ECLI:NL:RBMNE:2020:5949

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2020
Publicatiedatum
3 mei 2021
Zaaknummer
UTR 20/2869
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening na overschrijding beslistermijn Wob

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 21 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, gevestigd te [vestigingsplaats], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiseres had een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) op 20 februari 2019, maar verweerder heeft niet tijdig beslist. Eiseres heeft pas op 17 juli 2020 verweerder gewezen op de overschrijding van de beslistermijn, bijna anderhalf jaar na de deadline. Vervolgens heeft zij op 6 augustus 2020 beroep ingesteld. De rechtbank overweegt dat eiseres niet tijdig een ingebrekestelling heeft ingediend, wat noodzakelijk is om in beroep te kunnen gaan. Volgens artikel 6:12, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het beroep niet-ontvankelijk als het beroepschrift onredelijk laat is ingediend. De rechtbank concludeert dat eiseres niet eerder een ingebrekestelling of beroepschrift had kunnen indienen en dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot het indienen van een verzetschrift.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2869

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2020 in de zaak tussen

[eiseres] ., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. D.J. Perquin),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder,

(gemachtigde: A. Braxhoven).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar verzoek op grond van Wet openbaarheid van bestuur (Wob).

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Op grond van artikel 6:12, vierde lid, van de Awb is het beroep niet-ontvankelijk als het beroepschrift onredelijk laat is ingediend.
4. Eiseres heeft haar verzoek ingediend op 20 februari 2019. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 6 van de Wob. Verweerder had dus uiterlijk 20 maart 2019 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. Nu niet is gebleken dat verweerder deze termijn heeft verlengd, bestond voor eiseres de mogelijkheid om verweerder in gebreke te stellen en na verloop van twee weken beroep in te dienen tegen het niet tijdig beslissen op haar verzoek.
5. De rechtbank constateert dat eiseres verweerder voor het eerst bij brief van 17 juli 2020
- en daarmee dus bijna anderhalf jaar nadat de beslistermijn was verstreken - er op heeft gewezen dat de beslistermijn is verstreken. Vervolgens heeft zij op 6 augustus 2020 het onderhavige beroep ingesteld. Nu de ingebrekestelling en het beroepsschrift pas anderhalf jaar nadat eiseres het verzoek heeft gedaan zijn ingediend en voorts niet is gebleken dat eiseres verweerder tussentijds nog op het openstaande verzoek heeft gewezen, is de rechtbank van oordeel dat het beroep onredelijk laat is ingediend, als bedoeld in artikel 6:12, vierde lid, van de Awb. Daarbij is ook van belang dat niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan eiseres niet eerder een ingebrekestelling of beroepschrift had kunnen indienen. Als eiseres belang hechtte aan een spoedige beslissing op haar verzoek van 20 februari 2019, had het op haar weg gelegen om eerder een ingebrekestelling en beroepschrift in te dienen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek.
6. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2020.
de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.