ECLI:NL:RBMNE:2020:6093

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 september 2020
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
16/107337-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van alle rechtsvervolging en oplegging van TBS met voorwaarden voor poging tot zware mishandeling

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 8 september 2020, is de verdachte, geboren in 1992 in Suriname, beschuldigd van poging tot zware mishandeling van een medebewoonster in een instelling in Lelystad op 19 april 2020. De rechtbank heeft op tegenspraak geoordeeld na een zitting op 25 augustus 2020, waar de officier van justitie, mr. A.E. Lohuis, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. G.I.H. Schulte, hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer door meermalen in het gezicht te slaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie heeft betoogd dat het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit op basis van de psychische toestand van de verdachte, die ten tijde van het feit in een ernstige psychose verkeerde. De rechtbank heeft geoordeeld dat het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, omdat het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd. De verdachte is vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar het subsidiair tenlastegelegde is bewezen verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte ten tijde van het feit volledig ontoerekeningsvatbaar was en heeft hem ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd, gezien de ernst van het feit en de psychische problematiek van de verdachte. De voorwaarden van de TBS-maatregel zijn gericht op het waarborgen van de veiligheid van anderen en het bieden van de noodzakelijke behandeling aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/107337-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 september 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] (Suriname),
verblijvende in het Forensisch Psychiatrisch Centrum [locatie 1] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 augustus 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. A.E. Lohuis en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. G.I.H. Schulte, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair
op 19 april 2020 te Lelystad aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door meermalen in het gezicht van voornoemde [slachtoffer] te slaan en te stompen;
subsidiair
op 19 april 2020 te Lelystad heeft gepoogd aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door meermalen in het gezicht van voornoemde [slachtoffer] te slaan en te stompen;
meer subsidiair
op 19 april 2020 te Lelystad [slachtoffer] heeft mishandeld door met opzet meermalen,
in het gezicht van voornoemde [slachtoffer] te slaan en te stompen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft overeenkomstig de aan de rechtbank overgelegde pleitnota vrijspraak bepleit van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde. Zij heeft daartoe gesteld dat verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm, heeft gehad op het toebrengen van letsel, aangezien er bij verdachte ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van een ernstige psychose waardoor ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. Subsidiair heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde omdat er geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel zoals omschreven in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw gesteld dat ook een poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel niet kan worden bewezen, omdat naast de stelling dat ook hier de psychose van verdachte leidt tot het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet, bovendien niet kan worden vastgesteld dat het geweld dat verdachte uitoefende zodanig was dat dit tot zwaar lichamelijk letsel had kunnen leiden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak primair tenlastegelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Het letsel dat [slachtoffer] bij deze mishandeling heeft opgelopen kan niet gekwalificeerd worden als ‘zwaar lichamelijk letsel’ zoals bedoeld in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht.
Bewijsmiddelen
[slachtoffer]heeft aangifte gedaan. Zij heeft het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 19 april 2020 was ik in Lelystad. Op de gang kwam ik [verdachte] tegen. Ik zag dat [verdachte] mij met twee handen vastpakte. Op een gegeven moment lag ik op de grond. Ik voelde vervolgens pijn aan mijn hoofd. Ik voelde bloed in mijn gezicht. Ik voelde pijn in mijn gezicht en heb een licht en pijn gevoel in mijn hoofd. [1]
Mevrouw [A], forensisch arts bij de GGD Flevoland, heeft op 18 mei 2020 een geneeskundige verklaring met betrekking tot het letsel van [slachtoffer] opgesteld, zakelijk weergegeven:
Uit de gegevens van de SEH blijkt dat er sprake is van een trauma van het
aangezicht. Er wordt een hersenschudding vastgesteld en een snijwondje van 1 cm in de bovenste ooglidplooi van het rechter oog. Er zijn geen bloedingen en fracturen of andere inwendige traumatische afwijkingen vastgesteld. [slachtoffer] heeft hoofdpijn, pijn met kauwen en kan door een gezwollen tong moeilijker praten. Ze is bewusteloos geweest. Er zijn geen duidelijke verwoningen meer zichtbaar. Geschat wordt dat de genezingsduur 3 weken is en er wordt geen blijvende schade verwacht. [2]
Verbalisant [verbalisant]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergeven:
Op 19 april 2020 was ik in Lelystad. [B] verklaarde het volgende: "Ik hoorde geschreeuw op de gang. Ik zag dat [verdachte] op [slachtoffer] zat en met gebalde vuisten op haar insloeg. Ik ben er vervolgens naar toe gerend en [verdachte] van [slachtoffer] afgeduwd. [3]
