Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
2.De feiten
Betaling
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde sub 1] c.s. over een huurkoopovereenkomst. De eiser vorderde vernietiging van een rechtshandeling waarbij [gedaagde sub 1] c.s. een bedrag van € 40.000,00 aan Hollands Midden heeft betaald, en stelde dat deze betaling paulianeus was, omdat deze niet verplicht was en andere schuldeisers benadeelde. De kantonrechter oordeelde dat de betaling van € 40.000,00 rechtsgeldig was, omdat [gedaagde sub 1] c.s. op basis van de huurkoopovereenkomst gerechtigd was om meer te betalen dan de verschuldigde termijnen. De kantonrechter concludeerde dat de vordering van [eiser] tot vernietiging van de betaling op grond van artikel 3:45 BW werd afgewezen, omdat er geen sprake was van benadeling van schuldeisers en [gedaagde sub 1] c.s. niet wist of had moeten weten dat de betaling schadelijk was voor andere schuldeisers.
Daarnaast vorderde [gedaagde sub 1] c.s. in reconventie verschillende verklaringen voor recht, waaronder dat [achternaam 1-achernaam 2] partij was bij de huurkoopovereenkomst en dat alle betalingen in mindering strekten op het verschuldigde. De kantonrechter heeft deze vorderingen toegewezen, en vastgesteld dat de schuld van [gedaagde sub 1] c.s. aan [eiser] volledig was afgelost. De kantonrechter heeft [eiser] veroordeeld in de proceskosten, en de kosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] c.s. begroot op € 1.802,50 aan salaris voor de gemachtigde.