Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Rechtbank Midden-Nederland
Op 17 maart 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 10 januari 2020 een winkeldiefstal heeft gepleegd bij een bedrijf. De verdachte, geboren in 1979 in Somalië en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was gedetineerd. Tijdens de terechtzitting heeft de officier van justitie, mr. N. Schapendonk, de vordering gedaan en de verdediging werd gevoerd door mr. F.A. ten Berge. De verdachte heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn, maar zijn advocaat was gemachtigd om de verdediging te voeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte op 10 januari 2020 meerdere levensmiddelen heeft weggenomen met het oogmerk om deze wederrechtelijk toe te eigenen. De verdachte heeft het feit bekend en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het feit uitsluiten en dat de verdachte strafbaar is.
De officier van justitie heeft een ISD-maatregel van 1 jaar gevorderd, zonder aftrek van voorarrest en zonder tussentijdse toetsing. De verdediging heeft geen verzet aangetekend tegen deze maatregel, maar verzocht om een tussentijdse toetsing na 6 maanden. De rechtbank heeft de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen en heeft besloten de ISD-maatregel op te leggen voor de duur van 1 jaar, zonder tussentijdse toetsing. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.