ECLI:NL:RBMNE:2021:116

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 januari 2021
Publicatiedatum
19 januari 2021
Zaaknummer
UTR - 20 _ 1899
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete opgelegd aan gastouderbureau wegens overtredingen Wet Kinderopvang

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een gastouderbureau en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De eiseres, een gastouderbureau, had bezwaar gemaakt tegen een bestuurlijke boete die was opgelegd vanwege overtredingen van de Wet Kinderopvang (Wko). De boete was oorspronkelijk vastgesteld op € 14.000,-, maar was na bezwaar verlaagd naar € 7.000,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de GGD op 14 november 2018 tekortkomingen had geconstateerd bij de eiseres, met name met betrekking tot de koppeling van gastouders aan het Personenregister Kinderopvang (PRK). De rechtbank oordeelde dat de opgelegde boete rechtmatig was, omdat eiseres niet had voldaan aan de wettelijke verplichtingen om de koppeling tijdig te maken. De rechtbank ging in op de argumenten van eiseres dat er geen overtredingen waren gepleegd en dat verweerder had moeten volstaan met een waarschuwing. De rechtbank concludeerde dat de boete proportioneel was en dat verweerder terecht had gehandeld volgens de beleidsregels. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de boete van € 7.000,-.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1899

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 januari 2021 in de zaak tussen

[B.V.] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Wortel),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Verkerk).

Procesverloop

Bij besluit van 29 mei 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder een bestuurlijke boete van in totaal € 14.000,- aan eiseres opgelegd. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 7 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de boete verlaagd naar
€ 7.000,- .
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 november 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Inleiding

1. Eiseres exploiteert een gastouderbureau. De GGD regio Utrecht (GGD) heeft eiseres op 14 november 2018 bezocht in het kader van zijn toezichthoudende taak. De GGD heeft op basis van een steekproef geconstateerd dat eiseres niet voldeed aan alle eisen van de Wet Kinderopvang (Wko). Bij het onderzoek zijn tekortkomingen geconstateerd op het onderwerp ‘Koppeling Personenregister Kinderopvang’. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in het inspectierapport van 29 januari 2019.
2. Verweerder heeft op grond van de geconstateerde tekortkomingen aan eiseres een boete opgelegd van € 14.000,-. Gelet op de financiële draagkracht van eiseres heeft verweerder deze boete verlaagd naar € 7.000,-.
3. Eiseres is het niet eens met de geconstateerde overtredingen en dat daarvoor boetes zijn opgelegd. Eiseres heeft per Landelijk Register Kinderopvang en Peutspeelzalen-nummer (LRKP-nummer) gronden aangevoerd.

Oordeel rechtbank

4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder een bestuurlijke boete ter hoogte van in totaal € 7.000,- mocht opleggen. Hieronder licht de rechtbank toe hoe zij tot dit oordeel is gekomen. De rechtbank legt per LRKP-nummer uit waarom verweerder bevoegd was om de bestuurlijke boete op te leggen, waarbij zij ingaat op de beroepsgrond dat er geen overtredingen zijn gepleegd ter zake de Koppeling Personenregister Kinderopvang. Vervolgens gaat zij in op het gebruik van de bevoegdheid en de vraag of de verweerder niet had moeten volstaan met een waarschuwing.

