ECLI:NL:RBMNE:2020:767

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 maart 2020
Publicatiedatum
2 maart 2020
Zaaknummer
C/16/496688 / KG ZA 20-49
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwangsommen op nakoming zorgregeling ondanks beschuldiging van seksueel misbruik

In deze zaak, die op 3 maart 2020 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, vordert de vader dat de zorgregeling met zijn kinderen, die door de moeder is stopgezet, per direct wordt hervat. De moeder heeft de zorgregeling in het verleden meerdere keren stopgezet en heeft aangifte gedaan tegen de vader wegens seksueel misbruik van hun kind. De vader heeft zijn kinderen sinds december 2019 niet meer gezien. De voorzieningenrechter oordeelt dat ouders een overeengekomen zorgregeling moeten naleven, tenzij deze is gewijzigd door de kinderrechter of in onderling overleg. De moeder heeft ernstige zorgen geuit over de veiligheid van de kinderen bij de vader, maar uit onderzoek van Veilig Thuis blijkt dat er geen onveilige situatie is. De voorzieningenrechter wijst de vordering van de vader toe en legt een dwangsom op aan de moeder voor iedere dag dat zij de zorgregeling niet nakomt. De moeder's vordering in reconventie wordt afgewezen. De voorzieningenrechter benadrukt dat de context van de beschuldigingen van seksueel misbruik van groot belang is en dat de zorgen van de moeder niet voldoende zijn om de zorgregeling op te schorten. De zaak illustreert de complexe dynamiek tussen ouders na een scheiding en de impact van beschuldigingen op de omgangsregeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/496688 / KG ZA 20-49
Vonnis in kort geding van 3 maart 2020
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. L.T.M. Bredius te Bussum,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.C. Otten te Bussum.
Partijen zullen hierna de vader en de moeder genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord en eis in reconventie;
  • het faxbericht en de e-mail van de moeder met als productie 5 een mail van Veilig Thuis;
  • de mondelinge behandeling;
  • de pleitnota van de vader.
1.2.
Voorafgaand aan de zitting heeft de moeder de voorzieningenrechter een brief met tekening van [B (voornaam)] doen toekomen, met het dringende verzoek de inhoud daarvan niet te delen met de vader en zijn advocaat.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn getrouwd geweest.
2.2.
Tijdens het huwelijk zijn er twee kinderen geboren: [A (voornaam)] en [B] . [A (voornaam)] is geboren op [geboortedatum 1] 2008 en [B (voornaam)] op [geboortedatum 2] 2010.
2.3.
Bij de echtscheiding in 2015 hebben de vader en de moeder in een ouderschapsplan afspraken gemaakt over [A (voornaam)] en [B (voornaam)] . Tussen hen geldt een zorgregeling op grond waarvan beide ouders evenveel tijd met de kinderen doorbrengen. De doordeweekse dagen zijn aldus verdeeld dat de kinderen de eerste helft van de week bij de moeder zijn en de tweede helft bij de vader. Ook de weekenden zijn verdeeld in die zin dat elke ouder eens per twee weken de kinderen een weekend bij zich heeft.
2.4.
De zorgregeling is in de zomer van 2018, in de zomer van 2019 en in december 2019 door de vrouw stopgezet.
2.5.
De vader heeft [A (voornaam)] en [B (voornaam)] sinds december 2019 niet meer gezien.
2.6.
Veilig Thuis en de Raad voor de kinderbescherming zijn bij het gezin betrokken.
2.7.
De Raad voor de kinderbescherming is voornemens een beschermingsonderzoek uit te voeren.
2.8.
Het gezin staat op een wachtlijst voor systeemtherapie.
2.9.
De moeder heeft aangifte gedaan tegen de vader. De vader wordt ervan beschuldigd dat hij [B (voornaam)] seksueel heeft misbruikt.
2.10.
[B (voornaam)] is twee keer door de politie in een kindvriendelijke studio gehoord maar heeft geen belastende verklaring afgelegd.
2.11.
De vrouw heeft bij deze rechtbank op 7 februari 2020 een verzoekschrift ingediend tot wijziging van het gezag, wijziging hoofdverblijfplaats en wijziging van de zorgregeling en wijzing van de kinderalimentatie. Dit verzoekschrift is geregistreerd onder de zaaknummers C/16/496883, C/16/496885 en C/16/496886

3.Het geschil in conventie

3.1.
De vader vordert samengevat – dat de zorgregeling per direct wordt hervat, met oplegging van een dwangsom van € 200,- per dag aan de vrouw voor iedere dag dat zij de zorgregeling niet nakomt.
3.2.
De moeder voert verweer en concludeert dan ook tot afwijzing van de vordering van de vader.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De moeder vordert samengevat – schorsing van de zorgregeling tussen de vader en [A (voornaam)] en [B (voornaam)] in afwachting van het rapport en advies van de Raad voor de Kinderbescherming en het politieonderzoek.
