ECLI:NL:RBMNE:2020:913

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 februari 2020
Publicatiedatum
10 maart 2020
Zaaknummer
C/16/497147 / FA RK 20-1095
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling op grond van de Wet Zorg en Dwang

Op 14 februari 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven inzake de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene, geboren in 1936, die verblijft in een zorginstelling. Het verzoek tot deze machtiging werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 12 februari 2020. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag heeft de betrokkene verklaard dat zij het moeilijk vindt dat haar man ziek is en dat zij bij hem wil zijn. De advocaat van de betrokkene heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De specialist ouderengeneeskundige heeft verklaard dat de betrokkene niet meer voor zichzelf kan zorgen en dat de situatie thuis niet houdbaar is. De dochters van de betrokkene hebben ook aangegeven dat de zorg voor hun moeder niet meer door hun vader kan worden geboden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, veroorzaakt door de psychogeriatrische aandoening van de betrokkene, namelijk de ziekte van Alzheimer. Dit heeft geleid tot ernstige verwaarlozing.

De rechtbank oordeelt dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om het ernstig nadeel te voorkomen. Ondanks het verzet van de betrokkene tegen haar verblijf in de zorginstelling, is de rechtbank van mening dat de nodige zorg niet thuis kan worden geboden. De machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling is verleend voor de duur van zes weken, tot en met 27 maart 2020. De beschikking is mondeling gegeven door rechter V.M.M. van Amstel en schriftelijk uitgewerkt op 21 februari 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/497147 / FA RK 20-1095
Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling
Beschikking van 14 februari 2020, naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [1936] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
verblijvende in [woonzorgcentra] , locatie [locatie] te [vestigingsplaats] ,
advocaat: mr. B. van Nimwegen waarnemend voor mr. L. Sinoo.
Procesverloop
1.1. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 12 februari 2020.
Bij het verzoekschrift zijn (onder meer) de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van de burgemeester d.d. 11 februari 2020;
- de medische verklaring d.d. 11 februari 2020;
-het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg dan wel een verklaring als bedoeld in artikel 1 lid 1c Wzd d.d. 21 december 2018.
1.2. De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 14 februari 2020, bij [woonzorgcentra] , op de locatie [locatie] te [vestigingsplaats] .
1.3. Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de betrokkene,
- mr. B. van Nimwegen, de advocaat,
- mevrouw [A] , specialist ouderengeneeskundige,
- de dochters van betrokkene.

2.Beoordeling

2.1.
Betrokkene heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat alles tegen zit en dat zij het moeilijk vindt dat haar man de hele dag op bed ligt. Zij wil graag bij haar zieke man zijn. De advocaat heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
2.2.
Volgens de specialist ouderengeneeskundige kan betrokkene niet meer voor zichzelf zorgen. Op de afdeling gaat het redelijk met haar, zij mist vooral haar man, maar daarin kunnen zij betrokkene begeleiden. De dochters van betrokkene hebben naar voren gebracht dat de situatie thuis ook met thuiszorg niet meer houdbaar is omdat hun vader door zijn ziekte niet meer voor hun moeder kan zorgen.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychogeriatrische aandoening te weten de ziekte van Alzheimer, dit ernstig nadeel veroorzaakt.
2.4.
Het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is met name gelegen in ernstige verwaarlozing.
2.5.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.6.
De betrokkene verzet zich tegen een voortzetting van haar verblijf in de accommodatie. Dit blijkt uit haar verklaring tijdens de mondelinge behandeling.
2.7.
De rechtbank is toch van oordeel dat betrokkene opgenomen moet blijven, want betrokkene is volledig hulpbehoevend. De nodige zorg kan thuis niet meer aan betrokkene worden geboden.
2.8.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes weken, en geldt aldus tot en met 27 maart 2020 .

3.Beslissing

De rechtbank:
- verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [1936] te [geboorteplaats] ,
- bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 27 maart 2020.
Deze beschikking is op 14 februari 2020 mondeling gegeven door mr. V.M.M. van Amstel, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door mr. Z.E.W. Fuchs als griffier, en op 21 februari 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.