In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 21 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, gevestigd te [vestigingsplaats], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiseres had een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) op 20 februari 2019, maar verweerder heeft niet tijdig beslist. Eiseres heeft pas op 17 juli 2020 verweerder gewezen op de overschrijding van de beslistermijn, bijna anderhalf jaar na de deadline. Vervolgens heeft zij op 6 augustus 2020 beroep ingesteld. De rechtbank overweegt dat eiseres niet tijdig een ingebrekestelling heeft ingediend, wat noodzakelijk is om in beroep te kunnen gaan. Volgens artikel 6:12, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het beroep niet-ontvankelijk als het beroepschrift onredelijk laat is ingediend. De rechtbank concludeert dat eiseres niet eerder een ingebrekestelling of beroepschrift had kunnen indienen en dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot het indienen van een verzetschrift.