4.2.
De vader voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
Uitgangspunt is dat ouders een overeengekomen zorgregeling onverkort dienen na te komen zolang deze niet in onderling overleg of door de kinderrechter is gewijzigd. Het gaat niet aan dat een van de ouders eigenmachtig de zorgregeling stopzet, zeker niet als ouders, zoals hier het geval is, gezamenlijk gezag hebben en geen van hen dus meer recht of belang heeft dan de ander. De vordering van de vader ligt dan ook in beginsel voor toewijzing gereed. Dit is slechts anders als de voorzieningenrechter onverkorte nakoming van de zorgregeling niet in het belang van de minderjarigen zou achten.
5.2.
De moeder stelt dat [A (voornaam)] en [B (voornaam)] niet meer naar hun vader willen en maakt zich ernstige zorgen over hun veiligheid bij de vader. Dit heeft uiteindelijk geleid tot de beschuldiging dat de vader [B (voornaam)] seksueel zou hebben misbruikt.
5.3.
Voor de beoordeling van de zorgen van de moeder en de uitspraken van [A (voornaam)] en [B (voornaam)] en de beschuldiging van seksueel misbruik is het van belang dat goed in ogenschouw wordt genomen binnen welke context deze zijn geuit.
5.4.
De context wordt gekenmerkt door strijd en spanningen tussen de ouders, geen of zeer gebrekkige communicatie en samenwerking, diskwalificatie van elkaars opvoedstijl met name door de moeder en verschil van inzicht in hoe het met de kinderen gaat en wat zij nodig hebben, waarbij de moeder vooral zorgen ziet en aandringt op professionele hulp voor de kinderen en instanties inschakelt. Ouderschapsbemiddeling in de vorm van ‘ouderschap blijft’ heeft geen verbetering gebracht, waarna de ouders zijn verwezen naar het traject ‘parallel ouderschap’ van [..] . Doel hiervan is het strijdniveau te verlagen en de ouders zich te laten concentreren op hun eigen rol als ouder, zonder zich te bemoeien met die van de andere ouder. Het traject ‘parallel ouderschap’ is eind 2017 afgesloten, naar het zich liet aanzien met succes. Uit de overgelegde producties blijkt dat de moeder medio 2018 voor de tweede maal contact heeft opgenomen met Veilig Thuis met zorgen over de kinderen en de zorgregeling, die haar in overleg met haar advocaat hebben doen besluiten deze stop te zetten. Veilig Thuis heeft daarop de Werkwijze Complexe Echtscheidingen ingezet. Binnen die werkwijze wordt de ouders gevraagd een ‘muur’ op te trekken tussen hun beider opvoedsituaties en zich niet te bemoeien met de andere kant van de muur. Om discussies over mogelijke onveiligheid van de opvoedsituatie aan weerszijden van de muur te voorkomen doet Veilig Thuis een onderzoek naar de veiligheid van beide opvoedsituaties. De conclusie over de veiligheidssituatie bij de vader was dat er van een onveilige situatie geen sprake is. Er is bij de vader sprake van een ruime hoeveelheid veiligheidsfactoren (o.a. een steunend netwerk, vader biedt structuur en regelmaat, is in staat aan te sluiten op de belevingswereld van de kinderen, is open en welwillend in het gesprek, is in staat te reflecteren op zijn eigen handelen en is bereid dit aan te passen indien dit nodig is voor de kinderen). Als risicofactor noemt Veilig Thuis de verschillende opvoedstijlen en met name de jarenlange strijd tussen de ouders waarbij het hen niet lukt tot positief ouderschap na scheiding te komen. Bij de afsluiting van de van de Werkwijze Complexe Echtscheidingen wordt gerapporteerd dat sprake is van een sterke verbetering in het contact tussen de ouders, is het contact tussen de vader en de kinderen hersteld en hebben de kinderen tegenover Veilig Thuis aan de opvoedsituatie bij hun beider ouders een ruime 9 gegeven.
Dit laatste verbaast de voorzieningenrechter op zichzelf niet. Beide ouders hebben onder meer een opleiding gevolgd aan de pedagogische academie, zijn werkzaam in het (speciaal) basisonderwijs en moeten dus geacht worden voldoende pedagogische vaardigheden in huis te hebben. Uit de stukken blijkt echter dat de moeder zich rond september 2019 wederom heeft gewend tot Veilig Thuis met zorgen over de kinderen en de zorgregeling. De zaak wordt op 24 september 2019 besproken in het ‘Overleg Veilig Verder’ waaraan onder andere Veilig thuis, de gemeente en de Raad voor de Kinderbescherming deelnemen. Uit het gespreksverslag blijkt dat de zorgregeling wederom niet goed loopt en dat de kinderen sinds de zomer van 2019 nog slechts dagjes bij de vader verblijven en niet meer blijven slapen. Veilig Thuis heeft tijdens deze bespreking aangegeven dat de voorbeelden die de kinderen geven om niet naar de vader te willen niet passend zijn om echt niet te willen gaan en dat de kinderen eigenlijk wél naar de vader lijken te willen gaan. De Raad voor de kinderbescherming geeft in dit overleg aan dat niets in de weg staat om de kinderen gewoon contact te laten hebben met de vader. Er is geen sprake van onveiligheid, aldus de Raad voor de kinderbescherming. Kennelijk is de omgang hierna weer gestart want uit de stukken blijkt dat de moeder op 20 december 2019 opnieuw de omgang heeft stopgezet.
