ECLI:NL:RBMNE:2020:5812

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
18 januari 2021
Zaaknummer
UTR - 20 _ 1203
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen invorderingsrente en dwangbevelkosten in zorgtoeslagzaak

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, waarin invorderingsrente van € 17,- in rekening is gebracht over een terugvorderingsbeschikking zorgtoeslag 2016. Eiseres had eerder bezwaar gemaakt tegen de in rekening gebrachte dwangbevelkosten, welke door de Belastingdienst op 4 december 2018 gegrond zijn verklaard en vastgesteld op nihil. Eiseres verzocht de rechtbank om de dwangbevelkosten opnieuw naar nihil bij te stellen en om vergoeding van proceskosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de in rekening gebrachte dwangbevelkosten al zijn bijgesteld naar nihil en dat het bestreden besluit enkel betrekking had op de invorderingsrente. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet in beroep had hoeven gaan voor de dwangbevelkosten, aangezien deze al waren aangepast. De rechtbank volgde het standpunt van de Belastingdienst dat de invorderingsrente terecht was opgelegd en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse en is openbaar gemaakt op 18 december 2020. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1203

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 december 2020 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres,

(gemachtigde: L.J.E. de Boer),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: L. Slomp).

Procesverloop

Bij besluit van 12 december 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder invorderingsrente ter hoogte van € 17,- in rekening gebracht bij eiseres over de terugvorderingsbeschikking zorgtoeslag 2016. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 10 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2020 via Skype. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiseres bij besluit van 21 juli 2018 een terugvorderingsbeschikking heeft ontvangen van verweerder. In het kader van de terugbetaling van het bedrag dat volgt uit de terugvordering heeft verweerder eiseres dwangbevelkosten in rekening gebracht, waartegen eiseres bezwaar heeft gemaakt. Bij beslissing op bezwaar van 4 december 2018 heeft verweerder het bezwaar van eiseres met betrekking tot de in rekening gebrachte dwangbevelkosten gegrond verklaard. De kosten zijn vastgesteld op nihil.
2. Het bestreden besluit in de huidige beroepsprocedure ziet op de bij eiseres in rekening gebrachte invorderingsrente van € 17,00, welke bedrag door verweerder is gehandhaafd in dit besluit. In het beroepschrift tegen het bestreden besluit geeft eiseres aan dat verweerder de in rekening gebrachte dwangbevelkosten dient bij te stellen naar nihil. Ook verzoekt eiseres de rechtbank om verweerder te veroordelen in de vergoeding van de door haar gemaakte proceskosten.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de in rekening gebrachte dwangbevelkosten al verminderd zijn naar nihil en dat de invorderingsrente terecht bij eiseres in rekening is gebracht. Verweerder stelt dat eiseres niet in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding, omdat eiseres voor het verminderen van de in rekening gebrachte dwangbevelkosten niet in beroep had hoeven gaan. Eiseres had hierover naar aanleiding van de beslissing op bezwaar van 4 december 2018 contact kunnen opnemen met verweerder.
4. De rechtbank volgt verweerder in dit standpunt en is van oordeel dat de in rekening gebrachte dwangbevelkosten geen onderdeel uitmaken van het in beroep bestreden besluit. Het besluit ziet alleen op de in rekening gebrachte invorderingsrente. Over dwangbevelkosten heeft verweerder in de beslissing op bezwaar van 4 december 2018 beslist, waarin hij eiseres is tegemoetgekomen. Verweerder heeft eiseres ter zitting toegezegd uitvoering te zullen geven aan voornoemd besluit van 4 december 2018.
5. Het beroep van eiseres richt zich niet tegen het in rekening brengen van de invorderingsrente door verweerder. De rechtbank ziet geen aanleiding om het bestreden besluit voor onjuist te houden.
6. Het beroep is ongegrond. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 december 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.