Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
en
1.Het verloop van de procedure
2.Het geschil
in de hoofdzaak en in de provisionele vordering
3.De beoordeling
In de hoofdzaak
- een bedrag van € 2.812,13; Deze vordering baseert [gedaagde] op een onderzoek dat zij heeft gedaan over de periode tot 1 januari 2019, waarbij zij heeft geconstateerd dat [eiser] fouten heeft gemaakt en daardoor ten onrechte bedragen heeft gedeclareerd, en
- een bedrag van € 695,75; Deze vordering baseert [gedaagde] op onrechtmatig handelen van [eiser] , doordat hij na zijn vertrek bij [gedaagde] op de website een bericht heeft geplaatst dat de tandartsenpraktijk [gedaagde] permanent is gesloten en doordat hij niet op eerste verzoek de gegevens heeft verschaft die [gedaagde] nodig had om de website door een ander dan hemzelf te kunnen (laten) beheren. Volgens [gedaagde] heeft zij daardoor schade geleden omdat zij kosten heeft moeten maken om weer de juiste informatie op de website te zetten en omdat als gevolg van de onjuiste informatie patiënten naar een andere tandartsenpraktijk zijn gegaan.
- griffierecht € 231,00
- salaris gemachtigde
€ 480,00(2 punten x tarief € 240,00)
Totaal € 810,01
4.De beslissing
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;