In deze zaak heeft de verzoeker, woonachtig in [woonplaats], beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist. Het beroep is ingediend op 24 mei 2015, naar aanleiding van het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar door verweerder. Op 8 september 2020 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen, waarna verzoeker zijn beroepschrift heeft ingetrokken. Verzoeker heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten, maar verweerder heeft op 23 september 2020 gereageerd en aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het betalen van eventuele proceskosten en het griffierecht van verzoeker.
De rechtbank heeft overwogen dat op grond van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Echter, alleen kosten gemaakt door een professionele juridische hulpverlener komen voor vergoeding in aanmerking. Aangezien verzoeker geen advocaat of andere professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld, zijn er geen kosten die vergoed kunnen worden. De rechtbank heeft daarom het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, maar heeft wel bepaald dat verweerder het griffierecht aan verzoeker moet betalen, conform artikel 8:41 van de Awb.
De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, en is openbaar gemaakt op 23 november 2020. De beslissing is aan partijen verzonden en verzoeker is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.