologie van verdachte in ten laste gelegde feiten concrete uitspraken kunnen doen. Beijer-Holtman en Den Boer hebben meer in zijn algemeenheid wel opgemerkt dat zij inzage hebben gekregen in de zeer uitgebreide justitiële voorgeschiedenis van verdachte en dat zij in zijn leefpatroon, waaronder zijn ernstige verslavingsproblematiek, een groot risico op het vervallen in een patroon van contacten met justitie, in de vorm van feiten zoals beschreven in het uittreksel justitiële documentatie, zien. Om een keer te brengen in deze steeds weer terugkerende cirkel is aandacht nodig voor de ernstige verslaving van verdachte, zijn kwetsbaarheden vanuit zijn persoonlijkheidsproblematiek en zijn sociaal-maatschappelijke omstandigheden. Een behandeling in een verslavingskliniek met oog voor de persoonlijkheidspathologie en als doel resocialisatie kan hieraan mogelijk bijdragen. Haveman en Kuipers schrijven in hun rapport dat vanwege de weigerende houding van verdachte geen gestandaardiseerde risicotaxatie kon worden verricht. Zij merken op dat in algemene zin kan worden gesteld dat de vastgestelde gebrekkige ontwikkeling verdachte kwetsbaar en beïnvloedbaar kan maken in zijn denken en handelen, zeker wanneer daarnaast ook sprake is van gebruik van middelen.
L. van Steenbergen concludeert in het reclasseringsadvies van 17 november 2020 dat indien het ten laste gelegde tot een bewezenverklaring leidt, een voorwaardelijk strafdeel als ontoereikend wordt beschouwd. Een voorwaardelijke veroordeling kent voor zowel het noodzakelijk geachte klinische als het daaropvolgende resocialisatietraject te weinig borging. Gelet op het hoge recidiverisico is het onverantwoord om de mogelijkheid te aanvaarden dat verdachte een strafrestant kan uitzitten waarna hij zonder behandelinterventie, en aansluitend resocialisatietraject, terugkeert in de maatschappij. Tevens wordt de slagingskans van de maatregel tbs met voorwaarden als verwaarloosbaar ingeschat. GGZ Reclassering Fivoor heeft geen enkel aanknopingspunt om te mogen verwachten dat betrokkene zich (blijvend) kan conformeren aan de geformuleerde, doch afgeraden, voorwaarden binnen de bijbehorende tbs-modaliteit. Naast de gewichtige inhoudelijke contra-indicaties, ten aanzien van een voorwaardelijke veroordeling of maatregel, is de praktische haalbaarheid uitgesloten. Het niet kunnen verwezenlijken van een plaatsingsindicatie belet dit. Indicatiestelling Forensische Zorg (IFZ), geraadpleegd op 2 november 2020, heeft laten weten dat er onvoldoende duidelijkheid bestaat rondom actuele diagnostiek, de risicotaxatie én de toerekeningsvatbaarheid om een indicatie af te kunnen geven. Alles overziend bepleit het gewelddadige delictpatroon, de ernstige verslavingsproblematiek en de vastgestelde persoonlijkheidsstoornis een gedwongen behandelinterventie, met bijpassend stringent resocialisatietraject. De weigerachtige houding ten aanzien van het pro Justitia- en reclasseringsrapport maakt een advies tot een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege onontbeerlijk, indien de ten laste gelegde feiten tot een bewezenverklaring leiden.
Gelet op de aard en ernst van de feiten waaraan verdachte zich heeft schuldig gemaakt – zonder kennelijke aanleiding – bezien in het licht van de in voornoemde rapportages beschreven persoonlijkheidsstoornis en verslavingsproblematiek van verdachte en de overwegingen van de gedragsdeskundigen over de risico’s op herhaling zonder behandeling, die de rechtbank mede beziet tegen de achtergrond van de justitiële documentatie van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de tbs-maatregel eist. De rechtbank neemt hierin mee dat de ernst van de geweldsincidenten in de loop van de tijd is toegenomen, hetgeen onder meer bevestiging vindt in het justitiële uittreksel en de thans bewezenverklaarde feiten. Verdachte heeft door te volharden in zijn weigering medewerking te verlenen aan met het oog op rapportage door gedragsdeskundigen te verrichten onderzoek, iedere opening naar een onderzoek naar het bestaan van alternatieve, minder vergaande modaliteiten van beteugeling van herhalingsgevaar onmogelijk gemaakt.
