ECLI:NL:RBMNE:2020:5814

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 december 2020
Publicatiedatum
18 januari 2021
Zaaknummer
UTR - 20 _ 3130
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van Verklaring van geschiktheid voor rijbewijscategorieën op basis van psychiatrisch rapport

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De eiser, vertegenwoordigd door mr. A.H.T. de Haas, had bezwaar gemaakt tegen de weigering van zijn Verklaring van geschiktheid voor de rijbewijscategorieën A, B, BE en T, die was gebaseerd op een psychiatrisch rapport. Het primaire besluit van het CBR, waarin de eiser niet rijgeschikt werd verklaard, dateert van 13 mei 2020. Na een bezwaarprocedure, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard, heeft de eiser beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de weigering van de Verklaring van geschiktheid is gebaseerd op een psychiatrisch onderzoek dat op 21 maart 2020 is uitgevoerd. Dit onderzoek concludeerde dat er sprake was van drugsmisbruik, wat de basis vormde voor de beslissing van het CBR. De eiser voerde aan dat het rapport gebreken vertoonde en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan. De rechtbank oordeelde echter dat de onderzoekers voldoende bekwaam waren en dat de conclusies van het rapport niet in twijfel getrokken konden worden. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet tijdig om een herkeuring had verzocht en dat het CBR zich op het rapport mocht baseren.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3130

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 december 2020 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. A.H.T. de Haas),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
(gemachtigde: S.J.W. Vorstenbosch).

Procesverloop

Bij besluit van 13 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser niet rijgeschikt verklaard voor de rijbewijscategorieën A, B, BE en T. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 23 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 december 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 12 januari 2019 is eiser in het kader van de Gezondheidsverklaring procedure onderzocht. Omdat er sprake was van een recidiefvrije periode van één jaar met betrekking tot zijn drugsgebruik, is aan eiser een Verklaring van geschiktheid verleend met een termijnbeperking van 1 jaar. Op 4 februari 2020 heeft verweerder een Gezondheidsverklaring ontvangen van eiser ter verkrijging van een Verklaring van geschiktheid. Verweerder heeft eiser voor een keuring doorverwezen naar een psychiater.
2. Op 21 maart 2020 is een psychiatrisch onderzoek uitgevoerd door psychodiagnostisch medewerker [psychodiagnostisch medewerker] en psychiater [psychiater]. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport van 10 april 2020. In het rapport wordt overwogen dat de aanwezigheid van drugsproblematiek binnen de afgelopen 12 maanden aannemelijk is. Op grond van alle onderzoeksresultaten wordt in het rapport de conclusie getrokken dat bij eiser de psychiatrische diagnose drugsmisbruik in ruime zin kan worden gesteld en verweerder wordt geadviseerd om eiser rijongeschikt te achten. Verweerder heeft die conclusie aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd en geoordeeld dat aan eiser gelet op de artikelen 97-104 van het Reglement rijbewijzen en de Regeling eisen geschiktheid 2000 de Verklaring van geschiktheid wordt geweigerd.
3. Eiser voert aan dat verweerder zich niet op het onderzoeksrapport mocht baseren, omdat het onderzoeksrapport naar inhoud en wijze van totstandkoming gebreken vertoont. Volgens eiser is er onvoldoende onderzoek gedaan, omdat het onderzoek alleen bestond uit een standaardvragenlijst en een urineonderzoek en omdat het onderzoek in totaal maar 10 minuten duurde. Ter zitting heeft eiser om een herkeuring verzocht. Eiser wilde eigenlijk al eerder hiertoe een verzoek doen, maar was hier om verschillende omstandigheden niet in staat. Ter zitting heeft eiser zijn grond ten aanzien van zijn cannabisgebruik en of dit als misbruik moet worden opgevat, laten vallen.
4. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter bestaat in het geval de besluitvorming van het CBR is gebaseerd op een psychiatrisch rapport slechts aanleiding om die besluitvorming niet in stand te laten indien dat rapport naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig is of anderszins niet of niet voldoende concludent is, dat verweerder zich daarop niet heeft mogen baseren.
5. De rechtbank is van oordeel dat wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor de conclusie dat het rapport naar wijze van totstandkoming gebreken vertoont. De onderzoekers hebben hun conclusies gebaseerd op het psychiatrisch onderzoek en het laboratoriumonderzoek dat bij eiser is uitgevoerd en op de verklaringen die eiser heeft afgelegd tijdens deze onderzoeken (de anamnese). De rechtbank acht de keurend psychiater en de psychodiagnostisch medewerker voldoende in staat om een psychiatrisch onderzoek te verrichten en een diagnose te stellen en heeft op basis van wat eiser naar voren heeft gebracht geen reden om daaraan te twijfelen. Dat volgens eiser door de keurend psychiater een standaard vragenlijst wordt gehanteerd en dat het onderzoek in totaal 10 minuten duurde, betekent daarom niet dat het rapport naar wijze van totstandkoming gebreken vertoont. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat eiser niet om een herkeuring heeft verzocht en evenmin met een contra-expertise duidelijk heeft gemaakt dat het onderzoeksrapport, wat aan het besluit van verweerder ten grondslag ligt, niet deugt. Dat eiser wel om een herkeuring heeft willen verzoeken, maar hier – naar hij stelt – niet toe in staat was, betekent niet dat het besluit onrechtmatig is. Aan het door verzoeker eerst op zitting gedane verzoek om herkeuring, is te laat en heeft ook geen gevolgen voor de beoordeling van het thans aan de orde zijnde besluit. Verweerder heeft zodoende het rapport aan de besluitvorming ten grondslag mogen leggen en zich op het standpunt mogen stellen dat een Verklaring van geschiktheid aan eiser wordt geweigerd.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier. De beslissing is uitgesproken op 28 december 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

BIJLAGE

Wettelijk kader
Reglement rijbewijzen
Artikel 97, eerste lid:
"Verklaringen van geschiktheid worden op aanvraag, alsmede op in dit hoofdstuk vastgestelde wijze, en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief door het CBR in het rijbewijzenregister geregistreerd ten behoeve van een ieder die voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen. Het CBR doet van deze registratie mededeling aan de aanvrager."
Artikel 101, eerste lid, aanhef en onder a:
"Het CBR is bevoegd te vorderen dat de aanvrager zich op eigen kosten laat keuren door een of meer door het CBR aangewezen artsen of andere deskundigen dan wel dat de aanvrager zich onderwerpt aan een technisch onderzoek, verricht door een door het CBR aangewezen deskundige, of aan een rijproef, afgenomen door een door het CBR aangewezen deskundige, indien:
a. de door de aanvrager overgelegde eigen verklaring dan wel, indien een geneeskundig verslag wordt vereist, het geneeskundig verslag daartoe aanleiding geeft."
Artikel 102, eerste lid:
"Door de aangewezen arts of artsen wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk acht weken na de aanvang van de keuring, bedoeld in artikel 101, eerste lid aan het CBR schriftelijk medegedeeld voor welke rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën de aanvrager naar zijn of naar hun oordeel voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid en voor welke rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën hij aan die eisen niet voldoet."
Regeling eisen geschiktheid 2000
Paragraaf 8.8 Misbruik van psychoactieve middelen (zoals alcohol en drugs)
Voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen is een specialistisch rapport vereist.
Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt.
Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring - op basis van een specialistisch rapport geschikt - kunnen worden geacht.
Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.