ECLI:NL:RBMNE:2021:1254
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing WIA-uitkering wegens vermeende toegenomen arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de afwijzing van een WIA-uitkering. Eiser, die als allround bakker werkte, had eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangen en had zich in 2012 ziekgemeld. In 2014 werd hij als minder dan 35% arbeidsongeschikt beoordeeld, maar in 2019 meldde hij een verslechtering van zijn klachten. Het UWV weigerde echter een WIA-uitkering toe te kennen, omdat er volgens hen geen toegenomen beperkingen waren op basis van dezelfde ziekteoorzaak. Eiser ging in beroep tegen deze beslissing, waarbij hij stelde dat de medische beoordeling onjuist was en dat er geen fysieke hoorzitting had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat het UWV de besluiten mocht baseren op rapportages van verzekeringsartsen, mits deze zorgvuldig tot stand waren gekomen. De rechtbank concludeerde dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep correct was en dat er geen reden was om een deskundige te benoemen. Uiteindelijk werd het beroep van eiser ongegrond verklaard, en werd bevestigd dat hij geen recht had op een WIA-uitkering.