ECLI:NL:RBMNE:2020:6081

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 augustus 2020
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
16-012860-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens niet toerekenbaarheid van verdachte na bedreiging en winkeldiefstal met geweld

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de verdachte beschuldigd van bedreiging van twee buren en winkeldiefstal met geweld. De feiten vonden plaats op 12 januari 2020 in [plaats]. Tijdens de zittingen op 28 april en 21 juli 2020 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De officier van justitie, mr. A.A. Nieli, en mr. V. Lantain, hebben de vordering ingediend, terwijl de verdediging werd vertegenwoordigd door mr. M.G. Vos. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1985 in Ethiopië, lijdt aan een psychische stoornis die zijn gedragingen beïnvloedde. De rechtbank heeft op basis van rapporten van deskundigen geconcludeerd dat de verdachte niet toerekenbaar was ten tijde van de feiten. Hierdoor heeft de rechtbank besloten om de verdachte van alle rechtsvervolging te ontslaan en een zorgmachtiging af te geven voor klinische behandeling. De voorlopige hechtenis werd opgeheven met ingang van de uitvoering van de zorgmachtiging. Tevens werd het in beslag genomen mes onttrokken aan het verkeer, omdat het in strijd met het algemeen belang was om dit voorwerp in het bezit van de verdachte te laten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/012860-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 augustus 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] (Ethiopië),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
gedetineerd in de [verblijfplaats] , locatie [locatie] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 28 april 2020 en 21 juli 2020. De inhoudelijke behandeling van de zaak heeft op 21 juli 2020 plaatsgevonden.
Op die laatste zitting heeft tevens – gelijktijdig – de mondelinge behandeling plaatsgevonden van het verzoekschrift van de officier van justitie tot het verlenen van een zorgmachtiging ten aanzien van verdachte.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officieren van justitie mr. A.A. Nieli en mr. V. Lantain en van hetgeen verdachte en mr. M.G. Vos, advocaat te Utrecht, alsmede het slachtoffer [slachtoffer 1] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 op 12 januari 2020 in [plaats] [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
feit 2 op 12 januari 2020 in [plaats] een winkeldiefstal heeft gepleegd bij de [bedrijf] en daarbij geweld heeft gebruikt en een mes heeft getoond.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Feit 1
[slachtoffer 1] heeft op 12 januari 2020 verklaard – zakelijk weergegeven – :
[verdachte] is de eerste naam van mijn buurman.. [2] [verdachte] belde vanavond aan onze deur. Mijn vrouw heeft de deur opengedaan en heeft [verdachte] binnengelaten. [verdachte] zei tegen mij dat God niet meer van hem houdt. Hij zei toen tegen mij dat ik ook een hekel aan hem had en dat hij mij daarom zou doden. Ik heb ondertussen mijn vriend gebeld en die kon mee luisteren naar het gesprek tussen ons. [3]
[slachtoffer 2] heeft op 12 januari 2020 verklaard – zakelijk weergegeven – :
Ik hoorde dat [verdachte] tegen mijn man zei dat hij hem ging doden. Ik heb gezegd dat het tijd was om naar huis te gaan. Hij zei toen dat hij mij ook ging doden, thuis of op straat. [4]
[getuige 1] heeft verklaard – zakelijk weergegeven -:
[slachtoffer 1] belde mij en ik hoorde tijdens het gesprek de stem van [verdachte] op de achtergrond. Ik hoorde dat er een discussie gaande was tussen de vrouw van [slachtoffer 1] en [verdachte] . Ik hoorde op een gegeven moment dat [verdachte] tegen haar riep: Ik ga je vermoorden met een mes, zowel in huis als buiten op straat. [5]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 12 januari 2020 in [plaats] naar de woning van zijn buurman was gegaan en daar had aangebeld. [6]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht gelet op voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 12 januari 2020 [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd.
