ECLI:NL:RBMNE:2020:6051

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 februari 2020
Publicatiedatum
28 maart 2022
Zaaknummer
8061361 UC EXPL 19-10473
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oneerlijke handelspraktijk bij verhuur zonder vergunning

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over een huurovereenkomst. [Eiseres] huurde vanaf 5 juli 2019 een onzelfstandige woonruimte van [gedaagde] voor een periode van zeven maanden. De maandelijkse huurprijs bedroeg € 550,-. [Eiseres] heeft echter de huurovereenkomst vernietigd, omdat [gedaagde] haar niet had geïnformeerd over het ontbreken van de vereiste omzettingsvergunning voor de verhuur van de woning. Dit werd door [gedaagde] als een oneerlijke handelspraktijk beschouwd, wat in strijd is met de artikelen 6:193 en verder van het Burgerlijk Wetboek.

De procedure begon met een dagvaarding op 13 september 2019, gevolgd door een mondelinge behandeling op 17 december 2019. [Eiseres] vorderde een verklaring voor recht dat de handelspraktijk van [gedaagde] oneerlijk was en dat de huurovereenkomst rechtsgeldig was vernietigd. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] onrechtmatig had gehandeld door [eiseres] niet te informeren over de intrekking van de vergunning, wat leidde tot de conclusie dat de huurovereenkomst terecht was vernietigd.

De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot terugbetaling van € 1.450,- aan [eiseres], vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [gedaagde] onmiddellijk aan de veroordeling moet voldoen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 8061361 UC EXPL 19-10473 MN/38632
Vonnis van 12 februari 2020
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. G. Gabrelian,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 13 september 2019 met producties 1 tot en met 3;
- de brief van 13 september 2019 van [gedaagde] met bijlagen 1 en 2;
- de mondelinge behandeling van 17 december 2019, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Met ingang van 5 juli 2019 huurt [eiseres] van [gedaagde] de onzelfstandige woonruimte gelegen aan de [adres] in [plaatsnaam] (hierna: de woning) voor de duur van 7 maanden. De maandelijkse huurprijs bedraagt € 550,- per maand.
2.2.
In de huurovereenkomst wordt, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“2. RENTS AND COSTSThe rent is € 550 per month (…) will also be an initial cost of € 450 covering the municipal sercives etc. (…)4. DEPOSIT
The deposit amounts to one month rent, which is € 550The tenant will pay upon receipt or by direct bank transfer tot he account specified in nr. 3. The deposit can never be considered as constituting rent by the tenant. The landlord can only withhold the deposit or part of the deposit if tenant has not met their obligations. (…)”
2.3.
[eiseres] heeft voor haar intrek in de woning een eerste maand huur van € 550,-, een waarborgsom van € 550,- en € 350,- voor gemeentelijke heffingen aan [gedaagde] betaald.
2.4.
In een e-mail van 6 juli 2019 heeft [eiseres] , voor zover van belang, het volgende aan [gedaagde] meegedeeld:
“(…) I would like to terminate the short-term rental agreement as of today. Do to an unfortunate demise at home, I urgently need to go back to India but the reason I am not planning to take up residence at [adres] is irrespective of my trip back. Some facts were not mentioned to me prior to the signing of the contract and I was made aware of the samen upon reaching the house.All I ask is to find someone else for the room and refund my payment, inclusive of security, one-month rent and the municipality fees. I have not lived in the house for a single day and the keys have already been left in the room as you had mentioned on the call to you last evening and this morning. (…)”
2.5.
Bij brief van 22 augustus 2019 heeft de gemachtigde van [eiseres] de huurovereenkomst vernietigd, omdat [gedaagde] zich schuldig heeft gemaakt aan een oneerlijke handelspraktijk door het gehuurde te verhuren zonder te beschikken over de vereiste omzettingsvergunning. Voor zover de vernietiging geen stand houdt, ontbindt [eiseres] de huurovereenkomst in de brief buitengerechtelijk. [eiseres] heeft [gedaagde] verzocht om uiterlijk voor 9 september 2019 de betaalde maand huur, de waarborgsom en het bedrag voor de gemeentelijke heffingen van in totaal € 1.450,- terug te betalen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, een verklaring voor recht primair dat de handelspraktijk van [gedaagde] kwalificeert als (bijzonder) oneerlijk en dat de huurovereenkomst rechtsgeldig is vernietigd en subsidiair dat de huurovereenkomst rechtsgeldig is ontbonden. [eiseres] vordert zowel primair als subsidiair veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 1.450,-, vermeerderd met de wettelijke rente, en van € 263,18 aan buitengerechtelijke incassokosten. Tot slot vordert [eiseres] [gedaagde] te veroordelen in de proces- en nakosten.
3.2.
[eiseres] heeft daartoe gesteld, kort gezegd, dat de huurovereenkomst (buitengerechtelijk) is vernietigd omdat [gedaagde] zich schuldig heeft gemaakt aan een oneerlijke handelspraktijk door haar niet voor de totstandkoming van de huurovereenkomst te informeren over het ontbreken en/of de intrekking van de omzettingsvergunning als bedoeld in de artikelen 6:193, lid 2, van het Burgerlijk Wetboek (BW), 6:193, lid 3, sub a, BW, 6:193c, lid 1, sub b, BW (de voornaamste kenmerken van het product: geschiktheid voor het gebruik, gebruikersmogelijkheden) en artikel 6:193g, sub i, BW (beweren of anderszins de indruk wekken dat een product legaal kan worden verkocht terwijl dit niet het geval is). Met het sluiten van de huurovereenkomst heeft [gedaagde] [eiseres] in een illegale woonsituatie geplaatst. Bij een juiste voorstelling van zaken was zij de huurovereenkomst niet aangegaan. Subsidiair stelt [eiseres] dat zij vanwege de ingetrokken vergunning de huurovereenkomst heeft ontbonden op grond van artikel 6:267 BW en artikel 7:210, lid 1, BW.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] meent niet te zijn gehouden tot terugbetaling van enige vergoeding aan [eiseres] , omdat zij de woning in de maanden juli en augustus 2019 heeft gebruikt.

4.De beoordeling

Oneerlijke handelspraktijk?

4.1.
Artikel 6:193a lid 1 onder c BW omschrijft een product als een goed, elektriciteit daaronder begrepen, of dienst. Volgens artikel 2, onder c, van Richtlijn 2005/29/EG is een product een goed of dienst, met inbegrip van onroerend goed, rechten en verplichtingen. De verhuur van de woning door [gedaagde] aan [eiseres] kan, gelet op deze definitie(s), worden aangemerkt als een dienst (en daarmee als een product). [gedaagde] kan als handelaar als bedoeld in artikel 6:193a, sub b, BW worden aangemerkt, nu (niet in geschil is dat) zij zich bezig houdt met de commerciële verhuur van woonruimten en daarmee handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. [eiseres] valt naar het oordeel van de kantonrechter onder het begrip consument in de zin van artikel 6:193a, lid 1, onder a, BW, nu zij niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Tot slot kan ook het handelen van [gedaagde] worden aangemerkt als een handelspraktijk in de zin van artikel 6:193a, lid 1, onder d, BW, nu dit rechtstreeks verband houdt met de verhuur van de woning aan [eiseres] . Geconcludeerd wordt dan ook dat de handelswijze van [gedaagde] onder het toepassingsbereik van afdeling 3A van Titel 3 van Boek 6 BW valt.
4.2.
Op grond van artikel 6:193b BW handelt een handelaar onrechtmatig jegens een consument indien hij een handelspraktijk verricht die oneerlijk is. Een handelspraktijk is oneerlijk indien een handelaar handelt a. in strijd met de vereisten van professionele toewijding, en b. het vermogen van de gemiddelde consument om een geïnformeerd besluit te nemen merkbaar is beperkt of kan worden beperkt, waardoor deze een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen dat hij anders niet had genomen (lid 2). Een handelspraktijk is in het bijzonder oneerlijk indien een handelaar a. een misleidende handelspraktijk verricht als bedoeld in de artikelen 193c tot en met 193g, of b. een agressieve handelspraktijk verricht als bedoeld in de artikelen 193h en 193i (lid 3). Op grond van artikel 6:193g, onder i, BW is de volgende handelspraktijk misleidend: beweren of anderszins de indruk wekken dat een product legaal kan worden verkocht terwijl dit niet het geval is.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat het niet informeren van [eiseres] over het ontbreken en/of de intrekking van de omzettingsvergunning door [gedaagde] onrechtmatig is. Door niet voorafgaande van de ondertekening van de huurovereenkomst aan [eiseres] mee te delen dat zij niet over de door de gemeente vereiste vergunning(en) beschikte, heeft [gedaagde] de indruk gewekt dat de verhuur van de woning (per kamer) aan [eiseres] legaal was. Dit terwijl [gedaagde] wist dat dat niet het geval was. Deze handelspraktijk is misleidend als bedoeld in artikel 6:193g, onder i, BW. Op grond van artikel 6:193j, lid 3, BW is een overeenkomst die als gevolg van een oneerlijke handelspraktijk tot stand is gekomen, vernietigbaar. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres] de huurovereenkomst dan ook terecht buitengerechtelijk vernietigd met haar e-mail van 6 juli 2019 en/of met de brief van haar gemachtigde van 27 augustus 2019. De (primair) gevorderde verklaring voor recht dat de handelspraktijk van [gedaagde] kwalificeert als (bijzonder) oneerlijk en dat de huurovereenkomst rechtsgeldig is vernietigd, wordt toegewezen. Aan een beoordeling van de subsidiair gevorderde verklaring voor recht wordt niet meer toegekomen.
Terugbetaling maand huur, waarborgsom en gemeentelijke heffingen
4.4.
Vast staat dat [eiseres] de huurovereenkomst rechtsgeldig (buitengerechtelijk) heeft vernietigd (zie rechtsoverweging 4.3). Dit betekent dat [eiseres] niet verplicht is tot betaling van de huur, de waarborgsom en het bedrag voor de gemeentelijke heffingen uit hoofde van de huurovereenkomst, terwijl zij deze bedragen wel aan [gedaagde] heeft voldaan. Gelet hierop is [gedaagde] verplicht tot terugbetaling van het hiertoe reeds door [eiseres] betaalde bedrag van € 1.450,-.
Wettelijke rente
4.5.
De verzochte wettelijke rente over dit gevorderde bedrag zal als onbetwist en op de wet gegrond worden toegewezen. De wettelijke rente zal worden toegewezen met ingang van 9 september 2019 (de dag van de dagvaarding), nu [gedaagde] per die datum in verzuim is.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.6.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
Proces- en nakosten
4.7.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 101,06
- griffierecht 81,00
- salaris advocaat
360,00(2 punten x € 180,-)
Totaal € 542,06
4.8.
De nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat de in rechtsoverweging 4.3 omschreven handelspraktijk van [gedaagde] kwalificeert als oneerlijk en dat de huurovereenkomst rechtsgeldig door [eiseres] (buitengerechtelijk) is vernietigd;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 1.713,18 (bestaande uit € 1.450,- aan hoofdsom en € 263,18 aan buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2019 tot de voldoening;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 542,06;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiseres] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 90,- aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2020.