ECLI:NL:RBMNE:2021:1143

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
24 maart 2021
Zaaknummer
16/044505-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag, poging zware mishandeling, afpersing/diefstal met geweld met veroordeling voor eenvoudige mishandeling

Op 24 maart 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag, poging tot zware mishandeling, afpersing en diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten, waaronder de poging tot doodslag en de diefstal met geweld, omdat de verklaringen van de aangeefster wisselend en inconsistent waren en er onvoldoende bewijs was om deze beschuldigingen te onderbouwen. De rechtbank heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan eenvoudige mishandeling van de aangeefster, die op 17 februari 2020 in Utrecht plaatsvond. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd verplicht om een schadevergoeding te betalen voor de geleden materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering tot terbeschikkingstelling en de maatregel van gedragsbeïnvloeding afgewezen, omdat het bewezen verklaarde feit niet voldeed aan de voorwaarden voor deze maatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/044505-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 maart 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1995] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] ,
gedetineerd te P.I. Nieuwegein,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 26 mei 2020, 4 augustus 2020, 28 oktober 2020, 18 januari 2021 en 10 maart 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.J.J.S. Visser en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
Feit 1:
op 17 februari 2020 te Utrecht [slachtoffer] op de openbare weg heeft afgeperst;
en/of
op 17 februari 2020 te Utrecht met geweld een tas, de portemonnee en de telefoon van [slachtoffer] heeft gestolen;
Feit 2:
primair:op 17 februari 2020 te Utrecht heeft geprobeerd om [slachtoffer] van het leven te beroven;
subsidiair:op 17 februari 2020 te Utrecht heeft geprobeerd om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
meer subsidiair:op 17 februari 2020 te Utrecht [slachtoffer] heeft mishandeld;
Feit 3:
op 15 februari 2020 te Zeist [slachtoffer] heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde mishandeling van aangeefster op 15 februari 2020 (feit 3), nu het dossier daarvoor onvoldoende bewijs bevat.
De officier van justitie acht de diefstal met geweld (feit 1 cumulatief/alternatief), met uitzondering van de tas, en de poging doodslag (feit 2 primair) wettig en overtuigend te bewijzen. De verklaring van aangeefster over de geweldshandelingen en het wegnemen van de telefoon en portemonnee is weliswaar wisselend, maar in de kern verklaart zij hetzelfde en haar verklaring wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. Alle ten laste gelegde geweldshandelingen tezamen, kwalificeren volgens de officier van justitie als een poging tot doodslag (feit 2 primair).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van de mishandeling van aangeefster op 15 februari 2020 (feit 3) omdat het dossier naast de (wisselende) verklaring van aangeefster onvoldoende bewijs bevat.
De raadsman heeft tevens vrijspraak bepleit van de diefstal met geweld en/of afpersing van aangeefster (feit 1 cumulatief/alternatief), de poging tot doodslag (feit 2 primair) en de poging tot zware mishandeling (feit 2 subsidiair). Ten eerste verklaart aangeefster zeer wisselend en ongeloofwaardig. Daarnaast is er met betrekking tot de diefstal met geweld en/of afpersing onvoldoende ondersteunend bewijs voor het wegnemen van de tas, telefoon en portemonnee door verdachte. Er is ook onvoldoende ondersteunend bewijs voor de onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde geweldshandelingen, behalve het slaan (eerste gedachtestreepje). Indien alle feitelijke handelingen naar het oordeel van de rechtbank wel bewezen zouden kunnen worden, dan is er onvoldoende bewijs voor het (voorwaardelijke) opzet van verdachte op de dood of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster. Ten aanzien van de handelingen die kwalificeren als een eenvoudige mishandeling (feit 2 meer subsidiair) heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Echter is er volgens de raadsman sprake van een noodweersituatie. Aangeefster viel verdachte aan in de auto en hij heeft haar van zich af moeten houden. Dat betekent dat verdachte ook van de mishandeling zou moeten worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de ten laste gelegde mishandeling van aangeefster op 15 februari 2020 (feit 3) heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen [1]
Aangeefster heeft bij de politie op 17 februari 2020 het volgende verklaard:
Plaats delict: Utrecht
Pleegdatum: 17 februari 2020 [2]
Ik zag dat hij de auto stopte. Ik voelde dat hij mij hard op mijn gezicht sloeg. Ik stapte uit. Ik zag dat hij ook uitstapte en naar mij toe kwam rennen. Ik zag en voelde dat hij mij bij mijn haren pakte en naar de grond sleurde. Hierop kwam ik ten val. Ik zag en voelde dat hij mij begon te schoppen. Ik voelde dat de schoppen tegen mijn rug en hoofd aan kwamen. Ik voelde direct veel pijn. Ik voelde dat hij mij bij mijn keel greep en begon te knijpen. Ik voelde dat hij mij los liet. Toen ik opstond, voelde ik dat hij mij tegen mijn benen aanschopte. Hierdoor viel ik opnieuw op de grond. [3]
Uit de letselrapportage blijkt het volgende:
Naam: [slachtoffer]
Datum letselonderzoek: 19-02-2020 [4]
Lichaamsdeel: hoofd
Linker oog: oogslijmvlies rose-rood verkleurd, felrode verkleuring in slijmvlies (oogwit) aan buitenkant iris/pupil, in driehoeksvorm 6/7 bij 3 mm, basis tegen iris aanliggend, met daarnaast vaagbruine verkleuringen in oogwit.
