4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de ten laste gelegde mishandeling van aangeefster op 15 februari 2020 (feit 3) heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Aangeefster heeft bij de politie op 17 februari 2020 het volgende verklaard:
Plaats delict: Utrecht
Pleegdatum: 17 februari 2020
Ik zag dat hij de auto stopte. Ik voelde dat hij mij hard op mijn gezicht sloeg. Ik stapte uit. Ik zag dat hij ook uitstapte en naar mij toe kwam rennen. Ik zag en voelde dat hij mij bij mijn haren pakte en naar de grond sleurde. Hierop kwam ik ten val. Ik zag en voelde dat hij mij begon te schoppen. Ik voelde dat de schoppen tegen mijn rug en hoofd aan kwamen. Ik voelde direct veel pijn. Ik voelde dat hij mij bij mijn keel greep en begon te knijpen. Ik voelde dat hij mij los liet. Toen ik opstond, voelde ik dat hij mij tegen mijn benen aanschopte. Hierdoor viel ik opnieuw op de grond.
Uit de letselrapportage blijkt het volgende:
Naam: [slachtoffer]
Datum letselonderzoek: 19-02-2020
Lichaamsdeel: hoofd
Linker oog: oogslijmvlies rose-rood verkleurd, felrode verkleuring in slijmvlies (oogwit) aan buitenkant iris/pupil, in driehoeksvorm 6/7 bij 3 mm, basis tegen iris aanliggend, met daarnaast vaagbruine verkleuringen in oogwit.
Linker oog: matig scherp begrensde onderbroken rode hof rond iris, 1-2 mm.
Huid oogkas boven linker oog: onscherp begrensde rose verkleuring 0,5 cm lang in verloop oogkasrand aan buitenzijde oog.
Oogleden linker oog: bovenooglid iets gezwollen; bruine verkleuring 2-3 cm aan zijkant oogleden, rode streep in huid aan zijkant oogleden 1 cm.
Linker wang: onscherp begrensde lichtbruine verkleuring 8 bij 4 cm vanaf ooghoogte tot bij de mond.
Rechter bovenooglid: matig scherp begrensde rode verkleuring 10 bij 5 mm in de huid midden boven het oog, bruinverkleuring huid van hele bovenooglid.
Huid rechter slaap: enige bruinverkleuring 2 bij 2 cm.
Soort: kneuzing.
Lichaamsdeel: hals
Laag in de hals regio bruine vaag begrensde vlek van 3-5 cm met rode verkleuringen daarbinnen.
Hoog op de borsthuid in middenlijn vaagbruine vlek ter grootte van 3 cm.
Soort: kneuzing.
Lichaamsdeel: rug
Op rug/linker zij boven de bovenste bekkenkam links bruinrode huidverkleuring ter grootte van 5 bij 3 cm.
Soort: kneuzing.
Lichaamsdeel: linker arm
Vlak boven linker elleboog aan achterzijde vaag begrensde bruine huidverkleuring ter grootte van 2 cm in doorsnee.
Soort: kneuzing.
Lichaamsdeel: linker hand
Op overgang duim naar hand in de huid op de handrugzijde enkele parallel lopende streepvormige rode verkleuringen in de huid, 6-10 mm lang.
Soort: kraswond.
Lichaamsdeel: rechter hand
Op handrug bij knokkels pink, ringvinger en middelvinger huidverkleuringen;
- zestal krasvormige rode verkleuringen van enkele mms lengte, bij pinkknokkel vaag begrensde bruin rode verkleuring van enkele mms in doorsnee, bij ringvinger ronde 2 mm grote rode verkleuring;
- bruine vaagbegrensde huidverkleuringen bij 5de tot en met 2de huidknokkels, tot 1 cm in doorsnee.
Soort: kraswond.
Lichaamsdeel: linker been
Aan binnenzijde knie enkele vaagbegrensde bruine vlekken, gebied bruine verkleuringen ter grootte van 10 cm.
Soort: kneuzing.
Lichaamsdeel rechter been
Aan binnenzijde knie enkele vaagbegrensde bruine vlekken, gebied bruine verkleuringen ter grootte van 10 cm.
Soort: kneuzing.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 10 maart 2021 verklaard:
Ik heb aangeefster geslagen.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de diefstal met geweld en/of afpersing van aangeefster (feit 1 cumulatief/alternatief), de poging tot doodslag (feit 2 primair) en de poging tot zware mishandeling (feit 2 subsidiair) heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank komt wel tot een bewezenverklaring van de mishandeling van aangeefster (feit 2 meer subsidiair). De rechtbank licht dat als volgt toe.
Verklaringen aangeefster
De rechtbank constateert dat aangeefster wisselende en op sommige punten tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over bepaalde geweldshandelingen die zij noemt en over de wijze waarop verdachte zich de portemonnee en de telefoon zou hebben toegeëigend. Ook over feiten die niet op de tenlastelegging staan heeft zij wisselend verklaard en over het feit dat zij geen lachgas zou hebben gebruikt heeft zij zelfs aantoonbaar onjuist verklaard. De verklaringen van aangeefster worden daarom door de rechtbank met de nodige voorzichtigheid bezien.
Over de onderstaande handelingen die aan verdachte ten laste zijn gelegd verklaart aangeefster wisselend zodat de rechtbank, ook gelet op het ontbreken van voldoende overtuigend steunbewijs, die handelingen niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Hoofd onder water duwen
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij aangeefster bij haar hoofd en/of nek heeft vastgepakt en haar vervolgens met haar hoofd onder water heeft geduwd en/of geduwd gehouden.
