In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 november 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoeker, die in deze procedure werd vertegenwoordigd door R.M. Chrzanowski. Verzoeker had in beroep gegaan tegen een besluit van de Belastingdienst / Toeslagen, dat op 18 juni 2020 was genomen. Na een heroverweging van het besluit door de Belastingdienst op 1 oktober 2020, trok verzoeker zijn beroep in en vroeg hij om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank overwoog dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder, de Belastingdienst, had geen bezwaar tegen de vergoeding van de proceskosten en de rechtbank stelde deze vast op € 525,-. Daarnaast moest verweerder ook het griffierecht aan verzoeker betalen, conform artikel 8:41 van de Awb. De rechtbank veroordeelde verweerder tot betaling van € 525,- aan verzoeker, wat de kosten dekte voor het indienen van het beroepschrift. Deze uitspraak werd gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, en in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.