Linker oog: matig scherp begrensde onderbroken rode hof rond iris, 1-2 mm.
Huid oogkas boven linker oog: onscherp begrensde rose verkleuring 0,5 cm lang in verloop oogkasrand aan buitenzijde oog.
Oogleden linker oog: bovenooglid iets gezwollen; bruine verkleuring 2-3 cm aan zijkant oogleden, rode streep in huid aan zijkant oogleden 1 cm.
Linker wang: onscherp begrensde lichtbruine verkleuring 8 bij 4 cm vanaf ooghoogte tot bij de mond.
Rechter bovenooglid: matig scherp begrensde rode verkleuring 10 bij 5 mm in de huid midden boven het oog, bruinverkleuring huid van hele bovenooglid.
Huid rechter slaap: enige bruinverkleuring 2 bij 2 cm.
Soort: kneuzing. [5]
Lichaamsdeel: hals
Laag in de hals regio bruine vaag begrensde vlek van 3-5 cm met rode verkleuringen daarbinnen.
Hoog op de borsthuid in middenlijn vaagbruine vlek ter grootte van 3 cm.
Soort: kneuzing. [6]
Lichaamsdeel: rug
Op rug/linker zij boven de bovenste bekkenkam links bruinrode huidverkleuring ter grootte van 5 bij 3 cm.
Soort: kneuzing. [7]
Lichaamsdeel: linker arm
Vlak boven linker elleboog aan achterzijde vaag begrensde bruine huidverkleuring ter grootte van 2 cm in doorsnee.
Soort: kneuzing. [8]
Lichaamsdeel: linker hand
Op overgang duim naar hand in de huid op de handrugzijde enkele parallel lopende streepvormige rode verkleuringen in de huid, 6-10 mm lang.
Soort: kraswond. [9]
Lichaamsdeel: rechter hand
Op handrug bij knokkels pink, ringvinger en middelvinger huidverkleuringen;
- zestal krasvormige rode verkleuringen van enkele mms lengte, bij pinkknokkel vaag begrensde bruin rode verkleuring van enkele mms in doorsnee, bij ringvinger ronde 2 mm grote rode verkleuring;
- bruine vaagbegrensde huidverkleuringen bij 5de tot en met 2de huidknokkels, tot 1 cm in doorsnee.
Soort: kraswond. [10]
Lichaamsdeel: linker been
Aan binnenzijde knie enkele vaagbegrensde bruine vlekken, gebied bruine verkleuringen ter grootte van 10 cm.
Soort: kneuzing. [11]
Lichaamsdeel rechter been
Aan binnenzijde knie enkele vaagbegrensde bruine vlekken, gebied bruine verkleuringen ter grootte van 10 cm.
Soort: kneuzing. [12]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 10 maart 2021 verklaard:
Ik heb aangeefster geslagen. [13]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de diefstal met geweld en/of afpersing van aangeefster (feit 1 cumulatief/alternatief), de poging tot doodslag (feit 2 primair) en de poging tot zware mishandeling (feit 2 subsidiair) heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank komt wel tot een bewezenverklaring van de mishandeling van aangeefster (feit 2 meer subsidiair). De rechtbank licht dat als volgt toe.
