ECLI:NL:RBMNE:2020:5811

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
18 januari 2021
Zaaknummer
UTR - 20 _ 1927
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs wegens drugsmisbruik en de beoordeling van psychiatrisch rapport

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De eiser had bezwaar gemaakt tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs, die was ingegaan op 17 februari 2020, op basis van drugsmisbruik. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ongeldigverklaring was gebaseerd op een psychiatrisch rapport dat concludeerde dat de eiser niet geschikt was om te rijden. De eiser voerde aan dat het rapport gebreken vertoonde en dat zijn cannabisgebruik niet correct was weergegeven, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat het rapport niet deugde. De rechtbank concludeerde dat de verweerder zich op het rapport mocht baseren en dat de ongeldigverklaring van het rijbewijs terecht was. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1927

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2020 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. R.P.A. Kint),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
(gemachtigde: mr. drs. M.M. Kleijbeuker).

Procesverloop

Bij besluit van 10 februari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard met ingang van 17 februari 2020. Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 4 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting vond in eerste instantie op 29 oktober 2020 plaats via Skype. Door technische problemen is het onderzoek gestaakt en voortgezet op een fysieke zitting op 16 november 2020. Eiser is beide keren verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij besluit van 12 juli 2019 heeft verweerder aan eiser een onderzoek opgelegd om te beoordelen of eiser nog geschikt is om te rijden. Aanleiding hiervoor was het bericht van de politie van 9 juni 2019, waarin de politie aangeeft te vermoedden dat eiser niet langer geschikt was om auto te rijden. De politie heeft dat gebaseerd op de staandehouding van eiser en de invordering van zijn rijbewijs vanwege het rijden onder invloed van drogerende stoffen (lachgas).
2. Het onderzoek heeft op 26 oktober 2019 plaatsgevonden en is uitgevoerd door arts [arts] en psychiater [psychiater]. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in een verslag van bevindingen (onderzoeksrapport). Het onderzoeksrapport bevat de conclusies dat sprake is van de psychiatrische diagnose drugsmisbruik in ruime zin en dat niet aannemelijk is dat eiser met het drugsmisbruik is gestopt. Verweerder heeft die conclusies aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd en geoordeeld dat eiser gelet op paragraaf 8.8 van de Regeling eisen geschiktheid 2000 ongeschikt is om te rijden. Verweerder heeft het rijbewijs van eiser met ingang van 17 februari 2020 ongeldig verklaard op grond van artikel 14 van de Wegenverkeerswet 1994.
3. Eiser voert aan dat verweerder zich niet op het onderzoeksrapport mocht baseren, omdat het onderzoeksrapport inhoudelijke gebreken vertoont. Ten eerste is de conclusie drugsmisbruik in ruime zin volgens eiser onvoldoende onderbouwd, omdat hij minder cannabis gebruikte dan in het verslag wordt weergegeven. Ook de aanleiding van zijn cannabisgebruik is volgens eiser niet goed weergegeven in het verslag. Eiser is geen cannabis gaan gebruiken omdat hij stopte met lachgas, maar door de hevige pijnklachten. Ten tweede voert eiser aan dat zijn lichamelijke gezondheidssituatie, zoals die was op het moment dat het onderzoek werd gedaan, niet goed is weergegeven in het onderzoeksrapport. Toen eiser werd onderzocht, was hij net geopereerd als gevolg van een auto-ongeluk. Hiertoe heeft eiser stukken van het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam overgelegd. Eiser wil hiermee ook aantonen dat hij hevige pijnklachten had en naast de medicatie die hem werd voorgeschreven tegen die pijn ook cannabis rookte. Eiser stelt dat het onderzoeksrapport niet klopt, omdat de keurend arts heeft nagelaten in het verslag op te nemen dat hij met enorme pijnklachten kampte als gevolg van zijn operatie. Het gebruik van cannabis moet in het licht van die situatie worden bezien en dat is volgens eiser ten onrechte niet gebeurd. Tot slot stelt eiser dat de positieve urine-uitslag niet automatisch betekent dat er sprake is van voortdurend gebruik. De beroepsgronden die zien op de ontkenning van eiser dat hij tijdens het besturen van de auto geen lachgas heeft gebruikt en op de stelling dat onvoldoende met eisers belangen rekening is gehouden, zijn tijdens de behandeling ter zitting door eiser ingetrokken en behoeven daarom geen nadere bespreking.
4. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter bestaat in het geval de besluitvorming van het CBR is gebaseerd op een psychiatrisch rapport slechts aanleiding om die besluitvorming (in dit geval de ongeldigverklaring van het rijbewijs) niet in stand te laten indien dat rapport naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet of niet voldoende concludent is, dat verweerder zich daarop niet heeft mogen baseren. [1]
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich heeft mogen baseren op het onderzoeksrapport, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het rapport naar inhoud gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstijdig is, of op een andere manier niet concludent is. Allereerst heeft eiser de mogelijkheid gehad om de door hem gestelde gebreken aan te kaarten in het kader van zijn inzage- en correctierecht, maar hij heeft daar om hem moverende redenen geen gebruik van gemaakt. Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat zijn verklaringen, zoals deze in het onderzoeksrapport zijn opgenomen, niet juist zijn. De enkele stelling dat eiser minder cannabis gebruikte dan is weergegeven en dat hij geen cannabis is gaan gebruiken omdat hij stopte met lachgas, is daarvoor onvoldoende.
6. Vervolgens heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat hij cannabis heeft gebruikt om zijn pijnklachten te bestrijden. Uit de brief van de behandeld arts van 11 maart 2020, die eiser in dat kader heeft overgelegd, kan namelijk worden opgemaakt dat eiser ter bestrijding van zijn pijnklachten intensieve fysiotherapie krijgt en ook pijnstillende medicatie, maar niet dat de arts uit eigen wetenschap heeft verklaard omtrent de aanleiding van eisers cannabisgebruik. Dat laatste is namelijk op verzoek van eiser door de arts in de brief opgenomen en daardoor niet aan te merken als objectief bewijs voor eisers verklaring over de aanleiding voor en periode van zijn cannabisgebruik.
7. Tot slot heeft verweerder terecht de positieve urine-uitslag meegewogen in zijn besluit om het rijbewijs ongeldig te verklaren. Zoals in het onderzoeksrapport staat weergegeven, impliceert de positieve urine-uitslag dat eiser recent cannabis heeft gebruikt. De keurend arts heeft deze uitslag als voortdurend gebruik aangemerkt, omdat eiser wist dat hij een onderzoek moest ondergaan met mogelijke consequenties voor zijn rijbewijs. Dat eiser meent dat hij zonder gevolgen voorafgaand aan het onderzoek cannabis heeft kunnen gebruiken, omdat hij op dat moment toch al niet over zijn rijbewijs beschikte, doet hier niet aan af.
8. Nu eiser zijn inzage- en correctie recht niet heeft ingeroepen en ook anderszins niet aannemelijk heeft gemaakt dat het rapport gebreken vertoont, gaat de rechtbank uit van de inhoud van het onderzoeksrapport, zoals verweerder dat aan zijn besluit ten grondslag heeft mogen leggen. Verweerder heeft terecht besloten dat het rijbewijs van eiser ongeldig is verklaard.
9. Het beroep is ongegrond en daarom ziet de rechtbank geen aanleiding om, zoals door eiser is voorgesteld, de keurend arts of de psychiater te horen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.P. Stehouwer, griffier. De beslissing is uitgesproken op 17 december 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd om de
uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 20 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:111, van 8 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1095 en van 3 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2134.