ECLI:NL:RBMNE:2020:5963

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
18 juni 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3360
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake openbaarmaking Wob-documenten in asielprocedure

Op 25 november 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak tussen de minister van Buitenlandse Zaken, Directie Juridische Zaken, als verweerder en een verzoeker die om een voorlopige voorziening vroeg. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 27 augustus 2020, waarin hem werd meegedeeld dat zijn verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) niet in behandeling zou worden genomen. De verzoeker stelde dat hij de gevraagde documenten nodig had voor zijn lopende asielprocedure en vroeg de voorzieningenrechter om deze documenten openbaar te maken.

De voorzieningenrechter overwoog dat een verzoek om voorlopige voorziening voor openbaarmaking van documenten niet snel wordt toegewezen, omdat dit onomkeerbare gevolgen kan hebben en de uitkomst van de procedure in bezwaar en eventueel hoger beroep zou kunnen beïnvloeden. Voor toewijzing is in beginsel alleen plaats als er ernstig aan de rechtmatigheid van het besluit wordt getwijfeld en er een zeer zwaarwegend spoedeisend belang is. In deze zaak ontbrak het aan een dergelijk belang, aangezien de verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij de documenten dringend nodig had voor zijn asielprocedure.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de verslechtering van de veiligheidssituatie in Armenië en Azerbeidzjan geen zeer zwaarwegend spoedeisend belang opleverde voor de openbaarmaking van de documenten. De verzoeker had niet onderbouwd dat deze situatie relevant was voor de beslissing over de openbaarmaking. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter wees ook het verzoek om vrijstelling van griffierecht toe, omdat de verzoeker dit niet kon betalen. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3360

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 november 2020 in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats] , verzoeker
(gemachtigde: mr.drs. L.J. Blijdorp),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, Directie Juridische Zaken, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan verzoeker medegedeeld dat hij het verzoek van verzoeker op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) niet in behandeling zal nemen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

Verzoeker heeft gevraagd te worden vrijgesteld van het betalen van griffierecht omdat hij dit niet kan betalen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe op basis van de door verzoeker verstrekte informatie op het formulier betalingsonmacht.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed dat vereist.
Verzoeker heeft verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die inhoudt dat aan verweerder wordt opgedragen om per ommegaande – althans binnen uiterlijk vier weken na uitspraak – de gevraagde informatie [1] openbaar te maken. Het spoedeisend belang bij deze gevraagde voorziening is volgens verzoeker gelegen in zijn lopende asielprocedure. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) staat op het punt om een beschikking te slaan, en verzoeker heeft de gevraagde informatie nodig om zijn zienswijze vorm te geven. Verder wijst verzoeker er in het kader van het spoedeisend belang op dat er recent opnieuw oorlog is uitgebroken tussen Armenië en Azerbeidzjan. Het is daarom volgens verzoeker des te meer van belang om in te kunnen gaan op de wijze waarop het Individueel Ambtsbericht tot stand is gekomen.
6. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Een verzoek om voorlopige voorziening waarin wordt gevraagd om openbaarmaking van de gevraagde stukken komt niet snel voor toewijzing in aanmerking, omdat een dergelijke voorziening een onomkeerbaar karakter heeft en feitelijk een beslissing van het geschil ten gronde inhoudt die de uitkomst van de procedure in bezwaar en eventueel in (hoger) beroep zinloos zou maken. Voor toewijzing van een dergelijk verzoek is in beginsel alleen plaats als ernstig moet worden getwijfeld aan de rechtmatigheid van het besluit én er een zeer zwaarwegend spoedeisend belang is dat het treffen van een dergelijke voorziening noodzakelijk maakt.
7. Reeds omdat een zeer zwaarwegend spoedeisend belang in dit geval ontbreekt, wijst de rechtbank het verzoek om een voorlopige voorziening af. Een dergelijk zwaarwegend belang heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt. Dat verzoeker de door hem gevraagde stukken nodig heeft om zijn zienswijze in de lopende asielprocedure te kunnen formuleren, betreft een persoonlijk belang die geen reden kan vormen om in dit verband onmiddellijke openbaarmaking te gelasten.
8. Dat er sprake is van een verslechtering van de veiligheidssituatie in Armenië en Azerbeidzjan kan hier naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen (zeer zwaarwegend) spoedeisend belang opleveren. Verzoeker kan namelijk met onderhavig verzoek niet meer bereiken dan de openbaarmaking van stukken. De verslechtering van de veiligheidssituatie als zodanig is een grond die mogelijk in de asielprocedure van verzoeker thuis hoort. Dat de gewijzigde veiligheidssituatie op enige wijze relevant is voor de vraag of verweerder de stukken al dan niet openbaar moet maken, is verder niet onderbouwd.
9. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake van een zeer zwaarwegend spoedeisend belang dat het verzoek moet worden ingewilligd.
10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.L. Meijer, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 25 november 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
(is verhinderd de uitspraak
mede te ondertekenen)
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Verzoeker wenst openbaarmaking van de volledige ongelakte bijlagen van het Individueel Ambtsbericht dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken ten aanzien van hem heeft opgesteld.