Verklaringen aangeefster
De rechtbank constateert dat aangeefster wisselende en op sommige punten tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over bepaalde geweldshandelingen die zij noemt en over de wijze waarop verdachte zich de portemonnee en de telefoon zou hebben toegeëigend. Ook over feiten die niet op de tenlastelegging staan heeft zij wisselend verklaard en over het feit dat zij geen lachgas zou hebben gebruikt heeft zij zelfs aantoonbaar onjuist verklaard. De verklaringen van aangeefster worden daarom door de rechtbank met de nodige voorzichtigheid bezien.
Over de onderstaande handelingen die aan verdachte ten laste zijn gelegd verklaart aangeefster wisselend zodat de rechtbank, ook gelet op het ontbreken van voldoende overtuigend steunbewijs, die handelingen niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Hoofd onder water duwen
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij aangeefster bij haar hoofd en/of nek heeft vastgepakt en haar vervolgens met haar hoofd onder water heeft geduwd en/of geduwd gehouden.
In eerste instantie heeft aangeefster hierover niet verklaard. Toen de politie haar op 17 februari 2020 aantrof, heeft zij weliswaar tegen de verbalisanten gezegd dat zij door verdachte in het water was geduwd, maar het onder water duwen en/of onder water houden van haar hoofd heeft zij niet benoemd. Uit het proces-verbaal van de betreffende verbalisanten is ook niet af te leiden dat dat is gebeurd. De verbalisanten hebben slechts vermeld dat de kleding van aangeefster nat was en dat haar make-up was uitgelopen.
Toen aangeefster later die dag aangifte deed heeft zij evenmin verklaard dat verdachte haar hoofd onder water had geduwd. Uit de stukken van de huisarts en de GGD leidt de rechtbank af dat aangeefster hierover vervolgens ook bij het ondergaan van de medische onderzoeken niets heeft gezegd, gelet op de gemelde toedracht die daarin staat beschreven en waarin hierover niets is vermeld. Toen aangeefster op 18 februari 2020 nader werd verhoord door de politie, verklaarde ze nog steeds niet over het onder water duwen van haar hoofd.
Pas in haar derde verhoor, op 19 februari 2020, heeft zij verteld dat verdachte haar bij haar hoofd en nek heeft gepakt en haar met kracht onder water heeft geduwd. Aangeefster heeft toen ook verklaard dat zij op dat moment dacht dat verdachte haar wilde vermoorden, dat ze naar haar gevoel heeft moeten vechten voor haar leven en dat ze van angst in haar broek heeft geplast. De rechtbank plaatst vraagtekens bij deze late verklaring omdat het niet gaat over een ondergeschikte handeling, waarvan voorstelbaar is dat zij die is vergeten te noemen, maar om de meest gewelddadige handeling die aangeefster noemt en die tot doodsangst zou hebben geleid.
Wegnemen telefoon en portemonnee
Aangeefster heeft ook wisselend en tegenstrijdig verklaard over het moment en de wijze waarop haar portemonnee en telefoon zouden zijn weggenomen. In haar aangifte heeft zij verklaard dat zij op de grond was gevallen en verdachte met haar tasje probeerde af te weren, waarbij verdachte haar tas vastpakte. Verdachte en zijzelf trokken toen beiden aan de tas, waarna de inhoud daarvan op de grond viel en verdachte haar portemonnee en telefoon opraapte en meenam. In haar verhoor op 19 februari 2020 heeft zij echter gezegd dat verdachte haar vastpakte toen zij probeerde weg te rennen en dat zij toen haar tas aan hem heeft gegeven. Bij de rechter-commissaris heeft aangeefster weer iets anders verklaard, namelijk dat verdachte haar telefoon al had gepakt toen zij uit de auto stapte, dat hij daarna nog aan haar tas heeft getrokken en dat zij – nadat ze was weggerend en weer was gepakt door verdachte – uiteindelijk haar tas aan verdachte heeft gegeven. Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat steun biedt aan de verklaring van aangeefster dat verdachte haar portemonnee en telefoon heeft weggenomen.
Nu de verklaringen van aangeefster als het gaat om het onder water duwen en geduwd houden van haar hoofd en om het wegnemen van haar portemonnee en telefoon, wisselend en inconsistent zijn en nu het dossier daarnaast onvoldoende aanknopingspunten biedt om vast te kunnen stellen dat verdachte die handelingen heeft verricht, zal de rechtbank verdachte van deze ten laste gelegde handelingen vrijspreken. Dit betekent ook dat verdachte wordt vrijgesproken van de onder 1 cumulatief/alternatief ten laste gelegde diefstal met geweld en/of afpersing, omdat er geen bewijs is voor het wegnemen van de telefoon en/of portemonnee. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat bewijs voor het wegnemen van de tas van aangeefster eveneens ontbreekt.
