In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 december 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De eiser had zijn rijbewijs ongeldig verklaard gekregen door het CBR, met ingang van 6 april 2020, na een aanhouding op 24 augustus 2019 waarbij hij slingerend en langzaam reed. Tijdens deze aanhouding weigerde de eiser mee te werken aan een speekseltest en bloedonderzoek, wat leidde tot een verplicht onderzoek door het CBR. Dit onderzoek, uitgevoerd op 13 januari 2020, concludeerde dat er sprake was van drugsmisbruik in ruime zin, zoals vastgesteld door psychiater drs. A.F.M. Pulles en psycholoog F. Bakker.
De rechtbank oordeelde dat het CBR terecht het rijbewijs van de eiser ongeldig had verklaard, aangezien de wet vereist dat een rijbewijs ongeldig kan worden verklaard als de betrokkene niet voldoet aan de eisen voor het besturen van een voertuig. De rechtbank benadrukte dat de eiser geen tegenrapport had overgelegd om de conclusies van het CBR te weerleggen en dat de persoonlijke omstandigheden van de eiser niet relevant waren voor de beslissing van het CBR. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, conform de Wegenverkeerswet 1994 en de Regeling eisen geschiktheid.