In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 3 maart 2020, is het verzoek tot ondercuratelestelling van de betrokkene afgewezen. De verzoekers, [verzoeker] en [verzoekster], stelden dat de betrokkene, geboren op [2001] te [geboorteplaats], wegens haar lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is haar belangen behoorlijk waar te nemen. De kantonrechter heeft de ingediende stukken en verklaringen van de voorgestelde curatoren en belanghebbenden in overweging genomen. De beoordeling is gedaan aan de hand van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, dat stelt dat personen met een handicap op voet van gelijkheid met anderen handelingsbekwaam zijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene thuis woont en activiteiten onderneemt in beschermde omgevingen, waarbij zij door haar moeder wordt begeleid. Er is geen noodzaak aangetoond voor curatele, aangezien de belangen van de betrokkene ook op andere manieren, zoals bewind en mentorschap, kunnen worden behartigd. De kantonrechter heeft daarom besloten om het verzoek tot ondercuratelestelling af te wijzen, maar heeft wel bewind en mentorschap ingesteld. De verzoekers hebben na uitleg van de situatie aangegeven de voorkeur te geven aan ondercuratelestelling, maar de kantonrechter heeft hen gewezen op de minder ingrijpende maatregelen die beschikbaar zijn. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.