In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op haar aanvraag om een verklaring van geschiktheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de aanvraag op 31 mei 2019 heeft ontvangen, maar niet binnen de wettelijke termijn van acht weken heeft beslist. Eiseres heeft verweerder op 23 september 2019 in gebreke gesteld, waarna verweerder op 22 oktober 2019 alsnog een besluit heeft genomen, maar geen uitspraak heeft gedaan over de verschuldigde dwangsommen. De rechtbank heeft in deze uitspraak de hoogte van de dwangsom vastgesteld, die verschuldigd is voor de periode waarin verweerder in gebreke was. De dwangsom bedraagt in totaal € 357,-. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep gegrond is, wat betekent dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 262,50. Verweerder moet ook het griffierecht van € 174,- aan eiseres betalen. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra op 13 oktober 2020 en is openbaar uitgesproken.