In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 maart 2020 een beschikking gegeven in een geschil tussen een vrouw en een man over voorlopige alimentatie. De vrouw, die met de kinderen naar Peru is vertrokken, verzocht de rechtbank om de man te verplichten tot het betalen van partner- en kinderalimentatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van de verzoeken, en dat het Nederlands recht van toepassing is. De rechtbank heeft de behoefte van de kinderen vastgesteld op € 1.271,- per maand en de draagkracht van de man op € 1.592,- per maand. De rechtbank heeft bepaald dat de man € 496,50 per kind per maand moet betalen aan de vrouw voor de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. Het verzoek van de vrouw om partneralimentatie is afgewezen, omdat de vrouw zonder toestemming van de man met de kinderen in Peru verblijft en de man daardoor niet kan bijdragen aan haar levensonderhoud. De rechtbank heeft ook afspraken gemaakt voor de communicatie tussen partijen en de omgang met de kinderen.