De rechtbank overweegt dat het, gezien de gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens van verdachte, de noodzaak tot behandeling hiervan, de weigerachtige houding van verdachte ten opzichte van een dergelijke behandeling, de omvangrijke justitiële documentatie van verdachte en het door de reclasseringswerker als hoog ingeschatte recidiverisico, onverantwoord is om verdachte onbehandeld te laten terugkeren in de maatschappij. De rechtbank is dan ook van oordeel dat oplegging van de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege noodzakelijk is, omdat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen dat eist.
De rechtbank overweegt voorts dat de tbs-maatregel mede zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht waren tegen of gevaar hebben veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel is daarom niet in tijd beperkt.
Gevangenisstraf
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de aard en ernst van de strafbare feiten en de persoon van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat vanuit een oogpunt van normbevestiging, vergelding en generale preventie daarnaast oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden is. De straf zal echter van een minder lange duur zijn dan door de officier van justitie is gevorderd. Daartoe overweegt de rechtbank dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit en dat voor zover de bestraffing mede ter beveiliging dient, dat doel toereikend wordt nagestreefd met de aan verdachte op te leggen tbs-maatregel. Alles afwegende zal de rechtbank verdachte ook veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.419,77, bestaande uit € 419,77 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4, 5 en 6 ten laste gelegde, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de verzochte schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gelet op de door hem bepleite vrijspraak primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard. Subsidiair heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de diagnose van de benadeelde partij in de brief van GGZ Centraal (bijlage 1 bij de vordering) niet past bij het aan verdachte ten laste gelegde. Omdat de ten behoeve van de vordering overgelegde stukken vragen oproepen over het verband tussen de klachten van de benadeelde partij en het handelen van verdachte, levert de behandeling van het immateriële deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op. Meer subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering wat betreft het immateriële deel dient te worden gematigd, aangezien het moeten ondergaan van de PEP-kuur door de benadeelde partij als het meest belastend is ervaren, terwijl het moeten ondergaan daarvan geen verband houdt met het aan verdachte ten laste gelegde.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als het gevolg van het hiervoor onder 4 primair, 5 en 6 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade heeft geleden. Deze materiële schade is voldoende onderbouwd. De rechtbank waardeert deze materiële schade, zoals ook is gevorderd, op € 419,77 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling.
Voorts staat vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 primair, 5 en 6 bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft immers zwaar lichamelijk letsel opgelopen, en daarbij komt dat verdachte op intimiderende wijze zeer ernstige inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer, één en ander als bedoeld in artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek. Gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank op dit moment een immateriële schade ter hoogte van € 3.000,00 aannemelijk geworden, en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Ook deze immateriële schade wordt vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 augustus 2019. De benadeelde partij wordt voor het meer gevorderde niet ontvankelijk verklaard, nu nadere onderbouwing van deze schadepost zal leiden tot aanhouding van de strafzaak en daarmee tot een onevenredige belasting van het strafgeding.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht, op de wijze zoals hieronder is opgenomen.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 14 maart 2016 met parketnummer 16/026057-16 is verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vier weken voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten en om die reden zal de voorwaardelijk opgelegde straf alsnog ten uitvoer gelegd worden. De omstandigheid dat de vordering tot tenuitvoerlegging reeds is toegewezen bij het nog niet onherroepelijk geworden arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 december 2019 (parketnummer 21/002693-18) staat daar niet aan in de weg.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 57, 63, 282, 285a, 302 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 primair, 5, 6 en 7 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 primair, 5, 6 en7 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 primair, 5, 6en 7 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
drie (3) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 3.419,77;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat
€ 3.419,77 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet-betaling aan te vullen met vierenveertig (44) dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partij dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/026057-16
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 14 maart 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier (4) weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.M.A. Sinnige, voorzitter, mrs. H.B.W. Beekman en
N. van Esch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Valk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 december 2020.
mrs. V.M.A. Sinnige, N. van Esch en A.S. Valk zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 augustus 2019 te Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer 1] met een wijnfles, althans enig(e) voorwerp(en) op het hoofd heeft geslagen en/of meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer 1] op het hoofd en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 augustus 2019 te Almere aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten letsel aan het hoofd, waaronder een schedelfractuur en/of een gebroken oogkasbodem en/of een snijwond op het voorhoofd, heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer 1] met een wijnfles, althans enig(e) voorwerp(en) op het hoofd te slaan en/of die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal op het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of stompen en/of schoppen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 augustus 2019 te Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer 1] met een wijnfles, althans enig(e) voorwerp(en) op het hoofd heeft geslagen en/of meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer 1] op het hoofd en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 9 augustus 2019 te Almere opzettelijk [slachtoffer 1] en/of een of meerdere kinderen wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
door (grof) geweld op die [slachtoffer 1] uit te oefenen en/of (vervolgens) een of meerdere telefoons en/of communicatiemiddelen en/of sleutels af te nemen en/of de internetverbinding(en) uit te schakelen en/of (vervolgens) de woning rondom af te sluiten;
3.
