ECLI:NL:RBMNE:2020:711
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen crisismaatregel burgemeester gemeente Utrecht ex Wvggz
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 24 februari 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een crisismaatregel die door de burgemeester van de gemeente Utrecht was opgelegd. Betrokkene, geboren in 1957, had op 24 januari 2020 beroep ingesteld tegen deze maatregel, die op 13 januari 2020 was opgelegd. De advocaat van betrokkene, mr. C.T.W. van Dijk, stelde dat de burgemeester niet had voldaan aan de hoorplicht zoals neergelegd in artikel 7:1 lid 3 sub b van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling op 5 februari 2020 heeft de rechtbank de betrokken partijen gehoord, maar betrokkene was niet aanwezig.
De burgemeester verdedigde zich door te stellen dat betrokkene wel degelijk in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord, maar dat hij in een verwarde toestand verkeerde, waardoor communicatie niet mogelijk was. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de burgemeester de wettelijke bepalingen had geschonden. De rechtbank concludeerde dat er geen schending was van de hoorplicht, aangezien uit de overgelegde informatie bleek dat betrokkene wel degelijk was gehoord, ook al was er geen verslag van het horen beschikbaar.
De rechtbank oordeelde dat de burgemeester op basis van de medische verklaring van de psychiater had mogen handelen en dat er geen reden was om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de crisismaatregel. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om het bestreden besluit te vernietigen werd afgewezen. Tevens werd het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen, aangezien betrokkene geen griffierechten verschuldigd was en zijn advocaat door de rechtbank was toegevoegd.