ECLI:NL:RBMNE:2020:805

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 maart 2020
Publicatiedatum
4 maart 2020
Zaaknummer
8268472 UT VERZ 20-573 HE
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • P.A.M. Penders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondercuratelestelling met benoeming van bewind en mentorschap

In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 3 maart 2020, is het verzoek tot ondercuratelestelling van de betrokkene afgewezen. De verzoekers, [verzoeker] en [verzoekster], stelden dat de betrokkene, geboren op [2001] te [geboorteplaats], wegens haar lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is haar belangen behoorlijk waar te nemen. De kantonrechter heeft de ingediende stukken en verklaringen van de voorgestelde curatoren en belanghebbenden in overweging genomen. De beoordeling is gedaan aan de hand van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, dat stelt dat personen met een handicap op voet van gelijkheid met anderen handelingsbekwaam zijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene thuis woont en activiteiten onderneemt in beschermde omgevingen, waarbij zij door haar moeder wordt begeleid. Er is geen noodzaak aangetoond voor curatele, aangezien de belangen van de betrokkene ook op andere manieren, zoals bewind en mentorschap, kunnen worden behartigd. De kantonrechter heeft daarom besloten om het verzoek tot ondercuratelestelling af te wijzen, maar heeft wel bewind en mentorschap ingesteld. De verzoekers hebben na uitleg van de situatie aangegeven de voorkeur te geven aan ondercuratelestelling, maar de kantonrechter heeft hen gewezen op de minder ingrijpende maatregelen die beschikbaar zijn. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bewindsbureau
Locatie Utrecht
zaaknummer: 8268472 UT VERZ 20-573 HE

Beschikking op een verzoek tot ondercuratelestelling d.d. 3 maart 2020

Op verzoek van:

[verzoeker]

wonende [adres]
[woonplaats]

[verzoekster]

wonende [adres]
[woonplaats]
hierna te noemen: verzoeker(s).
Het verzoek strekt tot ondercuratelestelling van:

[betrokkene] ,

wonende te [woonplaats] , [adres]
geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

De procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ter griffie ingekomen op 8 januari 2020,
  • de bereidverklaring(en) van de voorgestelde curator(en),
  • de akkoordverklaring(en) van belanghebbende(n).