Bewijsoverwegingen
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte meermalen met gebalde vuisten tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar deel van het lichaam betreft. Door het aldus uitoefenen van geweld is de kans dat [slachtoffer] hierdoor zwaar lichamelijk letsel, zoals diverse fracturen of hersenletsel, op zou lopen aanmerkelijk. Het handelen van verdachte kan naar haar uiterlijke verschijningsvorm daarom worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans hierop bewust heeft aanvaard.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat verdachte zich door zijn psychose niet bewust was van zijn handelen, noch van de kans op zwaar lichamelijk letsel, en dat er daarom geen sprake zou zijn van opzet. Volgens vaste jurisprudentie is dit alleen het geval als bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen zou hebben ontbroken. Daarvan zal slechts bij hoge uitzondering sprake zijn, en de rechtbank is van oordeel dat een dergelijk uitzondering zich hier niet voordoet.
De vaststelling dat de verdachte de vrijheid niet had om zijn wil te bepalen en keuzes te maken, betekent nog niet dat bij de verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. Dat de verdachte gedurende de psychose ontoerekeningsvatbaar was, sluit evenmin uit dat sprake is geweest van opzettelijk handelen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 19 april 2020 te Lelystad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om aan een persoon, genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
door met dat opzet meermalen, met kracht en met gebalde vuist in het gezicht van voornoemde [slachtoffer] te slaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier heeft betoogd dat kan worden vastgesteld dat verdachte ten gevolge van de ernstige psychose waarin verdachte verkeerde toen hij het feit beging, geheel ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het tenlastegelegde.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat, in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hij volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het tenlastegelegde.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
  • een Pro Justitia rapport van 29 juli 2020, opgemaakt door J. Ytema, gezondheidszorgpsycholoog;
  • een Pro Justitia rapport van 10 juli 2020, opgemaakt door W.E. de Mol, psychiater in opleiding, en C.A.M. van der Meijs, psychiater (hierna: de psychiaters).
Uit de rapporten van de psycholoog en de psychiaters volgt dat verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde volledig ontoerekeningsvatbaar wordt geacht. De psycholoog en de psychiaters komen tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van schizofrenie. Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde was betrokkene psychotisch gedecompenseerd in het kader van schizofrenie. Verdachte werd bij het ten laste gelegde feit in zijn handelen gedreven door psychotische gedachten en auditieve hallucinaties.
De rechtbank is op basis van de conclusies van de deskundigen van oordeel dat het hiervoor bewezenverklaarde niet aan verdachte kan worden toegerekend en zij zal verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.

8.OPLEGGING VAN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte de (ongemaximeerde) maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS-maatregel) op te leggen, onder het stellen van voorwaarden betreffende het gedrag van de verdachte gedurende de termijn van de TBS-maatregel, te weten:
  • verdachte houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen die zijn en worden gegeven door de aangewezen reclasseringsorganisatie en moet zich zo frequent melden als de reclassering dat nodig acht. Daarnaast werkt verdachte mee aan huisbezoeken door de reclassering;
  • verdachte verblijft op FPK [locatie 2] te [plaats] of soortgelijke instelling en zal zich houden aan de daar geldende huis- en leefregels c.q. voorwaarden die daar aan hem gesteld worden en stelt zich hierin begeleidbaar op en conformeert zich aan de geboden behandeling, ook als dit inhoudt inname van voorgeschreven medicatie;
  • verdachte werkt mee aan het, indien nodig geacht, elektronisch toezicht met het doel zijn verlofbewegingen te monitoren;
  • verdachte werkt, indien geïndiceerd, mee aan een plaatsing in een vervolgsetting, zoals een beschermd/begeleid wonen en zal zich aldaar houden aan de geldende huis- en leefregels c.q. voorwaarden die aan hem gesteld worden;
  • verdachte werkt mee met nader te indiceren woonbegeleiding;
  • verdachte conformeert zich aan een ambulante (vervolg)behandeling bij een forensische polikliniek of een soortgelijke instelling, na het afronden van klinische opname, ook als dit inhoudt inname van voorgeschreven medicatie;
  • verdachte zal niet van verblijfplaats veranderen dan na overleg met zijn behandelaren en de reclassering;
  • verdachte zal niet zonder toestemming van zijn begeleiders en/of de reclassering zijn werkuren bij het dagbestedingstraject veranderen;
  • verdachte zal geen omgang hebben met personen die zijn resocialisatie in gevaar (kunnen) brengen en stelt zich open op, inzake het aangaan van nieuwe relaties of bestaande relaties en heeft geen bezwaar dat deze op ‘gepaste en discrete’ wijze door de reclassering worden gescreend;
  • verdachte zal zich onthouden van alcohol- en druggebruik en zich niet onttrekken aan controles hierop;
  • verdachte geeft inzicht in zijn financiën als daarom verzocht wordt en accepteert hiervoor begeleiding;
  • verdachte zorgt ervoor dat hij altijd bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaren.
