ECLI:NL:RBMNE:2020:6070

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 augustus 2020
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
16/054806-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing en belediging van slachtoffers door verdachte

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 augustus 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in Irak, die zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing en belediging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het afpersen van twee slachtoffers op verschillende data in Bussum en Naarden. De eerste afpersing vond plaats op 26 februari 2020, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte het slachtoffer onder bedreiging met geweld dwong om zijn iPhone af te geven. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer voldoende steun vond in de verklaringen van de verdachte en de omstandigheden van de zaak. De verdachte werd vrijgesproken van het afpersen van een OV-chipkaart, omdat hij niet aanwezig was bij de afname.

De tweede afpersing vond plaats op 14 februari 2020, waarbij de verdachte het andere slachtoffer dwong om zijn jas af te geven. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte geweld had gebruikt, maar sprak hem vrij van het medeplegen van de afpersing. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het beledigen van een ambtenaar, een brigadier van de politie, op 27 februari 2020, door beledigende woorden te uiten via Instagram.

De rechtbank legde een jeugddetentie op van 100 dagen, waarvan 49 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals jeugdreclassering en een contactverbod met de slachtoffers. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het eerste slachtoffer van € 529,16, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank gelastte ook de tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/054806-20 (P); 16/07789-18 (vordering tot tenuitvoerlegging); 16/219033-18 (vordering tot tenuitvoerlegging)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 augustus 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2002] te [geboorteplaats] (Irak),
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 juli 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.E. Craenen en van hetgeen verdachte en mr. D.T. Stoof, advocaat te Breda, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
onder 1:
op 26 februari 2020 te Bussum samen met een ander [slachtoffer 1] heeft afgeperst;
onder 2:
op 14 februari 2020 te Bussum samen met anderen [slachtoffer 2] heeft afgeperst;
onder 3:
op 27 februari 2020 te Naarden [slachtoffer 3] , brigadier van politie Midden-Nederland schriftelijk heeft beledigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde vordert de officier van justitie verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde afpersing van de OV-chipkaart.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde heeft aangever [slachtoffer 1] verklaard dat hij door verdachte en de medeverdachte onder bedreiging met geweld is gedwongen om zijn telefoon en OV-chipkaart af te geven. Verdachte ontkent dat zij de aangever hebben gedwongen enig goed af te geven. Volgens verdachte werkte de aangever gewoon mee en heeft verdachte voornoemde goederen vrijwillig afgegeven.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft gepleegd. Daarvoor acht de rechtbank van belang dat de verklaring van de aangever op een groot aantal punten wordt ondersteund door de verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd. Verdachte heeft allereerst verklaard dat de aangever medeverdachte ‘ge-disrespect’ had en een schuld had openstaan en dat hij aangever - samen met de medeverdachte - op die bewuste dag heeft benaderd omdat die schuld vereffend moest worden. Verder heeft verdachte verklaard dat hij samen met de medeverdachte tegen aangever heeft gezegd dat hij in de hoek moest gaan staan. Ook heeft verdachte verklaard dat hij zich kan voorstellen dat aangever zich door de situatie waarin hij werd gebracht, geïntimideerd voelde. Voorts heeft verdachte verklaard dat de aangever zijn iPhone aan hem had afgestaan, dat hij die telefoon had meegenomen en uiteindelijk had weggegooid toen hij erachter kwam dat de politie hem zocht.
Hoewel de verdachte ontkent dat er gedreigd is met geweld, volgt de rechtbank de aangifte op dit punt. De aangever heeft verklaard dat verdachte heeft gezegd dat als aangever niet normaal deed, dat ze hem dan in elkaar zouden slaan. Deze verklaring past binnen de verdere gedragingen van verdachte en medeverdachte, die - getalsmatig in de meerderheid - aangever hebben gedwongen om in een hoek te gaan staan, waardoor aangever onttrokken was aan het zicht en waar aangever niet gemakkelijk weg kon. In het licht van de geschetste omstandigheden zoals die volgen uit de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat aangever zijn telefoon aan verdachte heeft afgestaan, mede onder bedreiging van geweld. Naar het oordeel van de rechtbank was de dreiging met geweld, nu verdachte en medeverdachte er in hun confrontatie met aangever op uit waren dat hij een schuld zou vereffenen, gericht op de afgifte van een of meer goederen. Voor de rechtbank weegt in dit verband mee dat als verdachte werkelijk niets verkeerd had gedaan, hij geen reden zou hebben gehad om de telefoon van aangever weg te gooien op het moment dat de politie op zijn hielen zat. Verdachte heeft zich dan ook naar het oordeel van de rechtbank schuldig gemaakt aan het tezamen en in vereniging afpersen van de aangever.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het afpersen van een OV-kaart. Volgens aangever was verdachte er niet meer bij toen de medeverdachte de OV-kaart van aangever wegnam.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft aangever [slachtoffer 2] verklaard dat hij zijn jas aan verdachte moest afgeven en dat verdachte hem met het oog daarop in zijn gezicht heeft geslagen en vervolgens tegen zijn hoofd heeft gespuugd. Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben ten overstaan van verbalisanten het verhaal van de aangever bevestigd. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij de jas van de aangever heeft afgepakt, maar ook verklaard dat hij dronken was en niet precies meer weet hoe het is gegaan. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft gepleegd.