Feit 2
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op 12 januari 2020 aan het werk was bij de [bedrijf] in [plaats] . Hij stond met zijn collega achter de service balie en hoorde haar tegen een man voor de balie zeggen dat hij de sigaretten moest betalen of teruggeven. De man bleek geen geld bij zich te hebben. Hij zag dat de man de winkel uitliep en hoorde zijn collega zeggen dat de man de sigaretten al in zijn tas had. Hij liep achter de man aan en sprak hem aan. Hij voelde dat de man hem een harde duw tegen zijn rechter bovenarm gaf. [7] Hij draaide terug naar de man en voelde een harde klap tegen zijn linker jukbeen en voelde veel pijn aan zijn gezicht. [8]
[getuige 2] , bedrijfsleidster bij [bedrijf] in [plaats] hoorde op 12 januari 2020 van collega’s dat een man goederen uit de winkel had gestolen. [9] Zij had de camerabeelden van die dag teruggekeken en zag de man naar de servicebalie lopen. Zij zag dat de man goederen
van de service medewerkster overhandigd kreeg en deze in de plastic tas stopte. De man liep naar de uitgang en een andere medewerker [slachtoffer 3] liep hem achterna. Hierop kreeg [slachtoffer 3] een duw van de man kreeg en vervolgens een vuistslag in zijn gezicht. Voorzover zij kon zien had de man in ieder geval 4 pakjes sigaretten Marlboro gestolen. [10]
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij op 12 januari 2020 in de [bedrijf] in [plaats] was. Hij zag dat een getinte man een medewerker van de winkel met gebalde vuist op zijn oog sloeg. Hij hoorde iemand zeggen dat de getinte man iets gestolen had. Hij was vervolgens naar de getinte man gelopen en had tegen hem gezegd dat hij gewoon moest afrekenen. Hij zag dat de getinte man een mes tevoorschijn haalde en dat de man het mes naar hem en nog een man richtte. [11]
[getuige 3] heeft verklaard dat zij op 12 januari 2020 aan het werk was bij de [bedrijf] in [plaats] . Zij hoorde een man bij de servicebalie zeggen dat zij niet wilde betalen. Zij zag dat de man zijn collega een duw en een klap gaf. Daarna zag zij dat de man een mes pakte en dit mes voor zich hield en heen en weer bewoog om iedereen op afstand te houden. [12]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 12 januari 2012 in de [bedrijf] in [plaats] was. Hij had daar 4 pakjes sigaretten uit de handen van de medewerker achter de servicebalie gepakt. Hij had geen geld bij zich om de sigaretten te betalen en had de medewerker in het gezicht geduwd. Hij had die dag in [bedrijf] een mes bij zich. [13]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht gelet op voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 12 januari 2020 sigaretten heeft gestolen bij [bedrijf] en daarbij geweld heeft gebruikt en een mes heeft getoond.
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beltegoed en levensmiddelen heeft gestolen. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanwijzingen. Uit de aangifte van [getuige 2] volgt niet welke goederen, anders dan de sigaretten, door verdachte weggenomen zouden zijn. In de aangifte wordt het beltegoed ook niet genoemd.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 12 januari 2020 te [plaats] [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "ik maak jou dood” en “ik ga je vermoorden met een mes, zowel in huis als buiten op straat”;
2
op 12 januari 2020 te [plaats] meerdere pakjes sigaretten, d
iegeheel aan een ander toebehoorden, te weten aan [bedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 3] te duwen en in het gezicht te slaan en naar die [slachtoffer 4] een mes te richten.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2 diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over verdachte zijn de volgende rapporten opgemaakt:
- een rapport van 22 april 2020, opgemaakt door K.L.C. van der Bijl, GZ-psycholoog;
- een rapport van 20 april 2020, opgemaakt door J. van der Meer, psychiater.
Het rapport, opgemaakt door J. van der Meer houdt onder meer het volgende in.
Er is sprake van een psychische stoornis in de vorm van een ongespecificeerde schizofre- niespectrum- of andere psychotische stoornis. Het is aannemelijk dat deze stoornissen er ook waren ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde en de gedragingen en gedragskeuzes van betrokkene beïnvloedden. Er wordt geadviseerd om het tenlastegelegde, indien bewezen, niet toe te rekenen.
Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. De psychose van betrokkene is een belangrijke risicofactor in het huidige delict. Dit maakt dat het voor het recidivegevaar in ieder geval cruciaal is dat de psychose in remissie gaat en vervolgens ook in remissie blijft. Hiervoor is medicamenteuze behandeling nodig. De behandeling dient klinisch te gebeuren om zeker te weten dat de psychose volledig in remissie gaat voordat betrokkene weer buiten de kliniek verblijft. Gezien de ernst van de psychose, het niet in remissie gaan van de klachten in het PPC en incidenten die zich hebben voorgedaan in het PPC is het advies wel om deze behandeling plaats te laten vinden in een forensisch psychiatrische kliniek.
Om deze redenen wordt geadviseerd om te laten onderzoeken of een zorgmachtiging kan worden afgegeven in het kader van de schakelbepaling artikel 2.3 van de Wet forensische zorg, zodat betrokkene op basis van deze maatregel klinisch kan worden behandeld in een forensisch psychiatrische kliniek.