hij op of omstreeks 9 augustus 2019 te Almere een of meerdere (mobiele) telefoon(s) en/of de inhoud van een of meerdere portemonnee(s) en/of huissleutel(s) en/of autosleutel(s), in
elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op of omstreeks 9 augustus 2019 te Almere aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten letsel aan het hoofd, waaronder een scheur in de linkeroogkas en/of snijwond op het hoofd en/of een afgebroken tand, heeft toegebracht door
- meermalen, althans eenmaal met een of meer voorwerpen en/of vuisten te slaan en/of stompen en/of schoppen op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of
- die [slachtoffer 2] een hoeveelheid GHB toe te dienen, althans in een staat van bewusteloosheid te brengen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 augustus 2019 te Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meermalen, althans eenmaal met een of meer voorwerpen en/of vuisten tegen/op het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt
- die [slachtoffer 2] een hoeveelheid GHB heeft toegediend, althans in een
staat van bewusteloosheid heeft gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op of omstreeks 9 augustus 2019 te Almere opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door (grof) geweld op die [slachtoffer 2] uit te oefenen en/of (vervolgens) een of meerdere telefoons en/of communicatiemiddelen en/of sleutels af te nemen en/of internetverbinding(en) uit te schakelen en/of (vervolgens) de woning rondom af te sluiten;
6.
hij op of omstreeks 9 augustus 2019 te Almere een of meerdere mobiele telefoon(s) en/of de inhoud van een of meerdere portemonnee(s) een bankpas en/of een persoonskaart en/of
sleutel(s), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
7.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 augustus 2019 tot en met 20 september 2019 te Lelystad opzettelijk (telkens) mondeling, door gebaren, bij geschrift en/of afbeelding zich jegens [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [A] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid te verklaren of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij, verdachte, (telkens) wist of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, door
- veelvuldig, althans een of meerdere malen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [A] (vanuit de PI) te bellen dat die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] haar/hun verklaringen moeten intrekken en/of wijzigen en/of die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [A] op te
dragen wat hij/zij bij de politie moet(en) verklaren en/of (daarbij) de woorden toe te voegen -zakelijk weergegeven-:
- dat hij maar in zijn vinger hoeft te knippen om er voor te zorgen dat [slachtoffer 2] haar kind nooit meer te zien zal krijgen en/of haar kind niet meer terug krijgt en/of dat die [slachtoffer 1] haar kinderen ook niet meer mag zien en/of
- dat hij alleen maar de prostitutiepraktijken hoeft te melden en dat [slachtoffer 1] dan haar Wajong-uitkering kwijt is en/of
- dat hij iedereen heeft gefilmd en gefotografeerd en dat die beelden bij instanties terecht kunnen komen en/of
- dat als hij 90 dagen krijgt, iedereen een probleem heeft, vooral [slachtoffer 2] en haar kind en/of
- dat hij agressief is en dat hij slechte dingen gaat doen waarvoor hij nooit meer vrij komt en/of
- dat die [A] met [slachtoffer 2] naar het politiebureau moet gaan en dat die [slachtoffer 2] moet zeggen dat hij niks heeft gedaan.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2019228882, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 426. Dit eind proces-verbaal is niet gedateerd. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 39.
3.Pagina 40.
4.Pagina 32.
5.Pagina 33.
6.Pagina 34.
7.Pagina 76.
8.Pagina 26.
9.Pagina 25.
10.Pagina 74.
11.Pagina 56.
12.Pagina 57.
13.Pagina 76.
14.Pagina 87.
15.Pagina 87 en 88.
16.Pagina 88.
17.Pagina 360.
18.Pagina 93.
19.Pagina 37.
20.Pagina 138.
21.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2019228882, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 426. Dit eind proces-verbaal is niet gedateerd. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
22.Pagina 184 en 185.
23.Pagina 185.
24.Pagina 187.
25.Pagina 174.
26.Pagina 175.
27.Pagina 175.
28.Pagina 177.
29.Pagina 178.
30.Pagina 179.
31.Pagina 194.
32.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] door de rechter-commissaris van 23 juli 2020, pagina 5.