In eerste instantie heeft aangeefster hierover niet verklaard. Toen de politie haar op 17 februari 2020 aantrof, heeft zij weliswaar tegen de verbalisanten gezegd dat zij door verdachte in het water was geduwd, maar het onder water duwen en/of onder water houden van haar hoofd heeft zij niet benoemd. Uit het proces-verbaal van de betreffende verbalisanten is ook niet af te leiden dat dat is gebeurd. De verbalisanten hebben slechts vermeld dat de kleding van aangeefster nat was en dat haar make-up was uitgelopen.
Toen aangeefster later die dag aangifte deed heeft zij evenmin verklaard dat verdachte haar hoofd onder water had geduwd. Uit de stukken van de huisarts en de GGD leidt de rechtbank af dat aangeefster hierover vervolgens ook bij het ondergaan van de medische onderzoeken niets heeft gezegd, gelet op de gemelde toedracht die daarin staat beschreven en waarin hierover niets is vermeld. Toen aangeefster op 18 februari 2020 nader werd verhoord door de politie, verklaarde ze nog steeds niet over het onder water duwen van haar hoofd.
Pas in haar derde verhoor, op 19 februari 2020, heeft zij verteld dat verdachte haar bij haar hoofd en nek heeft gepakt en haar met kracht onder water heeft geduwd. Aangeefster heeft toen ook verklaard dat zij op dat moment dacht dat verdachte haar wilde vermoorden, dat ze naar haar gevoel heeft moeten vechten voor haar leven en dat ze van angst in haar broek heeft geplast. De rechtbank plaatst vraagtekens bij deze late verklaring omdat het niet gaat over een ondergeschikte handeling, waarvan voorstelbaar is dat zij die is vergeten te noemen, maar om de meest gewelddadige handeling die aangeefster noemt en die tot doodsangst zou hebben geleid.
Wegnemen telefoon en portemonnee
Aangeefster heeft ook wisselend en tegenstrijdig verklaard over het moment en de wijze waarop haar portemonnee en telefoon zouden zijn weggenomen. In haar aangifte heeft zij verklaard dat zij op de grond was gevallen en verdachte met haar tasje probeerde af te weren, waarbij verdachte haar tas vastpakte. Verdachte en zijzelf trokken toen beiden aan de tas, waarna de inhoud daarvan op de grond viel en verdachte haar portemonnee en telefoon opraapte en meenam. In haar verhoor op 19 februari 2020 heeft zij echter gezegd dat verdachte haar vastpakte toen zij probeerde weg te rennen en dat zij toen haar tas aan hem heeft gegeven. Bij de rechter-commissaris heeft aangeefster weer iets anders verklaard, namelijk dat verdachte haar telefoon al had gepakt toen zij uit de auto stapte, dat hij daarna nog aan haar tas heeft getrokken en dat zij – nadat ze was weggerend en weer was gepakt door verdachte – uiteindelijk haar tas aan verdachte heeft gegeven. Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat steun biedt aan de verklaring van aangeefster dat verdachte haar portemonnee en telefoon heeft weggenomen.
Nu de verklaringen van aangeefster als het gaat om het onder water duwen en geduwd houden van haar hoofd en om het wegnemen van haar portemonnee en telefoon, wisselend en inconsistent zijn en nu het dossier daarnaast onvoldoende aanknopingspunten biedt om vast te kunnen stellen dat verdachte die handelingen heeft verricht, zal de rechtbank verdachte van deze ten laste gelegde handelingen vrijspreken. Dit betekent ook dat verdachte wordt vrijgesproken van de onder 1 cumulatief/alternatief ten laste gelegde diefstal met geweld en/of afpersing, omdat er geen bewijs is voor het wegnemen van de telefoon en/of portemonnee. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat bewijs voor het wegnemen van de tas van aangeefster eveneens ontbreekt.
Waar aangeefster wel consequent over heeft verklaard, is dat verdachte haar heeft geslagen, geschopt, aan haar haar heeft getrokken, bij haar keel heeft gegrepen en in haar keel heeft geknepen. De verklaring van aangeefster wordt op deze onderdelen bovendien ondersteund door het bij haar geconstateerde letsel, zoals volgt uit het letselonderzoek. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze ten laste gelegde handelingen. Deze handelingen kunnen echter niet worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag of een poging tot zware mishandeling. Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat verdachte het opzet had om aangeefster te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Daarnaast bevat het dossier onvoldoende bewijs dat verdachte met deze handelingen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door zijn handelen aangeefster zou komen te overlijden of zwaar lichamelijk letsel op zou lopen. Verdachte zal daarom van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken. De handelingen kwalificeren wel als een mishandeling.
Noodweer
Verdachte heeft verklaard dat hij heeft gehandeld uit noodweer. De rechtbank is echter van oordeel dat de door verdachte aan het verweer ten grondslag gelegde feitelijke toedracht niet aannemelijk is geworden. Dat komt omdat verdachte eerst na ongeveer vier maanden met deze verklaring is gekomen en hij daar vervolgens wisselend over heeft verklaard. Verdachte heeft zich bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen. Bij de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat hij aangeefster uit de auto heeft gezet en dat er verder niets was gebeurd. Pas als verdachte bijna vier maanden later nogmaals bij de politie wordt gehoord, verklaart hij dat aangeefster hem in de auto ineens aanviel. Hij heeft verklaard dat hij haar van zich af heeft geduwd, dat hij haar uit de auto heeft getrokken en dat zij samen in een regenplas zijn gevallen, waarna hij haar één klap heeft gegeven om haar van zich af te houden. Geconfronteerd met het feit dat het letsel van aangeefster moeilijk lijkt te rijmen met die lezing, heeft verdachte zijn verklaring ter terechtzitting aangepast, door te verklaren dat hij aangeefster meermalen heeft gestompt.
Gelet op het voorgaande is niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich noodzakelijkerwijze moest verdedigen. De rechtbank verwerpt het noodweerverweer.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling van aangeefster.