6.1Uit de mailwisseling van 30 juli 2020 tussen verweerder en eiseres blijkt verder dat de zaak als reguliere klacht/melding is ingeboekt. Verweerder stelt dat een handtekening op het verzoek ontbreekt en dat daarom het verzoek überhaupt niet in behandeling had kunnen worden genomen. De rechtbank laat in het midden of het originele verzoek is ondertekend of niet. Volgens artikel 6:5 van de Awb dient een bestuursorgaan een verzoeker immers in de gelegenheid te stellen om dergelijke verzuimen te herstellen. Indien verweerder had geconstateerd dat het verzoek van eiseres geen ondertekening bevatte en om die reden niet in behandeling kon worden genomen, had hij eiseres de gelegenheid moeten bieden om dit verzuim binnen een gestelde termijn te herstellen. Verweerder heeft dit niet gedaan en heeft het verzoek aangemerkt als klacht/melding.
7. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
8. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, van de Awb).
9. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit nu alsnog (artikel 8:55c van de Awb). Omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is, stelt de rechtbank de dwangsom vast op het maximale bedrag van € 1.442,-.
10. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, van de Awb).
11. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-. De rechtbank ziet vooralsnog geen aanleiding om het bedrag te verhogen naar € 1.000,- per dag zoals eiseres heeft gevraagd.
12. Omdat het beroep gegrond is betekent dat ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 262,50.
13. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 178,- aan eiseres betalen.