Waar aangeefster wel consequent over heeft verklaard, is dat verdachte haar heeft geslagen, geschopt, aan haar haar heeft getrokken, bij haar keel heeft gegrepen en in haar keel heeft geknepen. De verklaring van aangeefster wordt op deze onderdelen bovendien ondersteund door het bij haar geconstateerde letsel, zoals volgt uit het letselonderzoek. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze ten laste gelegde handelingen. Deze handelingen kunnen echter niet worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag of een poging tot zware mishandeling. Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat verdachte het opzet had om aangeefster te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Daarnaast bevat het dossier onvoldoende bewijs dat verdachte met deze handelingen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door zijn handelen aangeefster zou komen te overlijden of zwaar lichamelijk letsel op zou lopen. Verdachte zal daarom van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken. De handelingen kwalificeren wel als een mishandeling.
Noodweer
Verdachte heeft verklaard dat hij heeft gehandeld uit noodweer. De rechtbank is echter van oordeel dat de door verdachte aan het verweer ten grondslag gelegde feitelijke toedracht niet aannemelijk is geworden. Dat komt omdat verdachte eerst na ongeveer vier maanden met deze verklaring is gekomen en hij daar vervolgens wisselend over heeft verklaard. Verdachte heeft zich bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen. Bij de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat hij aangeefster uit de auto heeft gezet en dat er verder niets was gebeurd. Pas als verdachte bijna vier maanden later nogmaals bij de politie wordt gehoord, verklaart hij dat aangeefster hem in de auto ineens aanviel. Hij heeft verklaard dat hij haar van zich af heeft geduwd, dat hij haar uit de auto heeft getrokken en dat zij samen in een regenplas zijn gevallen, waarna hij haar één klap heeft gegeven om haar van zich af te houden. Geconfronteerd met het feit dat het letsel van aangeefster moeilijk lijkt te rijmen met die lezing, heeft verdachte zijn verklaring ter terechtzitting aangepast, door te verklaren dat hij aangeefster meermalen heeft gestompt.
Gelet op het voorgaande is niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich noodzakelijkerwijze moest verdedigen. De rechtbank verwerpt het noodweerverweer.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling van aangeefster.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 2 meer subsidiair:
op 17 februari 2020 te Utrecht [slachtoffer] heeft mishandeld door (een of meerdere malen die
- [slachtoffer] in het gezicht te slaan/stompen en
- [slachtoffer] aan haar haren te trekken en
- [slachtoffer] tegen het hoofd en tegen het lichaam te schoppen en
- die [slachtoffer] bij haar keel te grijpen en in haar keel te knijpen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Feit 2 meer subsidiair:mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachte is opgenomen geweest en onderzocht in het Pieter Baan Centrum. De rechtbank heeft kennisgenomen van de hierover opgemaakte Rapportage Pro Justitia van het NIFP van 21 december 2020, ondertekend door A.W.M.M. Stevens, psychiater, en M. Hulshof, GZ-psycholoog. Hieruit volgt dat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek. Er kon niet met zekerheid worden vastgesteld of bij verdachte sprake is van een psychische stoornis of verstandelijke beperking. De deskundigen hebben zich daarom onthouden van een advies over de mate van toerekenbaarheid van de ten laste gelegde feiten.
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van het voorarrest, en aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs-maatregel) met dwangverpleging en een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr (gvm) op te leggen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, in geval van een bewezenverklaring, verzocht aan verdachte niet een langere gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de raadsman verzocht geen tbs-maatregel of gvm op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van aangeefster door haar te slaan, te schoppen, aan haar haren te trekken, bij haar keel te grijpen en in haar keel te knijpen. Als gevolg hiervan heeft het slachtoffer kneuzingen en blauwe plekken over haar hele lichaam opgelopen. Verdachte heeft het slachtoffer vervolgens midden in de nacht achtergelaten op straat. De rechtbank acht dit een ernstig feit. Verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig aangetast. Zonder noemenswaardige aanleiding heeft verdachte geweld gebruikt, waarbij hij het slachtoffer letsel heeft toegebracht en ook erg bang heeft gemaakt.
De persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 december 2020. Daaruit volgt dat verdachte op 1 februari 2016 onherroepelijk is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Oplegging van straf
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gelet op de door de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daaruit volgt dat het oriëntatiepunt voor een mishandeling met als gevolg lichamelijk letsel een geldboete van € 750,-- is.