De beoordeling

Het verzoek strekt tot ondercuratelestelling van betrokkene met benoeming van
[verzoeker], geboren te [geboorteplaats] op [1961] en
[verzoekster], geboren te [geboorteplaats] op [1964] , beiden wonende te [woonplaats] , [adres] , tot curator.
Het verzoek is gebaseerd op de stelling dat betrokkene wegens haar lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam haar belangen niet behoorlijk waarneemt of haar veiligheid of die van anderen in gevaar brengt en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
Artikel 1:378 Burgerlijk Wetboek zegt in lid 1:
Een meerderjarige kan door de kantonrechter onder curatele worden gesteld, wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van
a zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b gewoonte van drank- of drugsmisbruik,
en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
In 2014 zijn de wettelijke bepalingen met betrekking tot curatele, bewind en mentorschap gewijzigd. Bij deze wetswijziging is rekening gehouden met het op dat moment wel ondertekende maar nog niet geratificeerde VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. In de Memorie van Toelichting van de wetswijziging wordt verwezen naar dit VN-verdrag en met name naar artikel 12 lid 4 dat bepaalt:
‘De Staten die Partij zijn waarborgen dat alle maatregelen die betrekking hebben op de uitoefening van handelingsbekwaamheid, voorzien in passende en doeltreffende waarborgen in overeenstemming met het internationale recht inzake de mensenrechten om misbruik te voorkomen. Deze waarborgen dienen te verzekeren dat maatregelen met betrekking tot de uitoefening van handelingsbekwaamheid de rechten, wil en voorkeuren van de desbetreffende persoon respecteren, vrij zijn van conflicterende belangen of onbehoorlijke beïnvloeding, proportioneel zijn en toegesneden op de omstandigheden van de persoon in kwestie, van toepassing zijn gedurende een zo kort mogelijke periode en onderworpen zijn aan een regelmatige beoordeling door een bevoegde, onafhankelijke en onpartijdige autoriteit of gerechtelijke instantie. De waarborgen dienen evenredig te zijn aan de mate waarin deze maatregelen van invloed zijn op de rechten en belangen van de persoon in kwestie.’
De Memorie van Toelichting gaat dan als volgt verder:
‘Het uitgangspunt dat een maatregel niet verder ingrijpt dan noodzakelijk betekent dat bij het instellingsverzoek de kantonrechter de meest passende maatregel oplegt. In het wetsvoorstel heeft dit in de eerste plaats geleid tot wijziging van de gronden van curatele en beschermingsbewind. Ook bij zijn taakuitoefening bevordert de curator, bewindvoerder en mentor – als ‘goed vertegenwoordiger’ waar mogelijk de zelfredzaamheid van betrokkene. (…)’.
Het VN-Verdrag geeft in artikel 1 als doelstelling: Doel van dit Verdrag is het volledige genot door alle personen met een handicap van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden op voet van gelijkheid te bevorderen, beschermen en waarborgen, en ook de eerbiediging van hun inherente waardigheid te bevorderen. Personen met een handicap omvat personen met langdurige fysieke, mentale, intellectuele of zintuiglijke beperkingen die hen in wisselwerking met diverse drempels kunnen beletten volledig, effectief en op voet van gelijkheid met anderen te participeren in de samenleving.
De grondbeginselen van het Verdrag zijn:
a. Respect voor de inherente waardigheid, persoonlijke autonomie, met inbegrip van de vrijheid zelf keuzes te maken en de onafhankelijkheid van personen;
b. (…)
Terwijl artikel 12 lid 2 van het Verdrag luidt:
2. De Staten die Partij zijn erkennen dat personen met een handicap op voet van gelijkheid met anderen in alle aspecten van het leven handelingsbekwaam zijn.
Uit al het voorgaande vloeit voort dat de handelingsbekwaamheid niet aan betrokkene ontnomen mag worden en over haar dus geen curatele mag worden uitgesproken tenzij de bescherming die zij nodig heeft niet op een andere wijze kan worden gegeven.
Weliswaar heeft het Verdrag mogelijk geen rechtstreekse werking, maar de bestaande wettelijke bepalingen dienen in ieder geval Verdragsconform te worden uitgelegd.
Het voorgaande betekent dat moet worden beoordeeld of een voldoende behartiging van de belangen van betrokkene niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening dan curatele kan worden bewerkstelligd.
Betrokkene woont thuis. Zij heeft activiteiten buitenshuis, maar die vinden allemaal in relatief beschermde omgevingen plaats, waarbij zij door haar moeder gebracht en gehaald wordt naar en van deze activiteiten. Betrokkene heeft zichtbaar een verstandelijke beperking.
Niet valt in te zien welke bescherming betrokkene mist indien bewind over haar vermogen wordt uitgesproken, die zij wel zou genieten als curatele over haar wordt uitgesproken.
Dat de ouders niet eerder zijn geïnformeerd over het verschil tussen curatele en bewind (eventueel met mentorschap), noch over de wettelijke bepaling die inhoudt dat de kantonrechter voor de minst bezwarende beschermingsmaatregel moet kiezen, maakt dit niet anders.
De kantonrechter zal daarom het verzoek tot het instellen van curatele afwijzen.
Voorshands ziet de kantonrechter geen aanleiding om het bewind te publiceren in het daarvoor bestemde register.
Voor geneeskundige zaken is niet nodig dat mentorschap wordt uitgesproken, gelet op de wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst. Voorstelbaar is echter dat betrokkene naast hulp bij financiële zaken ook bij niet direct ‘zorg gerelateerde’ onderwerpen bijgestaan zal moeten worden. Daarom zal naast bewind ook mentorschap worden uitgesproken.
De verzoekers hebben na uitleg van bovenstaande toch de voorkeur uitgesproken voor ondercuratelestelling. Desondanks overweegt de kantonrechter, dat van bezwaren tegen de benoeming van [verzoeker] en [verzoekster] tot bewindvoerders en mentoren niet is gebleken.

De beslissing

De kantonrechter:
- wijst het verzoek tot ondercuratelestelling van
[betrokkene]af;
- stelt een bewind in over alle goederen, die toebehoren of zullen toebehoren aan
[betrokkene]voornoemd wegens haar lichamelijke of geestelijke toestand;
- stelt een mentorschap in ten behoeve van
[betrokkene]voornoemd;
- benoemt tot bewindvoerders en mentoren:
[verzoeker]voornoemd en
[verzoekster]voornoemd.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.A.M. Penders, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2020, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend.