ECLI:NL:RBMNE:2020:5888

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 november 2020
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
20/2523
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 november 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoeker, die in deze procedure werd vertegenwoordigd door R.M. Chrzanowski. Verzoeker had in beroep gegaan tegen een besluit van de Belastingdienst / Toeslagen, dat op 18 juni 2020 was genomen. Na een heroverweging van het besluit door de Belastingdienst op 1 oktober 2020, trok verzoeker zijn beroep in en vroeg hij om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank overwoog dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder, de Belastingdienst, had geen bezwaar tegen de vergoeding van de proceskosten en de rechtbank stelde deze vast op € 525,-. Daarnaast moest verweerder ook het griffierecht aan verzoeker betalen, conform artikel 8:41 van de Awb. De rechtbank veroordeelde verweerder tot betaling van € 525,- aan verzoeker, wat de kosten dekte voor het indienen van het beroepschrift. Deze uitspraak werd gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, en in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2523

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2020 in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], Polen, verzoeker

(gemachtigde: R.M. Chrzanowski),
en

de Belastingdienst / Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 15 oktober 2020 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 18 juni 2020 een besluit genomen. Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan. Op 1 oktober 2020 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 18 juni 2020 en dat hij de beslissing op bezwaar herziet. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoeker te betalen.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op
€ 525,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoeker betalen (artikel 8:41 van de Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 525,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing is uitgesproken op 23 november 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.