Overwegingen

LRKP-nummer [LRKP nummer 1]/[LRKP nummer 2]
Was verweerder bevoegd om een boete op te leggen?
5. Eiseres erkent dat zij voor de aanvang van de werkzaamheden van de gastouders met LRKP-nummers eindigend op [LRKP nummer 1] en [LRKP nummer 2] geen koppeling heeft gemaakt tussen haar en deze gastouders en hun een of meerdere huisgenoten. Deze personen stonden wel ingeschreven in het Personenregister Kinderopvang (PRK), maar waren dus niet gekoppeld aan eiseres. Eiseres voert aan dat zij hiermee niet in strijd met artikel 1.48d van de Wko heeft gehandeld, omdat genoemde personen vanwege de inschrijving in het PRK continue werden gescreend, waarmee de veiligheid van de kinderen was gewaarborgd. Om die reden was verweerder niet bevoegd om een boete op te leggen. Bovendien waren de gastouder met het LRKP-nummer eindigend op [LRKP nummer 1] en de huisgenoten wel gekoppeld aan een andere houder van een gastouderbureau.
6. De gastouder en hun huisgenoten zijn personen die in het bezit moeten zijn van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) [1] . Met het oog op een continue screening schrijven deze personen zich in het PRK in [2] . De houder van een gastouderbureau (eiseres) heeft toegang tot het PRK en legt een koppeling met hemzelf en deze personen [3] . Het is niet in geschil dat eiseres deze koppeling niet voor de aanvang van de werkzaamheden heeft gemaakt [4] . Daarmee is de bevoegdheid tot op het opleggen van een boete gegeven [5] . De rechtbank volgt eiseres niet in haar stellingname dat zij artikel 1.48d van de Wko niet heeft geschonden, omdat een continue screening heeft plaatsgevonden en de kinderen nooit in gevaar zijn geweest. Dat een continue screening heeft kunnen plaatsvinden, houdt verband met de inschrijving van de gastouders en hun huisgenoten in het PRK, maar daarnaast vraagt de wetgever voor een goede afhandeling van de screening ook een koppeling tussen eiseres als houder van een gastouderbureau en deze gastouders en huisgenoten. Door het ontbreken van deze koppeling heeft eiseres in strijd met artikel 1.48d, derde lid, van de Wko gehandeld, waardoor voor verweerder de bevoegdheid bestaat om een boete op te leggen.
Kon verweerder gebruik maken van deze bevoegdheid en is de hoogte van het boetebedrag niet onevenredig ?
7. Eiseres voert aan dat verweerder had moeten volstaan met een waarschuwing dan wel het had moeten laten bij een constatering en voert in dit verband ook aan dat door de inschrijving in het PRK (en in het geval van het LRKP-nummer eindigend op [LRKP nummer 1] de koppeling aan een andere houder van een gastouderbureau) een continue screening plaatsvond waardoor er geen kinderen in gevaar zijn gekomen. Volgens eiseres had verweerder voor de koppeling met de gastouder met het LRKP-nummer eindigend op [LRKP nummer 1] en de drie huisgenoten verder geen boete mogen opleggen, omdat zij één dag na aanvang van de werkzaamheden gekoppeld waren. Tijdens de inspectie was er in dat geval ook geen sprake meer van een overtreding. Ook had geen boete mogen worden opgelegd, omdat er tegenwoordig een melding naar het gastouderbureau uitgaat als blijkt dat een LRKP-nummer in de PRK niet is gekoppeld. Het op voorhand beïnvloeden van mogelijk toekomstig gedrag kan gelet hierop geen doel meer zijn van de boeteoplegging.
8. Het opleggen van een boete is een discretionaire bevoegdheid waaraan verweerder invulling geeft door het hanteren van Beleidsregels [6] . In paragraaf 4.3 van de Beleidsregels is bepaald in welke gevallen een bestuurlijke boete wordt opgelegd. Bij overtredingen met een prioriteit ‘hoog’ in het Afwegingsoverzicht in bijlage 1 bij de Beleidsregels wordt per concreet geval beoordeeld of een bestuurlijke boete wordt opgelegd en hoe hoog deze boete is. Het niet voldoen aan de eisen ten aanzien van het PRK, waaronder het ontbreken van een koppeling, wordt in het Afwegingsoverzicht met de prioriteit ‘hoog’ aangemerkt. Bij overtredingen met een hoge prioriteit wordt volgens de beleidsregels in beginsel altijd een boete opgelegd. Volgens het Afwegingsoverzicht wordt in de situatie waarin sprake is van een ontbrekende koppeling een boete opgelegd van € 2.000,-. Deze boete wordt als uitgangspunt gehanteerd. Per geconstateerde overtreding wordt bepaald of de boete proportioneel is. Daarbij wordt de boete afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten.
9. Verweerder heeft in het bestreden besluit toepassing gegeven aan Beleidsregels en toegelicht welke omstandigheden zijn meegewogen bij het opleggen van de boete. De toekenning van de prioriteit ‘hoog’ aan het ontbreken van de koppeling van de gastouder en de houder van het gastouderbureau in het PRK, betekent volgens verweerder dat de overtreding als ernstig te beschouwen is. Ook overweegt verweerder dat de overtredingen eiseres te verwijten zijn, omdat zij verantwoordelijk is voor het tijdig en juist koppelen. In de omstandigheid dat eiseres een dag te laat was met koppelen, heeft verweerder geen aanleiding gezien om geen dan wel een lagere boete op te leggen. De koppeling diende voor aanvang van de werkzaamheden plaats te vinden en daarom heeft verweerder voor de boeteoplegging de op het moment van de inspectie bestaande koppeling ook niet van belang geacht. Verweerder heeft meegewogen dat eiseres een professioneel gastouderbureau is, waarvan verwacht mag worden dat zij zich op de hoogte stelt van de relevante wet- en regelgeving. Eiseres is vooraf nog extra geïnformeerd over de wetswijziging en haar verplichting als houder hierin door nieuwsbrieven. In de omstandigheid dat er nu een melding uitgaat naar houders indien niet is gekoppeld, ziet verweerder evenmin aanleiding om van een boete af te zien. Daarbij verwijst verweerder naar de eigen verantwoordelijkheid van eiseres tot het maken van een juiste en tijdige koppeling.
