ECLI:NL:RBMNE:2021:1216

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 maart 2021
Publicatiedatum
29 maart 2021
Zaaknummer
20_3499
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor uitbreiding van een café in Utrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 maart 2021 uitspraak gedaan over een beroep tegen een omgevingsvergunning die was verleend aan [A] voor het vergroten van het café Ledig Erf in Utrecht. Eiser, die bezwaar had gemaakt tegen de vergunning, stelde dat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan, omdat het pand aan de [adres 2] de bestemming 'woonruimte' zou hebben. Eiser betoogde dat de vergunning zonder wijziging van het bestemmingsplan niet kon worden verleend en dat er sprake was van een privaatrechtelijke verhindering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de omgevingsvergunning was verleend voor de activiteit 'bouwen' en dat de toetsing aan de weigeringsgronden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) plaatsvond. De rechtbank concludeerde dat er geen strijd was met het bestemmingsplan, aangezien het bestemmingsplan 'Binnenstad' voor het pand aan de [adres 2] de bestemming 'Gemengd-2' toekent, waar horeca is toegestaan. De rechtbank oordeelde dat de streep op de plankaart, die door eiser als een belemmering werd gezien, geen betekenis had voor de vergunningverlening.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, omdat niet was gebleken dat het bouwplan niet voldeed aan de relevante wet- en regelgeving. De rechtbank benadrukte dat verweerder gebonden was aan de wet en de vergunning moest verlenen, omdat er geen van de weigeringsgronden van toepassing was. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3499

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

15 maart 2021 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. L.G. Colombijn),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: M. Geleijnse).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
[derde partij], te [woonplaats]
(gemachtigden: [A] en [B]).

Procesverloop

In het besluit van 16 januari 2020 (primair besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend aan [A] voor het maken van een doorbraak ten behoeve van het vergroten van [café] op het adres [adres 1] naar het pand op het adres [adres 2] in [woonplaats].
In het besluit van 3 september 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. Het [café] (het café) is een hoekcafé op het adres [adres 1] in [woonplaats]. Het pand aan de [adres 2] in [woonplaats] grenst aan de ene kant aan dit café en aan de andere kant aan het pand aan de [adres 3] in [woonplaats]. Boven het café ligt de woning [adres 1]-bis en boven het pand aan de [adres 2] ligt de woning [adres 4]. Eiser woont op dit laatste adres. Op 21 oktober 2019 heeft
[A] een omgevingsvergunning aangevraagd voor het doorbreken van de muur tussen het café en het pand aan de [adres 2]. Vervolgens heeft verweerder het primaire en het bestreden besluit genomen.
Beoordelingskader
2. Verweerder heeft de omgevingsvergunning verleend voor de activiteit “bouwen”. Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden om zonder een omgevingsvergunning een project uit te voeren voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk. Een vergunningaanvraag voor de activiteit bouwen wordt getoetst aan de weigeringsgronden die worden genoemd in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo. De activiteit moeten voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening en er mag geen strijd zijn met het bestemmingsplan en de redelijke eisen van welstand. Deze vier toetsingsgronden zijn limitatief en imperatief van aard. Dat betekent dat verweerder de omgevingsvergunning moet weigeren als het bouwplan in strijd is met één of meer van deze toetsingsgronden en dat verweerder de omgevingsvergunning moet verlenen als er geen sprake is van strijd met deze toetsingsgronden. In het laatste geval staat het verweerder niet vrij om een ruimer toetsingskader te hanteren en zal verweerder niet aan een belangenafweging kunnen toekomen. Dit wordt een gebonden beschikking genoemd.
Standpunten van partijen
3.1.
Eiser voert aan dat verweerder de omgevingsvergunning had moeten afwijzen omdat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Volgens eiser heeft het pand aan de [adres 2] de bestemming “woonruimte” en kan de vergunning zonder wijziging van het bestemmingsplan niet worden verleend. Er is geen sprake van een gebonden beschikking en verweerder had de vergunning moeten weigeren omdat sprake is van een privaatrechtelijke verhindering, aldus eiser. Verder stelt eiser dat de streep op de plankaart betrekking heeft op het pand aan de [adres 3]. Dit betekent dat de letteraanduiding “h≤b” op de plankaart ziet op dat pand en niet op de [adres 2].
3.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de bestemming van het pand aan de [adres 2] “Gemengd-2” is en dat hier op grond van de plankaart en planregels horeca is toegestaan. Volgens verweerder is er geen strijd met de vier onder rechtsoverweging 2. genoemde weigeringsgronden en moet hij daarom de omgevingsvergunning verlenen. Verweerder heeft geen beleidsruimte. Op de zitting heeft verweerder toegelicht dat de streep per ongeluk op de plankaart terecht is gekomen.
Beoordeling
4. De rechtbank stelt vast dat voor het pand [adres 2] het bestemmingsplan “Binnenstad” geldt. Volgens dit plan is de bestemming van dit pand “Gemengd-2”. Artikel 10.1 van de planregels bij het bestemmingsplan bepaalt dat als “Gemengd-2” aangewezen gronden bestemd zijn voor horeca op de begane grond en in de kelders, mits hiervoor een specifieke aanduiding is opgenomen.
De plankaart en de planregels zijn bepalend bij de vraag of sprake is van strijd met het bestemmingsplan. Niet in geschil is dat op de plankaart om het pand van het café en het pand [adres 2] een hokje is getekend met driehoekjes aan de binnenkant van de lijnen en dat binnen die lijnen de letteraanduiding “h≤b” staat. Deze letteraanduiding betekent volgens de legenda bij de plankaart dat er horeca in de categorie D2 tot en met B is toegestaan.
Op de plankaart is een streep zichtbaar, die naar het pand aan de [adres 3] wijst. Omdat de plankaart en de legenda geen duidelijkheid geven over de betekenis van de streep, kijkt de rechtbank naar de toelichting op het bestemmingsplan. Hieruit blijkt dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan de bestaande functie van het café en van het pand aan de [adres 2] “café/bar/restaurant” is en dat voor het pand aan de [adres 3] geldt dat deze de functie “tussenwoning” heeft. Dit maakt dat geen betekenis kan worden toegekend aan de streep op de plankaart die naar de [adres 3] wijst.
Gelet op het voorgaande, concludeert de rechtbank dat het bouwplan niet in strijd met het bestemmingsplan is, omdat horeca in het pand aan de [adres 2] is toegestaan. Verder is niet gebleken dat het bouwplan niet voldoet aan het Bouwbesluit en de bouwverordening of dat het in strijd is met de redelijke eisen van welstand. Eiser heeft op de zitting gezegd dat hij vreest voor de verwijdering van een steunmuur waarin zijn schoorsteen is verwerkt. Hij heeft echter niet met stukken onderbouwd of aannemelijk gemaakt dat het bouwplan hiermee niet voldoet aan het Bouwbesluit.
Omdat niet is gebleken dat één van de in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo genoemde weigeringsgronden zich voordoet, is sprake van een gebonden beschikking. Verweerder was gehouden om de aangevraagde omgevingsvergunning te verlenen en kon geen rekening houden met een eventuele privaatrechtelijke belemmering.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2021 door mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Bouwman, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.