De rechtbank ziet echter in de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, waaronder het midden in de nacht op straat achterlaten van het slachtoffer, aanleiding om in het nadeel van verdachte af te wijken van dit oriëntatiepunt. Daarnaast weegt de rechtbank strafverzwarend mee dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een soortgelijk delict. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De officier van justitie is bij zijn eis uitgegaan van een bewezenverklaring van de ten laste gelegde poging tot doodslag en diefstal met geweld. Nu de rechtbank verdachte hiervan heeft vrijgesproken, zal zij een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Het opleggen van een tbs-maatregel of gvm is bovendien niet aan de orde, nu het door de rechtbank bewezenverklaarde feit niet een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.

9.BESLAG

Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • een paar schoenen (zwart);
  • jas (zwart, Lacoste);
  • bivakmuts (zwart);
  • spijkerbroek (blauw);
  • jas;
  • Telefoontoestel (zwart, IPhone 4s);
  • Telefoontoestel (blauw, Huawei);
  • Telefoontoestel (grijs, Samsung);
  • Telefoontoestel (zwart, Khocell);
  • Telefoontoestel (wit, IPhone 5).

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.635,68. Dit bedrag bestaat uit € 1.885,68 aan materiële schade en € 2.750,- aan immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe te wijzen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde kosten voor de tas komen niet voor vergoeding in aanmerking.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, dan wel de gevorderde immateriële schade te matigen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering ten aanzien van de gevorderde kosten voor de tas, de portemonnee, het contante geld, de bankpas, de ov-chipkaart en de iPhone 8, nu verdachte van de ten laste gelegde diefstal met geweld en afpersing zal worden vrijgesproken.
Nu de rechtbank reeds hiervoor heeft vastgesteld dat de benadeelde partij letsel heeft opgelopen ten gevolge van de mishandeling, komen de gevorderde kosten die onder meer zien op de behandeling van dat letsel en de reiskosten die de benadeelde partij daarvoor heeft gemaakt, wel voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en komen de rechtbank niet onredelijk voor. De rechtbank zal daarom dit deel van de vordering toewijzen.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij ten gevolge van het bewezen verklaarde handelen van verdachte lichamelijk letsel heeft opgelopen. De benadeelde partij heeft daardoor recht op vergoeding van immateriële schade. De rechtbank heeft gekeken naar vergoedingen voor immateriële schade die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en de rechtbank begroot deze schade op € 250,-. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen en de benadeelde partij voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.
Conclusie
De rechtbank wijst de vordering gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 454,69, bestaande uit € 204,69 aan materiële schade en € 250,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 februari 2020 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Kostenveroordeling
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 454,69, bestaande uit € 204,69 aan materiële schade en € 250,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 februari 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 9 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder
1 cumulatief/alternatief, 2 primair en subsidiair en 3ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder
2 meer subsidiairten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het
2 meer subsidiairbewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 3 weken;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- gelast de
teruggave aan verdachtevan de volgende voorwerpen:
  • 2 stuks schoenen (zwart);
  • Jas (zwart, Lacoste);
  • Bivakmuts (zwart);
  • Spijkerbroek (blauw);
  • Jas;
  • Telefoontoestel (zwart, IPhone 4s);
  • Telefoontoestel (blauw, Huawei);
  • Telefoontoestel (grijs, Samsung);
  • Telefoontoestel (zwart, Khocell);
  • Telefoontoestel (wit, IPhone 5).
