ECLI:NL:RBMNE:2020:6007

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 20/625
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoeker, een individu woonachtig in [woonplaats], een verzoek ingediend om vergoeding van zijn proceskosten na een bestuursrechtelijke procedure tegen de korpschef van politie, verweerder. Verzoeker ging op 4 februari 2020 in beroep tegen het uitblijven van een besluit. Verweerder heeft op 19 februari 2020 een besluit genomen op verzoekers aanvraag om inzage op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Na ontvangst van dit besluit heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de gemaakte proceskosten.

De rechtbank heeft overwogen dat op grond van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek om proceskostenvergoeding en de rechtbank heeft het verzoek daarom toegewezen. Aangezien de zaak enkel betrekking had op de vraag of de beslistermijn was overschreden, is een wegingsfactor van 0,5 toegepast op de proceskosten.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 262,50, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde van € 525,- en de eerder genoemde wegingsfactor. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht aan verzoeker, conform artikel 8:41 van de Awb. De uitspraak is gedaan door rechter M.C. Verra op 21 juli 2020, in aanwezigheid van griffier N.J.R. Kalaykhan. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/625

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2020 in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. W. de Klein),
en

de korpschef van politie, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 21 februari 2020 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verzoeker is op 4 februari 2020 in beroep gegaan tegen het uitblijven van een besluit. Verweerder heeft op 19 februari 2020 een besluit genomen op de aanvraag van verzoeker om inzage op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoeker te betalen. De rechtbank kent het verzoek daarom toe. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een wegingsfactor van 0,5 toegepast.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op € 262,50,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 0,5).
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoeker betalen (artikel 8:41 van de Awb).

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 262,50,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van N.J.R. Kalaykhan, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 21 juli 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
- de griffier is verhinderd de

uitspraak te ondertekenen -

griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.