  • verdachte werkt, in het geval van een door de reclassering en behandelaren geïndiceerde crisissituatie, mee aan een tijdelijke terugplaatsing in de gesloten unit van de FPA of een soortgelijke instelling.
  • verdachte werkt mee aan een Ambulant Forensisch Psychiatrisch Toezicht (FPT) bij een nader te indiceren klinische behandelsetting, ook als dit betekent een time-out opname van maximaal tweemaal een periode van zeven weken. Daarnaast worden er binnen het FPT afspraken gemaakt (na een klinisch traject) inzake onder andere tijdelijke crisisopvang.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de TBS-maatregel met voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het opleggen van TBS-maatregel met voorwaarden of een zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) niet noodzakelijk is, omdat verdachte er binnen zijn eigen mogelijkheden alles aan heeft gedaan om het incident te voorkomen. Verdachte heeft kort voor het feit zelf hulp gezocht en heeft zich laten opnemen in een GGZ instelling. Verdachte is nu stabiel, werkt vrijwillig mee aan behandelingen en zoekt behandeling zelf ook op. Ook is niet duidelijk geworden hoe de voorgestelde maatregelen recidive zouden kunnen voorkomen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een medebewoonster van de instelling waar hij verbleef vanuit het niets flink mishandeld. Het slachtoffer heeft onder meer een hersenschudding opgelopen als gevolg van de vuistslagen die verdachte haar tegen het hoofd heeft gegeven terwijl zij op de grond lag. Hoewel het feit niet aan verdachte kan worden toegerekend omdat hij tijdens het plegen in een psychose verkeerde, zijn de gevolgen voor het slachtoffer ernstig en heeft verdachte door zijn gedrag onrust en angst bij de instelling waar hij verbleef, veroorzaakt.
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van de voornoemde Pro Justitia rapporten. De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte voorts kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 19 augustus 2020, opgemaakt door R. Liekens-Willems, reclasseringswerker.
Uit het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia volgt dat de psychiaters hebben vastgesteld dat er bij verdachte sprake is van schizofrenie en dat verdachte in dat kader psychotisch gedecompenseerd was ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. Deze decompensatie beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. De psychiaters adviseren daarom het ten laste gelegde feit niet aan verdachte toe te rekenen.
Uit het psychologisch onderzoek Pro Justitia volgt dat de psycholoog heeft vastgesteld dat bij verdachte sprake is van schizofrenie. Dit was ook zo ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. De stoornis beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde volledig. Derhalve wordt geadviseerd om verdachte het tenlastegelegde niet toe te rekenen.
De psycholoog en de psychiaters achten de kans op een psychotische decompensatie en derhalve het risico op een recidive laag indien verdachte adequaat met een antipsychoticum behandeld blijft worden. Bij een psychotische decompensatie is de kans op recidive op termijn matig tot hoog. Om die reden is het van belang dat betrokkene de medicatie in de huidige dosering blijft gebruiken.
