Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
eiser,
1.Inleiding
4 februari 2009 voor 80-100% arbeidsongeschikt is beschouwd in de zin van de WIA.
2.Overwegingen
In dit geval gaat het om een door een verzekeringsarts aangezegde herbeoordeling, een zogenaamde ‘professionele herbeoordeling’. Ten aanzien daarvan blijkt niet dat er op grond van de wet of de door [eiser] ter zitting genoemde passages uit de Memorie van Toelichting [2] een verplichting bestaat om die uit te voeren in exact de maand waartegen deze is aangezegd. In dit geval heeft de herbeoordeling niet plaatsgevonden per 1 januari 2016, maar per 1 maart 2016, dus met feitelijk 2 maanden verschil. De rechtbank deelt de conclusie van het UWV dat de herbeoordeling wel is uitgevoerd. Dat de herbeoordeling niet op initiatief van het UWV is uitgevoerd, maar naar aanleiding van [eiser] bezwaar tegen het besluit van 2 februari 2016, maakt dit niet anders, omdat de herbeoordeling is uitgevoerd.
Volgens [eiser] had het UWV ook twee afzonderlijke beslissingen op bezwaar moeten nemen en is het UWV tweemaal een dwangsom verschuldigd voor het niet tijdig beslissen op bezwaar.
3.Beslissing
mr. S.C.J. van der Hoorn, griffier. De beslissing is uitgesproken op 29 maart 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.