ECLI:NL:RBMNE:2021:1310
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak betreffende kindgebonden budget en huurtoeslag
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen verzoeker en de Belastingdienst/Toeslagen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Belastingdienst waarin het voorschot kindgebonden budget en huurtoeslag voor het jaar 2020 op € 0,- was vastgesteld. Na het indienen van beroep heeft verzoeker op 25 november 2020 zijn beroep ingetrokken, omdat de Belastingdienst hem tegemoet was gekomen in zijn verzoek om een hoger bedrag aan kindgebonden budget en huurtoeslag. Verzoeker verzocht echter wel om vergoeding van de proceskosten die hij had gemaakt in de beroepsfase.
De rechtbank heeft de Belastingdienst in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De Belastingdienst heeft aangegeven zich te kunnen vinden in een proceskostenvergoeding van één punt ter waarde van € 525,-. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De rechtbank overweegt dat, aangezien verzoeker tijdens de bezwaarfase geen verzoek om proceskostenvergoeding heeft gedaan, de beoordeling van de proceskostenveroordeling zich beperkt tot de beroepsfase. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen en de Belastingdienst veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 534,-. Daarnaast heeft de rechtbank de Belastingdienst verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 48,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.