De rechtbank is met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde van oordeel dat er onvoldoende bewijs voorhanden is dat verdachte de ten laste gelegde afpersing tezamen en in vereniging met een of meer anderen heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde heeft aangever [slachtoffer 3] verklaard dat hij door verdachte op Instagram is beledigd. Verdachte heeft dit feit ter terechtzitting bekend. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft gepleegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
onder 1:
op 26 februari 2020 te Bussum, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] hebben gedwongen tot afgifte van, een iPhone (merk Apple) , die geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader
- de woorden hebben toegevoegd: ‘je gaat naar de hoek, je weet best waarom’ en ‘jij, nu naar de hoek’ en ‘als je nu niet normaal doet, dan slaan we je in elkaar’ en
- vervolgens die [slachtoffer 1] in de hoek hebben geduwd en
- tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd dat hij geen respect heeft voor medeverdachte en dat hij daarom zijn telefoon moet afstaan als straf en
- vervolgens de woorden hebben toegevoegd: ‘geef je telefoon en log erop uit’ en
- vervolgens na afgifte van de telefoon die [slachtoffer 1] hebben verplicht in de hoek te blijven staan;
onder 2:
op 14 februari 2020 te Bussum, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van een jas (merk: North Face), dat geheel aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, welk geweld hierin bestond dat verdachte
- de woorden heeft toegevoegd: ‘de buurtvader is er. Zakken leeg, zakken legen’ en
- vervolgens de muts van het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft getrokken en
- vervolgens die [slachtoffer 2] met vlakke handen tegen de linkerkant en rechterkant van zijn gezicht heeft geslagen en
- vervolgens na afgifte van de jas aan die [slachtoffer 2] heeft gezegd: ‘je bent afgeperst door [verdachte] ’ en
- vervolgens op het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft gespuugd;
onder 3:
op 27 februari 2020 te Naarden, opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 3] , Brigadier van politie Midden-Nederland ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, schriftelijk heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: ‘kanker zielige agent’.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
onder 1:
medeplegen van afpersing;
onder 2:
afpersing;
onder 3:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie van 100 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 56 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarden jeugdreclasseringsbegeleiding van De Jeugd- & Gezinsbeschermers, waaronder ITB Harde Kern, de plicht om mee te werken aan een locatiegebod en zich ter controle daarvan onder elektronisch toezicht te stellen, een contactverbod met de aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , de plicht om mee te werken aan begeleiding vanuit Forza Buddycoaching en de plicht om mee te werken aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht te volstaan met de oplegging van een jeugddetentie waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest. De verdediging sluit zich voorts aan bij de oplegging van de voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een (deels voorwaardelijke) vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan de afpersing van aangever [slachtoffer 1] . Zij hebben hem hierbij met zijn tweeën benaderd en gedwongen in een hoek te gaan staan waar niemand hen kon zien en van waaruit hij niet kon ontsnappen. De aangever voelt zich, zoals blijkt uit zijn aangifte en de toelichting op de door hem ingediende vordering, ernstig aangetast in zijn veiligheidsgevoel: hij is nog steeds erg angstig wanneer hij op straat loopt. Aangever heeft ten gevolge van de afpersing slaapproblemen gehad, waar zijn schoolprestaties onder hebben geleden. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de afpersing van aangever [slachtoffer 2] , door hem te dwingen zijn jas af te geven en, toen de aangever in eerste instantie weigerde aan zijn bevel te voldoen, de aangever in zijn gezicht te slaan en vervolgens te bespugen. Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het eigendomsrecht van voornoemde aangevers. Naar het oordeel van de rechtbank neemt verdachte met zijn verklaring onvoldoende verantwoordelijkheid voor zijn strafbare handelen. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat het hem in de eerste plaats spijt dat hij hiermee zelf in de problemen is gekomen. De rechtbank weegt ook mee dat aangever [slachtoffer 2] aanvankelijk geen aangifte durfde te doen tegen verdachte, omdat hij bang voor hem is en zou hebben gehoord dat hij beter geen aangifte kon doen in verband met de mogelijke gevolgen daarvan, en dat verschillende getuigen geen formele getuigenverklaring hebben willen afleggen, omdat zij niet in problemen (de rechtbank begrijpt: met verdachte) willen komen. Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het beledigen van een wijkagent op zijn Instagram account. Ook dat rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Door op Instagram, waar verdachte vele volgers heeft, de wijkagent op deze manier te beledigen, heeft verdachte het werk en het gezag van deze agent op een ontoelaatbare manier ondermijnd.