De psycholoog en de psychiaters adviseren op grond van artikel 2.3 Wet Forensische Zorg (WFZ) de mogelijkheid te onderzoeken tot het afgeven van een zorgmachtiging krachtens de Wvggz en betrokkene wat langduriger te stabiliseren op een FPK en vervolgens de behandeling vorm te geven middels een forensisch FACT-team en begeleid (zelfstandig) wonen.
Door de reclassering wordt de kans op recidive in delictgedrag, met gevaar voor letselschade, als gemiddeld ingeschat. De grootste criminogene factor in deze is met name de psychiatrische problematiek van betrokkene en de onvoldoende aanwezigheid van ziekte-inzicht. Er zijn beschermende factoren aanwezig zoals zijn moeder, financiën, abstinentie van drugs en alcohol en de motivatie tot gedragsverandering. Er is sprake van een lage kans op recidive bij het onder toezicht innemen van medicatie. Dit is echter tijdens een ambulante behandeling (na klinische fase) niet haalbaar.
De reclassering adviseert oplegging van de TBS-maatregel met voorwaarden en heeft daarbij een reeks voorwaarden geformuleerd. R. Liekens-Willems, reclasseringswerker, heeft ter terechtzitting een toelichting gegeven op dit advies. Door de reclasseringswerker is aangevoerd dat er een forensisch kader nodig is dat is gericht op het beperken van recidive waarbij snel kan worden ingegrepen bij (dreigende) psychotische decompensatie van verdachte. De reclassering ziet in de civiele zorgmachtiging in het kader van de Wvggz te weinig mogelijkheden om recidive in te dammen, omdat binnen dit kader geen forensische behandeling wordt geboden en de behandeling in het geheel niet is gericht op het voorkomen van strafrechtelijke recidive. De reclassering betwijfelt of verdachte, gezien zijn schizofrenie en zijn voorgeschiedenis waaruit blijkt dat hij niet altijd medicatietrouw is, zodat de kans dat zich op enig moment opnieuw een psychose voor zal doen reëel is, op het moment dat hij opnieuw dreigt te decompenseren tijdig de juiste hulp krijgt indien verdachte een zorgmachtiging opgelegd krijgt. Bovendien acht de reclassering de kans dat verdachte op dit moment een zorgmachtiging krijgt klein, aangezien verdachte reeds in een kliniek zit en hij geen zorgmijder is. Indien de TBS-maatregel met voorwaarden wordt opgelegd dan kan de reeds ingezette behandeling bij de FPK [locatie 2] worden voortgezet. Verdachte kan dan onder meer de behandeling af maken in de daarvoor benodigde tijd om vervolgens door te stromen naar begeleid wonen. Hij kan de benodigde ambulante hulp krijgen en zijn moeder kan bij de begeleiding en behandeling worden betrokken. Bij psychische decompensatie kan men via de TBS-maatregel sneller interveniëren. Een groot voordeel daarvan is dat veel sneller terug kan worden geplaatst naar een kliniek om zo verder nadeel te voorkomen.
De rechtbank is, gelet op toelichting van de reclasseringswerker ter terechtzitting, van oordeel dat een civiele zorgmachtiging in het kader van de Wvggz een onvoldoende geschikt kader biedt om de risicofactoren bij verdachte te beperken. Een behandelkader via een zorgmachtiging, zoals de psychiater en de psycholoog adviseren om te onderzoeken, acht de rechtbank niet passend. De rechtbank is er niet van overtuigd dat de behandeling die verdachte nodig heeft in het kader van een zorgmachtiging zal kunnen worden geboden. Niet alleen is het in dit geval nog maar de vraag of bij een reeds opgenomen verdachte, een zorgmachtiging wordt afgegeven, daarnaast biedt een zorgmachtiging geen mogelijkheden voor behandeling in een forensisch kader, terwijl juist dit kader noodzakelijk is om recidive te voorkomen.
De rechtbank zal daarom niet meegaan in het advies van de psycholoog en de psychiaters.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld welke maatregel aan verdachte moet worden opgelegd. Gelet op het advies van de reclassering zal de rechtbank in het navolgende toetsen of aan de voorwaarden is voldaan om de TBS-maatregel met voorwaarden op te leggen en onderzoeken of deze maatregel in het onderhavige geval passend is.
