ECLI:NL:RBMNE:2020:5950

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 december 2020
Publicatiedatum
3 mei 2021
Zaaknummer
UTR 20/2973
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke zaak betreffende verzoek tot bemiddeling

In deze zaak heeft eiser, de Autoriteit Persoonsgegevens, beroep ingesteld tegen een brief van verweerder, de Autoriteit, waarin het verzoek tot bemiddeling is afgewezen. De rechtbank heeft op 28 december 2020 uitspraak gedaan in deze bestuursrechtelijke zaak, waarbij zij zich onbevoegd verklaarde om het beroep van eiser te behandelen. De rechtbank oordeelde dat de brief van 8 juli 2020 van de Autoriteit geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelde vast dat de brief weliswaar een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan betreft, maar deze beslissing leidt niet tot een publiekrechtelijk rechtsgevolg. Het niet willen bemiddelen door de Autoriteit werd aangemerkt als het achterwege laten van feitelijk handelen, waardoor de rechtbank niet bevoegd was om het beroep te behandelen. De rechtbank heeft het betaalde griffierecht van €178,- aan eiser terugbetaald, maar er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter M.C. Verra, in aanwezigheid van griffier O. Asafiati.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2973

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 december 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Ellens),
en

de Autoriteit Persoonsgegevens, de Autoriteit

(gemachtigde: mr. drs. V.N. Mantel).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend op 19 augustus 2020 tegen de brief van verweerder van 8 juli 2020.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Bij brief van 8 juli 2020 heeft de Autoriteit aan eiser medegedeeld dat zijn verzoek tot bemiddeling is afgewezen omdat de Autoriteit het verzoek niet opportuun acht. In deze brief heeft de Autoriteit eiser er op gewezen dat hij tegen het besluit van de korpschef beroep kan instellen bij de rechtbank.
3. Op grond van artikel 25, eerste lid, van de Wet politiegegevens – voor zover hier van belang – deelt de verantwoordelijke een ieder op diens schriftelijke verzoek binnen zes weken mede of, en zo ja welke, deze persoon betreffende politiegegevens verwerking ondergaan.
3.1
Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Wet politiegegevens geldt een beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 25 als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de artikelen 47 en 48 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) van overeenkomstige toepassing zijn.
3.2
Op grond van artikel 47, eerste lid, van de Wbp – voor zover hier van belang – kan de belanghebbende zich ook binnen de termijn bepaald voor het beroep op grond van de Awb tot het College (thans: Autoriteit) wenden met het verzoek te bemiddelen of te adviseren in zijn geschil met de verantwoordelijke, dan wel gebruik maken van een geschillenbeslechtingsregeling op grond van een gedragscode ten aanzien waarvan een verklaring is afgegeven als bedoeld in artikel 25, eerste lid. In dat geval kan in afwijking van artikel 6:7 van de Awb het beroep nog worden ingesteld nadat de belanghebbende van het College bericht heeft ontvangen dat de behandeling van de zaak is beëindigd, doch uiterlijk zes weken na dat tijdstip.
4. Op grond van artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter. Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
5. Naar het oordeel van de rechtbank is de brief van 8 juli 2020 van de Autoriteit geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De brief betreft weliswaar een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, maar deze beslissing leidt niet tot een publiekrechtelijke rechtsgevolg. Het niet willen bemiddelen door de Autoriteit moet namelijk als het achterwege laten van feitelijk handelen worden aangemerkt.
6. Nu de brief van 8 juli 2020 van de Autoriteit geen besluit is komt de rechtbank tot de slotsom dat zij onbevoegd is om van het beroep van eiser tegen deze brief kennis te nemen. De rechtbank zal zich dan ook onbevoegd verklaren. Dat de afsluitende tekst onder de brief van 8 juli 2020 niet duidelijk was voor eiser, zoals hij nog heeft aangegeven in zijn reactie van 5 november 2020, maakt dit niet anders. De tekst komt bovendien overeen met hetgeen in artikel 47 van de Wbp is bepaald en zoals hiervoor is weergegeven in ro. 3.
7. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen.
8. Omdat de bestuursrechter zich onbevoegd verklaart, zal de rechtbank het betaalde griffierecht van €178,- aan eiser terugbetalen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 december 2020.
de rechter is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.