In deze zaak, die op 3 maart 2020 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, vordert de vader dat de zorgregeling met zijn kinderen, die door de moeder is stopgezet, per direct wordt hervat. De moeder heeft de zorgregeling in het verleden meerdere keren stopgezet en heeft aangifte gedaan tegen de vader wegens seksueel misbruik van hun kind. De vader heeft zijn kinderen sinds december 2019 niet meer gezien. De voorzieningenrechter oordeelt dat ouders een overeengekomen zorgregeling moeten naleven, tenzij deze is gewijzigd door de kinderrechter of in onderling overleg. De moeder heeft ernstige zorgen geuit over de veiligheid van de kinderen bij de vader, maar uit onderzoek van Veilig Thuis blijkt dat er geen onveilige situatie is. De voorzieningenrechter wijst de vordering van de vader toe en legt een dwangsom op aan de moeder voor iedere dag dat zij de zorgregeling niet nakomt. De moeder's vordering in reconventie wordt afgewezen. De voorzieningenrechter benadrukt dat de context van de beschuldigingen van seksueel misbruik van groot belang is en dat de zorgen van de moeder niet voldoende zijn om de zorgregeling op te schorten. De zaak illustreert de complexe dynamiek tussen ouders na een scheiding en de impact van beschuldigingen op de omgangsregeling.