Persoon van verdachte
Uit een de verdachte betreffend uittreksel van de justitiële documentatie van 10 juli 2020 blijkt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten waarbij geweld werd gebruikt. Daarnaast blijkt daaruit dat verdachte ten tijde van de onderhavige feiten nog in twee verschillende proeftijden van voorwaardelijk opgelegde straffen liep, hetgeen verdachte kennelijk niet heeft weerhouden van het plegen van de onderhavige feiten. Dit weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het door de Raad voor de Kinderbescherming opgemaakte advies d.d. 16 juni 2020, opgemaakt door R.J. Verhoek, raadsonderzoeker. De Raad heeft vastgesteld dat verdachte, die als vluchteling in 2014 naar Nederland is gekomen, een geschiedenis kent van oorlogs- en huiselijk geweld, waardoor hij gedrag laat zien dat volgens een Pro Justitia rapportage uit 2018 te herleiden is tot hechtingsproblemen en posttraumatische stress-stoornisklachten. Verder heeft verdachte grote moeite om zich op een positieve manier te handhaven in het dagelijks leven en probleemsituaties te vermijden, verloopt de schoolgang moeizaam en is er sprake van middelengebruik. Om recidive te voorkomen is het nodig dat verdachte zich voegt naar de afspraken die door de jeugdreclassering met hem worden gemaakt in het kader van ITB Harde Kern. Verder moet verdachte op zoek naar een dagbesteding die hem financiële middelen oplevert zonder dat hij in contact komt met antisociale leeftijdsgenoten en verdovende middelen. De Raad adviseert de rechtbank om verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met als bijzondere voorwaarden jeugdreclasseringsbegeleiding van De Jeugd- & Gezinsbeschermers, waaronder ITB Harde Kern, de plicht om mee te werken aan een locatiegebod en zich ter controle daarvan onder elektronisch toezicht te stellen, een contactverbod met de aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , de plicht om mee te werken aan begeleiding vanuit Forza Buddycoaching en de plicht om mee te werken aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding.
Mevrouw A. Nijssen, jeugdreclasseerder bij De Jeugd- & Gezinsbeschermers, heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat verdachte begeleiding nodig heeft en dat zij zich schaart achter het advies van de Raad.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundige en de Raad voor de Kinderbescherming over en maakt die tot de hare.
Conclusie
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de ernst van de feiten en het strafrechtelijk verleden van verdachte, acht de rechtbank geen andere straf dan de oplegging van een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden. De rechtbank zal volstaan, gelet op hetgeen is aangevoerd met betrekking tot de persoon van verdachte, met een straf die geen vrijheidsbeneming van langere duur met zich brengt dan verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daar staat tegenover dat verdachte wel een voorwaardelijke jeugddetentie van een aanzienlijke duur zal worden opgelegd. Alles afwegende acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 100 dagen, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest, waarvan 49 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden. Aan de voorwaardelijke jeugddetentie zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen, zoals die door de Raad voor de Kinderbescherming zijn geadviseerd, met dien verstande dat de ITB Harde Kern zal worden opgelegd voor 6 maanden en het elektronisch toezicht eveneens voor maximaal 6 maanden, waarbij de tijd dat verdachte al onder elektronisch toezicht heeft gelopen in het kader van de schorsingsvoorwaarden op die 6 maanden in mindering moet worden gebracht.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 779,16. Dit bedrag bestaat uit € 279,16 materiële schade en € 500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel en hoofdelijk toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen en de vordering vast komen te staan dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden als gevolg van het onder feit 1 bewezen verklaarde handelen. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de materiële schade dan ook toewijzen.