10. Niet in geschil is dat verweerder overeenkomstig zijn beleidsregels heeft gehandeld.
Onder rechtsoverweging 6 is reeds overwogen dat de wetgever belang heeft gehecht aan de koppeling van een gastouder en diens huisgenoten en de houder van een gastouderbureau door deze verplichting in de wet op te nemen en een oplegging van een boete bij overtreding mogelijk te maken. Volgens de memorie van toelichting [7] bij de Wko is het belang van de koppeling daar in gelegen dat voor de afhandeling van mogelijke signalen uit de continue screening nodig is dat de beheerder van het personenregister (DUO), weet aan welk gastouderbureau een ingeschreven persoon is verbonden. De beheerder kan dan snel het signaal doorsturen naar de juiste toezichthouder (GGD) die vervolgens de betreffende houder benadert. In het bestreden besluit staat verder nog vermeld dat zodra de DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs) een signaal ontvangt uit de continue screening en de persoon is niet gekoppeld, zij op dat moment niet weet waar deze persoon werkzaam is, waardoor zij op dat moment het signaal niet snel kan doorsturen naar de betreffende toezichthouder en gastouderbureau. Dat verweerder in zijn beleidsregels aan deze overtreding de prioriteit ‘hoog’ heeft gegeven en de overtreding dus als ernstig heeft aangemerkt, waarbij een boete wordt opgelegd van €2.000,- is gelet hierop niet onredelijk. Dat in dit geval door de beheerder uit de continue screening geen signaal is ontvangen, is een geluk te noemen, maar voor de beoordeling van de ernst van de overtreding is dit verder niet relevant. Verweerder heeft verder terecht geen verminderde verwijtbaarheid aangenomen omdat eiseres een dag te laat was met koppelen. Eiseres heeft geen omstandigheden naar voren gebracht waarom zij niet eerder tot koppeling heeft kunnen overgaan. Dat een koppeling op het moment van een inspectie in orde is, is verder geen omstandigheid op grond waarvan verminderde verwijtbaarheid had moeten worden aangenomen, nu het belang van het tijdig koppelen, namelijk voor aanvang van de werkzaamheden, evident is. Nu eiseres verder geen omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan verweerder de boete had moeten matigen of had moeten volstaan met een waarschuwing, acht de rechtbank de opgelegde boete niet onevenredig.
11. In de omstandigheid dat er tegenwoordig automatisch melding wordt gemaakt aan de houder (van een gastouderbureau) als iemand niet gekoppeld is, heeft verweerder terecht geen aanleiding gezien om van het opleggen van een boete af te zien. Deze meldingen nemen de eigen verantwoordelijkheid van eiseres om tijdig (voor aanvang van de werkzaamheden) over te gaan tot koppelen en de verplichting daartoe niet weg. Eiseres zal ook in toekomstige gevallen alert moeten blijven want bij het mogelijk uitblijven van een melding, zal er toch een koppeling plaats moeten vinden.
LRKP-nummer [LRKP nummer 3]
Was verweerder bevoegd een boete op te leggen?
12. Eiseres betwist dat de huisgenoot van de gastouder met het LRKP-nummer eindigend op [LRKP nummer 3] een persoon is die in het bezit moet zijn van een VOG [8] op grond waarvan een registratie en koppeling van deze persoon aan eiseres had moeten plaatsvinden [9] . De huisgenoot had op het woonadres van de gastouder niet zijn hoofdverblijf. Dit was voor hem slechts een postadres, hij verbleef daar niet. Eiseres heeft een verklaring van de gastouder overgelegd. Uit deze verklaring blijkt volgens eiseres dat de huisgenoot weliswaar op hetzelfde adres als de gastouder staat ingeschreven, maar er feitelijk niet woont en het adres als postadres gebruikt.
13. Het is in eerste instantie aan verweerder om aannemelijk te maken dat de huisgenoot zijn hoofdverblijf heeft op het adres van de gastouder en dus een persoon is die in het bezit moet zijn van een VOG. Omdat in beginsel van de juistheid van een inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) mag worden uitgegaan, heeft verweerder met de inschrijving op het woonadres van de gastouder voldoende aannemelijk gemaakt dat de huisgenoot daar ook zijn hoofdverblijf heeft. Het is vervolgens aan eiseres om aannemelijk te maken dat dit niet juist is. Eiseres heeft dit met de enkele verklaring van de gastouder onvoldoende aannemelijk gemaakt. Indien de huisgenoot niet woonachtig was op het adres van de gastouder dan had deze situatie in overeenstemming kunnen worden gebracht met de bij de gemeente bekende registratie door een briefadres aan te vragen.
Kon verweerder gebruik maken van deze bevoegdheid en is de hoogte van het boetebedrag niet onevenredig ?
14. Omdat eiseres over LRKP-nummer [LRKP nummer 3] geen andere gronden heeft aangevoerd dan die al in rechtsoverweging 10 en 11 zijn besproken, verwijst de rechtbank naar deze overwegingen.
Eindoordeel
15. Het beroep is ongegrond.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.P. Stehouwer, griffier. De beslissing is uitgesproken op 15 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de De rechter is verhinderd om de
uitspraak te ondertekenen. uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Artikel 1.50, derde lid, van de Wko.
2.Artikel 1.48d, tweede lid, van de Wko.
3.Artikel 1. 48d, derde lid, van de Wko.
4.Artikel 1.50, vierde lid, van de Wko.
5.Artikel 1.72, eerste lid, van de Wko.
6.De Beleidsregels toezicht & handhaving kwaliteit kinderopvang gemeente Utrecht .
7.Kamerstukken ll 2014-2015, 34 195, nr. 3, par. 1.4.
8.Artikel 1.50, derde lid, van de Wko.
9.Artikel 1.48d, tweede en derde lid, van de Wko.