Voor het kunnen opleggen van de TBS-maatregel met voorwaarden moet aan een aantal vereisten zijn voldaan, te weten:
- er dient sprake te zijn van een TBS-waardig delict: een misdrijf bedreigd met ten minste 4 jaar gevangenisstraf, of dat is genoemd in 37a eerste lid onder 1 van het Wetboek van Strafrecht;
- er dient sprake te zijn van een verdachte bij wie ten tijde van het delict sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen vereist het opleggen van de maatregel (gevaarscriterium);
- verdachte dient zich bereid te hebben verklaard tot naleving van de voorwaarden;
- er is een recente multidisciplinaire gedragsrapportage opgemaakt;
Het door verdachte begane feit is een misdrijf waarvoor op grond van artikel 37a, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, oplegging van de TBS-maatregel mogelijk is.
Bij verdachte was ten tijde van het bewezen verklaarde feit sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De rechtbank rekent het feit aan verdachte niet toe.
Vervolgens ligt de vraag ter beantwoording of – ter bescherming van de maatschappij – de TBS-maatregel met voorwaarden aangewezen is. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Zij licht dat als volgt toe.
Het gaat om een ernstig feit en de deskundigen schatten het risico op recidive laag in zolang verdachte adequaat met een antipsychoticum behandeld blijft worden. Bij een psychotische decompensatie wordt de kans op recidive ingeschat op matig tot hoog. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld.
De reclassering stelt dat de inschatting van de kans op recidive door de deskundigen gebaseerd is op inname van medicatie onder toezicht en het voortzetten van behandeling. Verdachte is echter bekend met het staken van medicatie en onttrekken aan zorg als het beter met hem gaat. Voorts heeft verdachte een psychotische kwetsbaarheid waar hij onvoldoende rekening mee houdt. Het ontbreekt verdachte aan voldoende inzicht in zijn problematiek.
Gelet op de aard van het feit, de inhoud van de in dit vonnis besproken onderzoeken, het reclasseringsadvies en de toelichting van de reclasseringswerker ter terechtzitting acht de rechtbank de problematiek van verdachte zodanig dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om hem onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Naar het oordeel van de rechtbank eist de veiligheid van anderen – gelet op het recidiverisico zoals aangenomen en omschreven door de psychiaters en psycholoog – dat aan verdachte de TBS-maatregel met voorwaarden wordt opgelegd.
De rechtbank zal dan ook aan verdachte voor het bewezen verklaarde feit een TBS-maatregel met voorwaarden opleggen. Verdachte is reeds onder behandeling bij FPK [locatie 2] te [plaats] . De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte deze behandeling kan voortzetten. De TBS-maatregel met voorwaarden biedt deze mogelijkheid. Voor de te formuleren voorwaarden heeft de rechtbank het reclasseringsrapport van 19 augustus 2020 als uitgangspunt genomen. Verdachte heeft tijdens de terechtzitting van 25 augustus 2020 verklaard dat hij weliswaar liever geen TBS opgelegd krijgt, maar dat hij op zich bereid is tot naleving van de voorwaarden. De rechtbank zal na te noemen voorwaarden van de reclassering overnemen.