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer]
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 454,69 te betalen, bestaande uit € 204,69 aan materiële schade en € 250,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 9 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. Janssens, voorzitter, mrs. L.C. Michon en C.A.M. van Straalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.P. Versluis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 maart 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 17 februari 2020 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, op de openbare weg, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas en/of portemonnee (bevattende [ongeveer] 1300 euro en/of een of meer bankpassen en/of een OV-chipkaart) en/of een telefoon, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte) toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer]
door (een of meerdere malen) die
- [slachtoffer] (met kracht) in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan/stompen en/of
- [slachtoffer] (met kracht) aan haar haren te trekken en/of
- [slachtoffer] (met kracht) in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of
- die [slachtoffer] bij haar keel te grijpen en/of in haar keel te knijpen en/of die keel dichtgeknepen te houden en/of
- die [slachtoffer] bij haar hoofd en/of nek vast te pakken en/of (vervolgens) die [slachtoffer] met haar hoofd onder water te duwen en/of geduwd te houden;
( art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
en/of
hij op of omstreeks 17 februari 2020 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, op de openbare weg, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen een tas en/of portemonnee (bevattende [ongeveer] 1300 euro en/of een of meer bankpassen en/of een OV-chipkaart) en/of een telefoon in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte) toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer] welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door (een of meerdere malen) die
- [slachtoffer] (met kracht) in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan/stompen en/of
- [slachtoffer] (met kracht) aan haar haren te trekken en/of
- [slachtoffer] (met kracht) in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of
- die [slachtoffer] bij haar keel te grijpen en/of in haar keel te knijpen en/of die keel dichtgeknepen te houden en/of - die [slachtoffer] bij haar hoofd en/of nek vast te pakken en/of (vervolgens) die [slachtoffer] met haar hoofd onder water te duwen en/of geduwd te houden;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2 hij op of omstreeks 17 februari 2020 te Utrecht, atlhans in het arondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
(een of meerdere malen)
- de [slachtoffer] (met kracht) in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of
- die [slachtoffer] bij haar keel heeft gegrepen en/of in haar keel heeft geknepen en/of die keel dichtgeknepen heeft gehouden en/of
- die [slachtoffer] bij haar hoofd en/of nek vast heeft gepakt en/of (vervolgens) die [slachtoffer] met haar hoofd onder water heeft geduwd en/of geduwd gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 februari 2020 te Utrecht, althans in het arronddisement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (een of meerdere malen)
- de [slachtoffer] (met kracht) in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of
- die [slachtoffer] bij haar keel heeft gegrepen en/of in haar keel heeft geknepen en/of die keel dichtgeknepen heeft gehouden en/of
- die [slachtoffer] bij haar hoofd en/of nek vast heeft gepakt en/of (vervolgens) die [slachtoffer] met haar hoofd onder water heeft geduwd en/of geduwd gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 februari 2020 te Utrecht [slachtoffer] heeft mishandeld door (een of meerdere malen) die
- [slachtoffer] (met kracht) in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan/stompen en/of
- [slachtoffer] (met kracht) aan haar haren te trekken en/of
- [slachtoffer] (met kracht) in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of
- die [slachtoffer] bij haar keel te grijpen en/of in haar keel te knijpen en/of die keel dichtgeknepen te houden en/of
- die [slachtoffer] bij haar hoofd en/of nek vast te pakken en/of (vervolgens) die [slachtoffer] met haar hoofd onder water te duwen en/of geduwd te houden;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3 hij op of omstreeks 15 februari 2020 te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] ( meermalen) op/tegen haar hoofd/gezicht te slaan en/of te stompen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 mei 2020, genummerd 2020049827, aangevuld op 3 juli 2020 en 30 juli 2020, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 215. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 17 februari 2020, p. 9.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 17 februari 2020, p. 10.
4.Een geschrift, inhoudende de letselrapportage van 19 februari 2020, opgemaakt door F. Woonink, forensisch arts bij GGD regio Utrecht, p. 23.
5.Een geschrift, inhoudende de letselrapportage van 19 februari 2020, opgemaakt door F. Woonink, forensisch arts bij GGD regio Utrecht, p. 25.
6.Een geschrift, inhoudende de letselrapportage van 19 februari 2020, opgemaakt door F. Woonink, forensisch arts bij GGD regio Utrecht, p. 27.
7.Een geschrift, inhoudende de letselrapportage van 19 februari 2020, opgemaakt door F. Woonink, forensisch arts bij GGD regio Utrecht, p. 28.
8.Een geschrift, inhoudende de letselrapportage van 19 februari 2020, opgemaakt door F. Woonink, forensisch arts bij GGD regio Utrecht, p. 29.
9.Een geschrift, inhoudende de letselrapportage van 19 februari 2020, opgemaakt door F. Woonink, forensisch arts bij GGD regio Utrecht, p. 30.
10.Een geschrift, inhoudende de letselrapportage van 19 februari 2020, opgemaakt door F. Woonink, forensisch arts bij GGD regio Utrecht, p. 31.
11.Een geschrift, inhoudende de letselrapportage van 19 februari 2020, opgemaakt door F. Woonink, forensisch arts bij GGD regio Utrecht, p. 32.
12.Een geschrift, inhoudende de letselrapportage van 19 februari 2020, opgemaakt door F. Woonink, forensisch arts bij GGD regio Utrecht, p. 33.
13.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 10 maart 2021.