Het rapport, opgemaakt door K.L.C. van der Bijl houdt onder meer het volgende in.
Betrokkene is lijdende aan een psychische stoornis, namelijk een paranoïde psychotisch toestandsbeeld. Ten tijde van beide tenlastegelegde feiten was bovengenoemde stoornis actueel en beïnvloedde deze stoornis de gedragingen en gedragskeuzes van betrokkene. Er wordt geadviseerd om het tenlastegelegde niet aan betrokkene toe te rekenen. Ten gevolge van de stoornis was betrokkene niet in staat om zijn wil en gedrag in vrijheid te bepalen.
Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Indien betrokkene intensieve behandeling en begeleiding krijgt waar hij zich niet aan kan onttrekken kan hij ingesteld worden op antipsychotische medicatie. Hierdoor kan zijn toestandsbeeld verbeteren wat het risico op recidive zal doen verminderen.
Intensieve behandeling en begeleiding op een FPA of FPK is passend om betrokkene adequate zorg te kunnen bieden. Tevens kan binnen een dergelijke setting het gewenste beveiligingsniveau geboden worden. Een opname op een forensisch psychiatrische afdeling (FPA) of forensisch psychiatrische kliniek (FPK) zou vormgegeven kunnen worden bij wijze van een zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte GGZ.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot ontslag van alle rechtsvervolging, gelet op voornoemde rapportages.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft eveneens verzocht om ontslag van alle rechtsvervolging.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op basis van de conclusies van de deskundigen van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde niet aan verdachte kan worden toegerekend en zij zal verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.
Het verzoekschrift van de officier van justitie tot het verlenen van een zorgmachtiging ten aanzien van verdachte is tegelijk met de onderhavige strafzaak behandeld. De rechtbank zal gebruik maken van de in artikel 2.3, eerste lid, aanhef en onder 4 van de Wfz gegeven bevoegdheid. De toewijzende beslissing op dit verzoek wordt bij – dat is: tegelijk met – deze uitspraak bij afzonderlijke beschikking van heden afgegeven.
De voorlopige hechtenis zal worden opgeheven met ingang van het moment waarop de zorgmachtiging ten uitvoer wordt gelegd.

8.BESLAG

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het onder verdachte in beslag genomen mes te onttrekken aan het verkeer.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat het onder verdachte in beslag genomen mes aan verdachte dient te worden teruggegeven.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het onder verdachte in beslag genomen mes onttrekken aan het verkeer.
Met betrekking tot dit voorwerp is het onder 2 bewezen verklaarde feit begaan.
De rechtbank overweegt daartoe dat het in beslag genomen mes past binnen de door de aangever [slachtoffer 4] en getuige [getuige 3] gegeven beschrijving van het door verdachte getoonde mes. Het ongecontroleerde bezit van dit mes is naar het oordeel van de rechtbank in strijd met het algemeen belang, nu dit inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, dat bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte gepleegde, onder 2 bewezen verklaarde feit is aangetroffen, aan verdachte toebehoort en kan dienen tot het begaan of voorbereiden van soortgelijke misdrijven.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
- heft op de voorlopige hechtenis met ingang van het moment waarop bovengenoemde zorgmachtiging ten uitvoer wordt gelegd;
Beslag
- verklaart het voorwerp onttrokken aan het verkeer:
 een mes.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Schnitzler, voorzitter, mrs. L.M.G de Weerd en I.G.C. Bij de Vaate, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 augustus 2020.
Mr. Schnitzler is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 12 januari 2020 te [plaats] [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "ik maak jou dood en/of ik ben de generaal ik kan alles doen en laten en/of ik ga je vermoorden met een mes, zowel in huis als buiten op straat", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 12 januari 2020 te [plaats] een of meerdere pakjes sigaretten en/of beltegoed en/of levensmiddelen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 3] te duwen en/of in/tegen het gezicht, althans het hoofd te stompen of te slaan en/of naar die [slachtoffer 4] een mes te richten;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PLO900-2020016229, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 93. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 31.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 32.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , pagina 51.
5.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1] , pagina 44.
6.Verklaring van verdachte [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 21 juli 2020.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , pagina 23.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , pagina 24.
9.Proces-verbaal van aangifte [getuige 2] , pagina 6.
10.Proces-verbaal van aangifte [getuige 2] , pagina 7.
11.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 2] , pagina 14.
12.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 3] , pagina 12.
13.Verklaring van verdachte [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 21 juli 2020.