Naar het oordeel van de rechtbank is tevens vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 1 primair bewezen verklaarde handelen immateriële schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op een bedrag van € 250,-. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en de ernst van de normschending mee, mede ook gelet op de jeugdige leeftijd van de benadeelde partij, dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen ervan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank acht genoegzaam aangetoond dat sprake is van een zodanige inbreuk op de lichamelijke integriteit en het veiligheidsgevoel van de benadeelde partij dat haar immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank zal de vordering voor een totaalbedrag van € 529,16 toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente. Deze wordt berekend vanaf 26 februari 2020 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Indien de mededader een deel van het bedrag betaalt, is verdachte niet langer gehouden om dat deel te betalen (en vice versa).
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt
en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten
worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 529,16, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf de voornoemde data tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting niet worden aangevuld met gijzeling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

16/07789-18
Bij vonnis van 6 november 2018 van de kinderrechter te Midden-Nederland, onder parketnummer 16/07789-18, is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 40 uren. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat deze straf alsnog volledig ten uitvoer moet worden gelegd. De rechtbank zal de tenuitvoerlegging gelasten.
16/219033-18
Bij vonnis van 24 januari 2019 van de kinderrechter te Midden-Nederland, onder parketnummer 16/219033-18, is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 20 uren. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat deze straf alsnog volledig ten uitvoer moet worden gelegd. De rechtbank zal de tenuitvoerlegging gelasten.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 266, 267, 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 100 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
49 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte;
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich zal houden aan de aanwijzingen, gegeven door De Jeugd- & Gezinsbeschermers te [woonplaats] in het kader van de maatregel Toezicht & Begeleiding, waarvan de eerste 6 maanden ITB-Harde Kern, en verdachte zich meldt op afspraken met de jeugdreclassering, zo vaak en zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt;
* zich houdt aan het locatiegebod, inhoudende dat hij op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfsadres [adres] te [woonplaats] , waarbij de jeugdreclassering de precieze tijdstippen vaststelt, in overleg met verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding. Verdachte werkt mee aan elektronische controle op dit locatiegebod voor de duur van maximaal 6 maanden of zolang als de reclassering noodzakelijk acht, waarbij de tijd dat verdachte in het kader van schorsingsvoorwaarden al elektronische controle had op de voornoemde 6 maanden in mindering wordt gebracht;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [2004] en [slachtoffer 2] , geboren op [2003] ;
* meewerkt aan begeleiding vanuit Forza Buddycoaching;
* meewerkt aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding;
- waarbij De Jeugd- & Gezinsbeschermers opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 529,16, bestaande uit
€ 279,16 materiële schade en € 250,- immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente. Deze wordt berekend vanaf 26 februari 2020 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 529,16 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente. Deze wordt berekend vanaf 26 februari 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet-betaling niet aan te vullen met gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/07789-18
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 6 november 2018 opgelegde voorwaardelijke werkstraf, te weten voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/219033-18
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 24 januari 2019 opgelegde voorwaardelijke werkstraf, te weten voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.G.C. Bij de Vaate, voorzitter, mrs. L.M.G. de Weerd en Y.M. Vanwersch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Jaâter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 augustus 2020.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 26 februari 2020 te Bussum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] heeft/hebben gedwongen tot afgifte van, onder meer, een iPhone (merk Apple) en/of een OV-chipkaart, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- de woorden heeft/hebben toegevoegd : ‘je gaat naar de hoek, je weet best waarom’ en/of ‘jij, nu naar de hoek’ en/of ‘als je nu niet normaal doet, dan slaan we je in elkaar’ althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] in de hoek heeft/hebben geduwd en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat hij geen respect heeft voor verdachte en/medeverdachte en/of dat hij daarom zijn telefoon moet afstaan als straf, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) de woorden heeft/hebben toegevoegd: ‘geef je telefoon en log erop uit’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) na afgifte van de telefoon die [slachtoffer 1] heeft/hebben verplicht in de hoek te blijven staan;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 14 februari 2020 te Bussum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen tot afgifte van, onder meer, een jas (merk North Face), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- de woorden heeft/hebben toegevoegd : ‘de buurtvader is er. Zakken leeg, zakken leggen’, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of
- ( vervolgens) de muts van het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft/hebben getrokken en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 2] met vlakke handen tegen de linkerkant en rechterkant van zijn gezicht heeft/hebben geslagen en/of
- ( vervolgens) na afgifte van de jas aan die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: ‘je bent afgeperst door [verdachte] ’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) op het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gespuugd;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 27 februari 2020 te Naarden, in elk geval in Nederland opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 3] , Brigadier van politie Midden-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, schriftelijk heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: 'kanker zielige agent', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )