8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een medebewoonster van de instelling waar hij verbleef vanuit het niets flink mishandeld. Het slachtoffer heeft onder meer een hersenschudding opgelopen als gevolg van de vuistslagen die verdachte haar tegen het hoofd heeft gegeven terwijl zij op de grond lag. Hoewel het feit niet aan verdachte kan worden toegerekend omdat hij tijdens het plegen in een psychose verkeerde, zijn de gevolgen voor het slachtoffer ernstig en heeft verdachte door zijn gedrag onrust en angst bij de instelling waar hij verbleef, veroorzaakt.
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van de voornoemde Pro Justitia rapporten. De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte voorts kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 19 augustus 2020, opgemaakt door R. Liekens-Willems, reclasseringswerker.
Uit het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia volgt dat de psychiaters hebben vastgesteld dat er bij verdachte sprake is van schizofrenie en dat verdachte in dat kader psychotisch gedecompenseerd was ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. Deze decompensatie beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. De psychiaters adviseren daarom het ten laste gelegde feit niet aan verdachte toe te rekenen.
Uit het psychologisch onderzoek Pro Justitia volgt dat de psycholoog heeft vastgesteld dat bij verdachte sprake is van schizofrenie. Dit was ook zo ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. De stoornis beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde volledig. Derhalve wordt geadviseerd om verdachte het tenlastegelegde niet toe te rekenen.
De psycholoog en de psychiaters achten de kans op een psychotische decompensatie en derhalve het risico op een recidive laag indien verdachte adequaat met een antipsychoticum behandeld blijft worden. Bij een psychotische decompensatie is de kans op recidive op termijn matig tot hoog. Om die reden is het van belang dat betrokkene de medicatie in de huidige dosering blijft gebruiken.
De psycholoog en de psychiaters adviseren op grond van artikel 2.3 Wet Forensische Zorg (WFZ) de mogelijkheid te onderzoeken tot het afgeven van een zorgmachtiging krachtens de Wvggz en betrokkene wat langduriger te stabiliseren op een FPK en vervolgens de behandeling vorm te geven middels een forensisch FACT-team en begeleid (zelfstandig) wonen.
Door de reclassering wordt de kans op recidive in delictgedrag, met gevaar voor letselschade, als gemiddeld ingeschat. De grootste criminogene factor in deze is met name de psychiatrische problematiek van betrokkene en de onvoldoende aanwezigheid van ziekte-inzicht. Er zijn beschermende factoren aanwezig zoals zijn moeder, financiën, abstinentie van drugs en alcohol en de motivatie tot gedragsverandering. Er is sprake van een lage kans op recidive bij het onder toezicht innemen van medicatie. Dit is echter tijdens een ambulante behandeling (na klinische fase) niet haalbaar.
De reclassering adviseert oplegging van de TBS-maatregel met voorwaarden en heeft daarbij een reeks voorwaarden geformuleerd. R. Liekens-Willems, reclasseringswerker, heeft ter terechtzitting een toelichting gegeven op dit advies. Door de reclasseringswerker is aangevoerd dat er een forensisch kader nodig is dat is gericht op het beperken van recidive waarbij snel kan worden ingegrepen bij (dreigende) psychotische decompensatie van verdachte. De reclassering ziet in de civiele zorgmachtiging in het kader van de Wvggz te weinig mogelijkheden om recidive in te dammen, omdat binnen dit kader geen forensische behandeling wordt geboden en de behandeling in het geheel niet is gericht op het voorkomen van strafrechtelijke recidive. De reclassering betwijfelt of verdachte, gezien zijn schizofrenie en zijn voorgeschiedenis waaruit blijkt dat hij niet altijd medicatietrouw is, zodat de kans dat zich op enig moment opnieuw een psychose voor zal doen reëel is, op het moment dat hij opnieuw dreigt te decompenseren tijdig de juiste hulp krijgt indien verdachte een zorgmachtiging opgelegd krijgt. Bovendien acht de reclassering de kans dat verdachte op dit moment een zorgmachtiging krijgt klein, aangezien verdachte reeds in een kliniek zit en hij geen zorgmijder is. Indien de TBS-maatregel met voorwaarden wordt opgelegd dan kan de reeds ingezette behandeling bij de FPK [locatie 2] worden voortgezet. Verdachte kan dan onder meer de behandeling af maken in de daarvoor benodigde tijd om vervolgens door te stromen naar begeleid wonen. Hij kan de benodigde ambulante hulp krijgen en zijn moeder kan bij de begeleiding en behandeling worden betrokken. Bij psychische decompensatie kan men via de TBS-maatregel sneller interveniëren. Een groot voordeel daarvan is dat veel sneller terug kan worden geplaatst naar een kliniek om zo verder nadeel te voorkomen.
