ECLI:NL:RBMNE:2020:6067

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 maart 2020
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
16/009226-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met ISD-maatregel opgelegd aan verdachte

Op 17 maart 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 10 januari 2020 een winkeldiefstal heeft gepleegd bij een bedrijf. De verdachte, geboren in 1979 in Somalië en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was gedetineerd. Tijdens de terechtzitting heeft de officier van justitie, mr. N. Schapendonk, de vordering gedaan en de verdediging werd gevoerd door mr. F.A. ten Berge. De verdachte heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn, maar zijn advocaat was gemachtigd om de verdediging te voeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte op 10 januari 2020 meerdere levensmiddelen heeft weggenomen met het oogmerk om deze wederrechtelijk toe te eigenen. De verdachte heeft het feit bekend en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het feit uitsluiten en dat de verdachte strafbaar is.

De officier van justitie heeft een ISD-maatregel van 1 jaar gevorderd, zonder aftrek van voorarrest en zonder tussentijdse toetsing. De verdediging heeft geen verzet aangetekend tegen deze maatregel, maar verzocht om een tussentijdse toetsing na 6 maanden. De rechtbank heeft de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen en heeft besloten de ISD-maatregel op te leggen voor de duur van 1 jaar, zonder tussentijdse toetsing. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/009226-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 maart 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] (Somalië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats te Nederland,
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 maart 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en het standpunt van officier van justitie mr. N. Schapendonk en van hetgeen mr. F.A. ten Berge, advocaat te Utrecht, naar voren heeft gebracht.
De verdachte heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn recht ter terechtzitting aanwezig te zijn. Zijn advocaat is uitdrukkelijk gemachtigd namens hem de verdediging te voeren.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 10 januari 2020 te [plaats] een winkeldiefstal bij [bedrijf] heeft gepleegd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- Een proces-verbaal van verhoor van verdachte, op 13 januari 2020 opgemaakt door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte [verdachte] [2] ;
- een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een aangifteformulier voor winkeliers bij de onderneming [bedrijf] , gevestigd te [plaats] , d.d. 10 januari 2020. [3]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 10 januari 2020 te [plaats] meerdere levensmiddelen, die aan een ander toebehoorden, te weten aan de [bedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van 1 jaar zonder aftrek van het voorarrest en zonder een tussentijdse toetsing na de duur van 6 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte zich niet verzet tegen de oplegging van een ISD-maatregel voor de duur van 1 jaar en verzoekt de rechtbank om de tussentijdse toetsing na de duur van 6 maanden te bevelen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal en daarmee inbreuk gemaakt op het eigendom van [bedrijf] . Dergelijke misdrijven veroorzaken veel overlast en schade bij winkels.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport van 10 maart 2020, opgemaakt door T. Clarke, reclasseringswerker bij Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering. De reclassering concludeert dat verdachte vanaf 2011 voorkomt in het reclasseringssysteem en dat hij meerdere malen een reclasseringstoezicht opgelegd heeft gekregen en dit zonder succes heeft afgerond. Verdachte heeft in 2014 reeds een voorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd gekregen die in 2014 werd omgezet naar een onvoorwaardelijke maatregel en in 2016 positief is afgerond. Sinds 2017 is verdachte echter weer dakloos geraakt, wat sterk samenhangt met het recidiverisico, en er is sprake van verslavingsproblematiek. Verdachte is vooral gebaat bij begeleiding gericht op het realiseren van enkele basale levensbehoeftes zoals een woning, inkomen en een zinvolle dagbesteding. De reclassering stelt voorts dat, gelet op het recidiverisico en het feit dat een ambulant kader ontoereikend is gebleken, een traject binnen een gedwongen kader noodzakelijk is. De reclassering ziet dan ook geen mogelijkheden om verdachte een ambulant traject voor beschermd wonen en behandeling te laten doorlopen en adviseert daarom een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. De reclassering adviseert de oplegging van deze maatregel voor de duur van 1 jaar, omdat dit kan bijdragen aan de motivatie van verdachte en omdat dit passender wordt geacht gezien het feit dat de frequentie van het plegen van strafbare feiten af lijkt te nemen en verdachte de ISD-maatregel al eerder heeft doorlopen. Ten slotte wordt een tussentijdse toetsing na de duur van 6 maanden geadviseerd om uit te laten wijzen of er sprake is van gedragsverandering na een periode van een intramurale begeleiding en de haalbaarheid van resocialisatie in een extramurale fase.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt.
Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 6 februari 2020 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de periode voorafgaand aan het door hem begane feit meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het bewezenverklaarde is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De verdachte valt voorts onder de definitie van stelselmatige dader, zoals bedoeld in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers van het Openbaar Ministerie. Uit zijn documentatie blijkt immers dat tegen de verdachte in de afgelopen vijf jaren meer dan tien processen-verbaal voor meer dan tien misdrijven zijn opgemaakt, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijf.
Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank is niet gebleken van redenen om deze maatregel niet op te leggen. De rechtbank zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen en verdachte de ISD-maatregel opleggen voor de duur van 1 jaar en de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht daarbij niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
Met betrekking tot de mogelijkheid van een tussentijdse toetsing overweegt de rechtbank dat het advies van de reclassering om na 6 maanden een tussentijdse toetsing te laten plaatsvinden, onvoldoende is onderbouwd nu er reeds sprake is van een verkorte duur van de ISD-maatregel en verder niet is gebleken wat het zou veranderen voor de uitvoering van de maatregel.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n, 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging maatregel
- legt aan verdachte ter zake het bewezen verklaarde op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 1 (één) jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van Rijssen, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse en C.W.A.M. Nij Bijvank, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Jaâter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 maart 2020.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 januari 2020 te [plaats] , althans in Nederland, een of meerdere levensmiddelen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [bedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 10 januari 2020, genummerd PL0900-2020011244, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 21. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgemaakt door de rechter-commissaris d.d. 13 januari 2020.
3.Een geschrift, te weten een aangifteformulier voor winkeliers, pagina 3 tot en met 7.