De rechtbank zal bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de teruggave van de inbeslaggenomen messen aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, zal worden gelast.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzet zich niet tegen teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt van de inbeslaggenomen messen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal van de inbeslaggenomen messen de teruggave gelasten aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 385,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gevorderde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. De raadsvrouw stelt daartoe dat niet is gebleken dat het gevorderde bedrag is aangewend ten aanzien van de gevolgen van het tenlastegelegde.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat vordering onvoldoende onderbouwd is. Het is niet gebleken dat de benadeelde partij het gevorderde bedrag als rechtstreekse schade heeft geleden als gevolg van het tenlastegelegde zodat de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 38, 38a, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ten aanzien van dat feit;
Oplegging maatregel
  • gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
  • verdachte pleegt geen strafbare feiten;
  • verdachte geeft toestemming aan de reclassering tot het opvragen en uitwisselen van informatie aan alle instellingen die zij relevant achten en die van belang zijn voor een goede behandeling c.q. begeleiding in het kader. Tevens verleent hij zijn medewerking aan het maken van een digitale foto ten behoeve van zijn dossier en verleent hij ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken, of biedt ter inzage een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht aan;
  • verdachte geeft toestemming aan de reclassering en aan zijn begeleiders, dat in geval van ongeoorloofde afwezigheid of calamiteiten en het niet nakomen van bovengenoemde voorwaarden, deze informatie aan alle betrokken partijen gemeld wordt;
  • tijdens de gehele TBS-maatregel is het voor verdachte niet toegestaan om zich buiten het Europese deel van het Koninkrijk der Nederlanden te begeven;
  • verdachte houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen die zijn en worden gegeven door de aangewezen reclasseringsorganisatie en moet zich zo frequent melden als de reclassering dat nodig acht. Daarnaast werkt betrokkene mee aan huisbezoeken door de reclassering;
  • verdachte verblijft in FPK [locatie 2] te [plaats] of soortgelijke instelling en zal zich houden aan de daar geldende huis- en leefregels c.q. voorwaarden die daar aan hem gesteld worden en stelt zich hierin begeleidbaar op en conformeert zich aan de geboden behandeling, ook als dit inhoudt inname van voorgeschreven medicatie;
  • verdachte werkt mee aan het, indien nodig geacht, elektronisch toezicht met het doel zijn verlofbewegingen te monitoren;
  • verdachte werkt, indien geïndiceerd, mee aan een plaatsing in een vervolgsetting, zoals een beschermd/begeleid wonen en zal zich aldaar houden aan de geldende huis- en leefregels c.q. voorwaarden die aan hem gesteld worden;
  • verdachte werkt mee met nader te indiceren woonbegeleiding;
  • verdachte conformeert zich aan een ambulante (vervolg)behandeling bij een forensische polikliniek of een soortgelijke instelling, na het afronden van klinische opname, ook als dit inhoudt inname van voorgeschreven medicatie;
  • verdachte zal niet van verblijfplaats veranderen dan na overleg met zijn behandelaren en de reclassering;
  • verdachte zal niet zonder toestemming van zijn begeleiders en/of de reclassering zijn werkuren bij het dagbestedingstraject veranderen;
  • verdachte zal geen omgang hebben met personen die zijn resocialisatie in gevaar (kunnen) brengen en stelt zich open op, inzake het aangaan van nieuwe relaties of bestaande relaties en heeft geen bezwaar dat deze op ‘gepaste en discrete’ wijze door de reclassering worden gescreend;
  • verdachte zal zich onthouden van alcohol- en druggebruik en zich niet onttrekken aan controles hierop;
  • verdachte geeft inzicht in zijn financiën als daarom verzocht wordt en accepteert hiervoor begeleiding;
  • verdachte zorgt ervoor dat hij altijd bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaren;
  • verdachte werkt, in het geval van een door de reclassering en behandelaren geïndiceerde crisissituatie, mee aan een tijdelijke terugplaatsing in de gesloten unit van de FPA of een soortgelijke instelling;
  • verdachte werkt mee aan een Ambulant Forensisch Psychiatrisch Toezicht (FPT) bij een nader te indiceren klinische behandelsetting, ook als dit betekent een time-out opname van maximaal tweemaal een periode van zeven weken. Daarnaast worden er binnen het FPT afspraken gemaakt (na een klinisch traject) inzake onder andere tijdelijke crisisopvang.
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen en toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden;
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende voorwerpen:
  • mes (goednummer PLO900-2020117921-2616444);
  • mes (goednummer PLO900-2020117921-2616445);
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt, voorzitter, mr. R.B. Eigeman en mr. D.S. Terporten-Hop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 september 2020.
Mr. Lycklama à Nijeholt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 april 2020 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, aan een persoon, genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer hoofdwond(en) en/of een (zware) hersenschudding heeft toegebracht door (met dat opzet) meermalen, althans eenmaal, (met kracht en/of met gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer] te slaan en/of te stompen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 april 2020 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (met dat opzet) meermalen, althans eenmaal, (met kracht en/of met gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer] te slaan en/of te stompen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 april 2020 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door met opzet meermalen, althans eenmaal, (met kracht en/of met gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer] te slaan en/of te stompen.

Voetnoten

1.Pagina 100.
2.Proces-verbaalnummer 2020117921, los bijgevoegd.
3.Pagina 108.