De rechtbank is, gelet op toelichting van de reclasseringswerker ter terechtzitting, van oordeel dat een civiele zorgmachtiging in het kader van de Wvggz een onvoldoende geschikt kader biedt om de risicofactoren bij verdachte te beperken. Een behandelkader via een zorgmachtiging, zoals de psychiater en de psycholoog adviseren om te onderzoeken, acht de rechtbank niet passend. De rechtbank is er niet van overtuigd dat de behandeling die verdachte nodig heeft in het kader van een zorgmachtiging zal kunnen worden geboden. Niet alleen is het in dit geval nog maar de vraag of bij een reeds opgenomen verdachte, een zorgmachtiging wordt afgegeven, daarnaast biedt een zorgmachtiging geen mogelijkheden voor behandeling in een forensisch kader, terwijl juist dit kader noodzakelijk is om recidive te voorkomen.
De rechtbank zal daarom niet meegaan in het advies van de psycholoog en de psychiaters.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld welke maatregel aan verdachte moet worden opgelegd. Gelet op het advies van de reclassering zal de rechtbank in het navolgende toetsen of aan de voorwaarden is voldaan om de TBS-maatregel met voorwaarden op te leggen en onderzoeken of deze maatregel in het onderhavige geval passend is.
Voor het kunnen opleggen van de TBS-maatregel met voorwaarden moet aan een aantal vereisten zijn voldaan, te weten:
- er dient sprake te zijn van een TBS-waardig delict: een misdrijf bedreigd met ten minste 4 jaar gevangenisstraf, of dat is genoemd in 37a eerste lid onder 1 van het Wetboek van Strafrecht;
- er dient sprake te zijn van een verdachte bij wie ten tijde van het delict sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen vereist het opleggen van de maatregel (gevaarscriterium);
- verdachte dient zich bereid te hebben verklaard tot naleving van de voorwaarden;
- er is een recente multidisciplinaire gedragsrapportage opgemaakt;
Het door verdachte begane feit is een misdrijf waarvoor op grond van artikel 37a, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, oplegging van de TBS-maatregel mogelijk is.
Bij verdachte was ten tijde van het bewezen verklaarde feit sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De rechtbank rekent het feit aan verdachte niet toe.
Vervolgens ligt de vraag ter beantwoording of – ter bescherming van de maatschappij – de TBS-maatregel met voorwaarden aangewezen is. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Zij licht dat als volgt toe.
Het gaat om een ernstig feit en de deskundigen schatten het risico op recidive laag in zolang verdachte adequaat met een antipsychoticum behandeld blijft worden. Bij een psychotische decompensatie wordt de kans op recidive ingeschat op matig tot hoog. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld.
De reclassering stelt dat de inschatting van de kans op recidive door de deskundigen gebaseerd is op inname van medicatie onder toezicht en het voortzetten van behandeling. Verdachte is echter bekend met het staken van medicatie en onttrekken aan zorg als het beter met hem gaat. Voorts heeft verdachte een psychotische kwetsbaarheid waar hij onvoldoende rekening mee houdt. Het ontbreekt verdachte aan voldoende inzicht in zijn problematiek.
Gelet op de aard van het feit, de inhoud van de in dit vonnis besproken onderzoeken, het reclasseringsadvies en de toelichting van de reclasseringswerker ter terechtzitting acht de rechtbank de problematiek van verdachte zodanig dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om hem onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Naar het oordeel van de rechtbank eist de veiligheid van anderen – gelet op het recidiverisico zoals aangenomen en omschreven door de psychiaters en psycholoog – dat aan verdachte de TBS-maatregel met voorwaarden wordt opgelegd.
De rechtbank zal dan ook aan verdachte voor het bewezen verklaarde feit een TBS-maatregel met voorwaarden opleggen. Verdachte is reeds onder behandeling bij FPK [locatie 2] te [plaats] . De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte deze behandeling kan voortzetten. De TBS-maatregel met voorwaarden biedt deze mogelijkheid. Voor de te formuleren voorwaarden heeft de rechtbank het reclasseringsrapport van 19 augustus 2020 als uitgangspunt genomen. Verdachte heeft tijdens de terechtzitting van 25 augustus 2020 verklaard dat hij weliswaar liever geen TBS opgelegd krijgt, maar dat hij op zich bereid is tot naleving van de voorwaarden. De rechtbank zal na te noemen voorwaarden van de reclassering overnemen.
De rechtbank zal bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.