5.5.
De voorzieningenrechter maakt uit het bovenstaande op dat sprake is van een zich herhalend patroon van door de moeder geuite zorgen, het door haar eigenmachtig stopzetten van de zorgregeling, inzet van hulpverlening, het weer opstarten van de zorgregeling, waarna de geschiedenis zich herhaalt. Telkens is uit onderzoek gebleken dat er in de opvoedsituatie bij de vader geen sprake is van onveiligheid, maar dat de risicofactoren gelegen zijn in de interactie tussen de ouders. In een dergelijke situatie is het onvermijdelijk dat er spanning staat op de omgang tussen de vader en zijn zoons, in de zin dat het de kinderen niet vrij staat onbekommerd en onbelast contact met hem te hebben. Dit kan ertoe leiden dat kinderen als coping mechanisme aangeven niet naar de vader te willen en als uiterste noodgreep beschuldigingen uiten richting de vader. Dit lijkt zich in dit geval ook voor te doen. De voorzieningenrechter acht het begrijpelijk dat hulpverleningsinstanties in de stress schieten als het woord seksueel misbruik wordt geuit. De voorzieningenrechter begrijpt ook dat de Raad voor de kinderbescherming vanuit haar taak niet anders kan of durft dan te adviseren de omgang te schorsen, zoals zij ter zitting heeft gedaan. Toch zal de voorzieningenrechter dit advies niet opvolgen. Van doorslaggevend belang acht de voorzieningenrechter de context waarin de beschuldiging is geuit, zoals hierboven geschetst, alsmede het feit dat twee studioverhoren van [B (voornaam)] tot niets hebben geleid. De voorzieningenrechter is het wel met de Raad voor de kinderbescherming eens dat het een illusie is om te denken dat het beschermingsonderzoek, dat de Raad voor de kinderbescherming nu met voorrang zegt te willen opstarten tot duidelijkheid over de beschuldiging zal leiden. Het lijkt er zeer sterk op dat hetzelfde gezegd kan worden van het politieonderzoek, dat bovendien nog heel lang kan duren en zeer belastend en beschadigend is voor de vader en voor [B (voornaam)] .
5.6.
De voorzieningenrechter acht het onaanvaardbaar dat de zorgregeling tussen de vader en [A (voornaam)] en [B (voornaam)] voor onbepaalde tijd wordt opgeschort en is van oordeel dat stevig moet worden ingegrepen in wat zeer sterk lijkt op de eerste signalen van ouderverstoting. De voorzieningenrechter ondersteunt het voornemen van de Raad voor de kinderbescherming om het beschermingsonderzoek nu met spoed te starten, maar kent ook de werkdruk van de Raad en weet dat de start van dergelijke onderzoeken desondanks lang op zich lang laten wachten als er geen voorlopige ondertoezichtstelling is uitgesproken. De vertegenwoordiger van de Raad voor de kinderbescherming heeft ter zitting verklaard dat zij verwacht dat het beschermingsonderzoek zal resulteren in een verzoek tot ondertoezichtstelling, maar de situatie op dit moment niet zodanige spoedeisend te vinden dat een voorlopige ondertoezichtstelling nodig is. De voorzieningenrechter deelt de verwachting dat een verzoek tot ondertoezichtstelling te verwachten is, maar deelt niet het standpunt van de Raad voor de kinderbescherming dat de zaak niet zodanig spoedeisend is dat een voorlopige ondertoezichtstelling niet nodig is. De voorzieningenrechter, tevens kinderrechter, heeft op dit gebied echter geen ambtshalve bevoegdheid.
5.7.
Het vorenstaande heeft de voorzieningenrechter doen besluiten de vordering van de vader toe te wijzen en die van de moeder af te wijzen.
5.8.
De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen zoals in het dictum van dit vonnis is vermeld.
5.9.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt de moeder om de tussen partijen in het ouderschapsplan overeengekomen zorgregeling binnen een week na betekening van dit vonnis onverkort na te komen;
6.2.
veroordeelt de moeder om aan de vader een dwangsom te betalen van € 200,- voor iedere dag dat zij haar medewerking aan de nakoming van deze zorgregeling weigert, tot een maximum van € 50.000,- is bereikt;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
6.4.
wijst het gevorderde af;
in conventie en in reconventie
6.5.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A.T. Engbers, voorzieningenrechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2020 in aanwezigheid van de griffier, mr. D. Dijs.