ECLI:NL:RBMNE:2020:5794

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 december 2020
Publicatiedatum
18 januari 2021
Zaaknummer
UTR - 20 _ 4666
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van bestuursorgaan tot opleggen van bestuursdwang en last onder dwangsom in het kader van coronamaatregelen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 31 december 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, een B.V. die vuurwerk verkoopt. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, waarin haar werd opgedragen om het afhalen van vuurwerk te beëindigen. Dit besluit was genomen in het kader van de coronamaatregelen, die op dat moment van kracht waren. De voorzieningenrechter heeft het bestreden besluit geschorst voor een periode van zes weken, maar het verzoek om voorlopige voorziening voor het overige afgewezen. Tevens werd verweerder opgedragen het griffierecht te vergoeden en werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster.

De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder niet bevoegd was om een last onder dwangsom op te leggen, omdat de grondslag hiervoor ontbrak in de relevante wetgeving. Echter, de voorzieningenrechter bevestigde dat verweerder wel de bevoegdheid had om bestuursdwang toe te passen en te eisen dat verzoekster het afhalen van vuurwerk stopte. Dit was in strijd met de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19, die bepaalde dat alleen bepaalde winkels open mochten zijn voor het afhalen van bestelde artikelen. De voorzieningenrechter benadrukte dat verzoekster geen vuurwerk mocht laten afhalen, ook niet via een buurman die een doe-het-zelf-winkel runt.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met hun bevoegdheden, vooral in het kader van de coronamaatregelen. De voorzieningenrechter heeft de belangen van verzoekster afgewogen tegen de noodzaak om de verspreiding van het virus te voorkomen, en geconcludeerd dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van bestuursdwang af te zien. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4666
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 december 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] B.V., te [vestigingsplaats] , verzoekster(gemachtigde: mr. A.M. Schotte),

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, verweerder
(gemachtigde: mr. K. van der Veen en K. Heil).

ProcesverloopIn het besluit van 30 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoekster opgedragen om per direct het laten afhalen van vuurwerk te beëindigen en beëindigd te houden onder straffe van een dwangsom van € 10.000,- ineens.

Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op 30 december 2020 heeft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel het bestreden besluit geschorst tot uitspraak wordt gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening.
De zitting heeft plaatsgevonden op 31 december 2020. Namens verzoekster is [A] verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de voorzieningenrechter het onderzoek gesloten en heeft onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar voor zover dat betrekking heeft op de last onder dwangsom van € 10.000,- ineens;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening voor het overige af;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354,- aan verzoekster te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.050,-.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet. De voorzieningenrechter wijst er verder op dat, zoals hiervoor vermeld in het procesverloop, het bestreden besluit is geschorst. In deze uitspraak is dan ook onderzocht in hoeverre deze schorsing moet worden opgeheven.
2. Verzoekster heeft haar bedrijf aan de [adres] in [vestigingsplaats] . Vanwege de lockdown als gevolg van de coronamaatregelen is zij niet open. Verzoekster verkoopt in december vuurwerk. Zo ook dit jaar, maar alleen het dit jaar toegestane F1 vuurwerk (fop- en schertsvuurwerk). Aangezien zij haar deuren heeft moeten sluiten, laat zij het bij haar online bestelde vuurwerk ophalen bij haar buurman aan de [adres] . De buurman huurt dit pand van verzoekster en runt daar de doe-het-zelf-winkel ‘ [winkel] ’. In deze winkel heeft verzoekster een afhaalpunt gemaakt voor het afhalen van de vuurwerkbestellingen.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat deze situatie een overtreding is van de maatregelen die gelden bij de huidige lockdown [1] . Volgens verweerder mag verzoekster geen vuurwerk laten afhalen. Niet bij haar zelf en ook niet bij ‘ [winkel] ’. Om hier een einde aan te maken, heeft verweerder verzoekster opgedragen om het afhalen van vuurwerk te beëindigen en beëindigd te houden (last onder bestuursdwang). Daarbij heeft verweerder besloten dat verzoekster, als zij hier niet of niet volledig aan voldoet, een dwangsom is verschuldigd van € 10.000,- ineens (last onder dwangsom).
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder niet bevoegd is om in dit geval een last onder dwangsom op te leggen. Verweerder baseert zijn bevoegdheid op artikel 58u van de Wet publieke gezondheid. Het vierde lid van dit artikel bepaalt wanneer verweerder een last onder dwangsom kan opleggen. Hij kan dit doen ter handhaving van artikel 58f (veilige afstand) en 58g (groepsvorming) van de Wet publieke gezondheid. De sluiting van publieke plaatsen, geregeld in artikel 58h van de Wet publieke gezondheid en uitgewerkt in artikel 4.a1, van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19, staat hier niet bij. Verweerder heeft desgevraagd geen duidelijkheid kunnen geven of er mogelijk een andere grondslag is om in dit geval een last onder dwangsom op te leggen.
5. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat verweerder wel de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen en te verlangen dat verzoekster het laten afhalen van vuurwerk moet beëindigen en beëindigd moet houden. Niet in geschil is dat verzoekster in haar eigen bedrijf geen vuurwerk mag laten afhalen. Door het vuurwerk te laten afhalen bij ‘ [winkel] ’ overtreedt verzoekster artikel 4.a1 eerste lid, van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19. Dat artikel bepaalt, voor zover relevant in deze zaak, dat van 15 december 2020 tot en met 19 januari 2021 doe-het-zelf-winkels uitsluitend hun deuren mogen openen voor het ophalen van bestelde of gereserveerde artikelen [2] . In de toelichting bij dit artikel [3] staat dat er gericht een beperkt aantal uitzonderingen wordt gemaakt op de sluiting van publieke plaatsen voor het publiek omdat het hier gaat om cruciale maatschappelijke processen ten behoeve van doorgang van het dagelijks leven en welzijn. Het gaat in de basis om locaties van essentiële detailhandel gericht op primaire levensbehoeften. De toelichting vermeldt verder dat voor winkels geldt dat geen afhaalfunctie mogelijk is in verband met de risico’s dat daardoor alsnog grote groepen winkelend publiek op gang komen. Hiervoor geldt een uitzondering voor reeds bestelde goederen in winkels voor doe-het-zelf-artikelen, zoals bouwmarkten. ‘ [winkel] ’ mag dus open zijn om bij hem bestelde artikelen te laten afhalen. Hij mag echter niet open zijn om vuurwerk te verkopen. Dit zou alleen mogen als ‘ [winkel] ’ al vuurwerk verkocht vóór de lockdown of tijdens eerdere jaren [4] . Vaststaat dat ‘ [winkel] ’ in het verleden geen vuurwerk heeft verkocht. Dat eerder vanuit het pand aan de [adres] op grond van een vergunning vuurwerk werd verkocht en afgehaald (door een vorige exploitant in 2014), maakt niet dat daar nu gelet op de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 vuurwerk mag worden afgehaald. Dat verzoekster eigenaar is van het pand aan de [adres] , maakt ook niet dat daar bij haar online besteld vuurwerk mag worden afgehaald.
6. Verder heeft verweerder in het bestreden besluit voldoende uitgelegd dat legalisering niet mogelijk is en dat dit geen reden is om af te zien van het toepassen van bestuursdwang. Ook heeft verweerder in de belangen van verzoekster geen aanleiding hoeven zien om af te zien van het toepassen van bestuursdwang. Hoewel begrijpelijk is dat de belangen van verzoekster groot zijn, heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat, met alle daarbij betrokken belangen en met name het niet verspreiden van het Corona-virus, niet is gebleken van dusdanig bijzondere omstandigheden om af te zien van bestuursdwang. Verder is niet gebleken dat verweerder een onvoorwaardelijke en ondubbelzinnige toezegging aan verzoekster heeft gedaan dat zij na 15 december 2020 bij haar besteld vuurwerk mag laten afhalen bij ‘ [winkel] ’.
7. De conclusie van deze uitspraak is dat verzoekster moet stoppen met het laten afhalen van vuurwerk op het adres [adres] of een andere afhaallocatie.
8. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek deels toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
9. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 525,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1050,-.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 december 2020 door mr. M.P. Glerum, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier.
De griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Hij verwijst daarbij naar artikel 4.a1, eerste lid, van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19.
2.Artikel 4.a1, eerste lid, aanhef en onder s, van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19.
3.Regeling van de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 december 2020, Staatscourant 2020, nr. 66909.
4.https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/vuurwerk/vraag-en-antwoord/waar-kan-ik-tijdens-lockdown-fop--en-schertsvuurwerk-kopen.