15. Eiser heeft daartegen ingebracht dat het cash center op het moment van de spoedsluiting al enige tijd niet meer in het restaurant aanwezig was. Eiser heeft het cash center maar een beperkte periode gehad en hij heeft zich hierover laten informeren en vervolgens de beslissing genomen het cash center te verwijderen. Het besluit tot sluiting dateert van bijna een jaar later. Volgens eiser heeft verweerder niet gemotiveerd waarom de aanwezigheid van het cash center in 2018 na verwijdering nog doorwerkt en een jaar later nog de intrekking van de exploitatievergunning rechtvaardigt.
15. De rechtbank volgt eiser in dit standpunt. In het bestreden besluit heeft verweerder geen aandacht besteed aan het feit dat het cash center een beperkte periode in het restaurant van eiser heeft gestaan en toen door eiser zelf is verwijderd. Verweerder had dit bij de beoordeling of eiser van slecht levensgedrag is, moeten betrekken. Ook kan de aanwezigheid van een cash center in 2018 niet zonder nadere motivering leiden tot de conclusie dat er in 2019 een gevaar bestaat voor de openbare orde. De rechtbank ziet zonder nadere motivering en onder genoemde omstandigheden in de aanwezigheid van het cash center in 2018 geen zelfstandige grond voor de intrekking van de exploitatievergunning.
Eerdere feiten/openbare orde
15. Verweerder heeft aan de intrekking van de exploitatievergunning echter ook ten grondslag gelegd dat uit de bestuurlijke rapportages is gebleken dat het restaurant van eiser is te linken aan horecagelegenheid [horecagelegenheid], gevestigd aan de [adres 2] te [woonplaats 2], waar op 15 maart 2019 een beschieting heeft plaatsgevonden. De eigenaren van [horecagelegenheid] zouden (op de achtergrond) feitelijk (mede) eigenaren zijn van het bedrijf van eiser en deze personen zijn verwikkeld in een conflict in het drugscircuit. Verder zijn zij te linken aan een Theehuis in Haarlem, een club in Zoetermeer en een coffeeshop in Culemborg. Al deze bedrijven zijn beschoten dan wel zijn er handgranaten neergelegd. Ook het restaurant van eiser zou betrokken zijn bij het genoemde drugsconflict. Het restaurant van eiser zou een ontmoetingsplaats zijn voor criminelen. Dat blijkt uit het feit dat, nadat [horecagelegenheid] was gesloten, het drukker werd in het restaurant van eiser. De politie heeft de kentekens van auto’s in de buurt van “[restaurant]” genoteerd en uit onderzoek blijkt dat die kentekens op naam staan van mensen die bij veel verschillende criminele activiteiten zijn betrokken. Verweerder heeft verder bij de sluiting betrokken dat de politie in 2015 een melding heeft ontvangen dat een persoon met twee vuurwapens zich ophield in de buurt van het restaurant. De vuurwapens bleken Kalasjnikovs te zijn. In het restaurant was een mogelijk doelwit voor een liquidatie in het criminele circuit aanwezig. Dit alles maakt dat de openbare orde en de woon- en leefsituatie rondom het restaurant in het geding zijn en dat rechtvaardigt de intrekking van de exploitatievergunning en de sluiting van een jaar, volgens verweerder.
15. Eiser betoogt dat hij de feiten die aan de intrekking van de exploitatievergunning ten grondslag liggen, zelf niet kan controleren, omdat zij onderdeel uitmaken van bestuurlijke rapportages. Omdat hij de feiten dus niet kan controleren, is het besluit volgens hem in strijd genomen met de zorgvuldigheid en de rechtszekerheid.
15. De rechtbank begrijpt deze beroepsgrond van eiser niet, omdat eiser nu juist wel alle rapportages heeft gekregen en hij dus bekend is met de inhoud daarvan. Hij kan de feiten die verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd dus inhoudelijk controleren. Bovendien heeft verweerder in zowel het primaire besluit als het besluit op bezwaar uiteengezet welke omstandigheden hij van belang vindt voor de besluitvorming. Deze beroepsgrond van eiser slaagt om die reden dan ook niet.
15. Eiser vindt het onterecht dat aan de sluiting de feiten die zich hebben voorgedaan in 2015 mede ten grondslag worden gelegd. Hij stelt zich op het standpunt dat verweerder moet kijken naar de actuele situatie. Verweerder meent dat vrees bestaat voor een geweldsincident in het restaurant van eiser, maar die vrees heeft zich volgens eiser niet voorgedaan. Eiser heeft veel vragen over de informatie die is gebruikt door de politie, maar heeft daarop nooit antwoord gekregen van verweerder. Verweerder heeft het tijdsverloop niet betrokken bij de besluitvorming en dat had wel gemoeten, volgens eiser. Volgens eiser had verweerder zich niet mogen baseren op de bestuurlijke rapportages van voorjaar 2019 maar had hij in bezwaar nieuwe informatie moeten opvragen bij de politie. Op basis van actuele informatie is de conclusie dat er een gevaar voor de openbare orde of voor de leefomgeving van het restaurant bestaat, niet gerechtvaardigd, volgens eiser.
15. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Er liggen drie bestuurlijke rapportages van de politie waarin melding wordt gemaakt van ernstige feiten waar het restaurant van eiser aan gelinkt kan worden. Verweerder mag van de juistheid van de informatie van bestuurlijke rapportages uitgaan, als de gegeven informatie voldoende concreet, objectief en verifieerbaar is. Dat is naar het oordeel van de rechtbank het geval. Eiser heeft daar inhoudelijk niets tegenover gezet dat doet twijfelen aan de juistheid van de rapportages. De feiten die verweerder aan de intrekking ten grondslag heeft gelegd zijn voldoende ernstig om de conclusie te rechtvaardigen dat de aanwezigheid van het restaurant van eiser een gevaar oplevert voor de openbare orde en veiligheid en dat er een risico bestaat voor de woon – en leefomgeving. Verweerder heeft daarbij ook de feiten uit 2015 mogen betrekken. Deze feiten zijn, zo heeft verweerder ook in het bestreden besluit overwogen, op zichzelf niet voldoende om nu tot intrekking van de exploitatievergunning over te gaan, maar zij kleuren wel het beeld dat over het restaurant is ontstaan. De rechtbank onderschrijft dit standpunt. Uit het geheel komt naar voren dat ook het restaurant van eiser een ontmoetingsplek is voor criminelen. Het voorbeeld dat eiser tijdens de zitting heeft gegeven, dat in een supermarkt ook criminelen boodschappen doen, is geen relevant voorbeeld. De feiten in de bestuurlijke rapportage in combinatie met het incident uit 2015, maakt dat helder is dat de bezoekers van ‘[restaurant]’ niet toevallig in het restaurant van eiser bijeenkomen, maar dat het om een ontmoetingsplek voor criminelen gaat.
15. Eisers standpunt dat moet worden beoordeeld of er een actuele dreiging voor de openbare orde bestaat, volgt de rechtbank evenmin. Het moment van toetsing is het moment waarop het bestreden besluit is genomen en dat is 11 december 2019. Dat er zich op dat moment geen concreet geweldsincident in het restaurant had voorgedaan, hoefde verweerder niet bij zijn beoordeling te betrekken. Het restaurant van eiser was namelijk al vanaf maart 2019 gesloten. Dat de dreiging die verweerder voorzag, zich niet heeft gemanifesteerd, is in die zin logisch, omdat de sluiting van het restaurant dat nu juist wilde voorkomen. Verweerder ging in december 2019 nog steeds uit van de drie bestuurlijke rapportages. Als zich belangrijke wijzigingen hadden voorgedaan in de situatie rond het restaurant, die van invloed hadden kunnen zijn op de mate van dreiging voor de openbare orde, dan had eiser die naar voren moeten brengen. Pas dan had van verweerder verwacht kunnen worden nader onderzoek te doen. Het enkele tijdsverloop sinds de sluiting in deze zaak, is niet zo’n omstandigheid. Verweerder mocht dus in bezwaar ook de bestuurlijke rapportages aan het bestreden besluit ten grondslag leggen. Het betoog van eiser slaagt niet.
Evenredigheid
15. Eiser betoogt tot slot dat er andere vormen van handhaving denkbaar waren, bijvoorbeeld een waarschuwing of een tijdelijke sluiting. Hij verwijst naar de Handhavingsstrategie Horeca van de gemeente Utrecht 2011 (de Handhavingsstrategie). Volgens eiser is de intrekking van de exploitatievergunning en het niet mogelijk maken van activiteiten gedurende een jaar, onevenredig.
15. De rechtbank volgt eiser daarin niet. De feiten die verweerder aan de intrekking ten grondslag heeft gelegd zijn zo ernstig, dat direct optreden vereist is. Het optreden van verweerder past in de Handhavingsstrategie waarin onder 5.1 ‘Passende reactie’, het zogenoemde tweestappenplan wordt geïntroduceerd. Het tweestappenplan bestaat eruit dat verweerder inderdaad eerst waarschuwt voordat hij sanctioneert. Alleen als er sprake is van spoedeisend belang volgt er geen waarschuwing en wordt er direct opgetreden. Er is, zo staat in de Handhavingsstrategie vermeldt, in ieder geval sprake van spoedeisendheid bij gevaar voor de openbare orde en veiligheid. Omdat, zoals hiervoor is overwogen, het restaurant een gevaar voor de openbare orde en veiligheid oplevert, is directe sluiting hier dus – anders dan eiser meent – wel op zijn plaats geweest. Ook oordeelt de rechtbank dat de sluiting voor de duur van een jaar, gelet op alle feiten en omstandigheden die in deze uitspraak zijn aangehaald, niet onevenredig is. Het betoog van eiser slaagt niet.
Conclusie
15. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder de exploitatievergunning terecht heeft ingetrokken onder toepassing van artikel 10, eerste lid, aanhef en e en f, van de Horecaverordening en dat hij in redelijkheid heeft kunnen besluiten om gedurende een jaar geen activiteiten toe te staan in het restaurant. De intrekkingsgrond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Horecaverordening laat de rechtbank verder onbesproken.
15. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.