ECLI:NL:RBMNE:2021:1343
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Anticumulatie van WAO-uitkering, terugvordering en beëindiging van toeslag
In deze zaak gaat het om eiseres die sinds 22 december 2004 een WAO-uitkering ontvangt, gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Na anonieme meldingen over haar werkzaamheden als zelfstandige heeft het Uwv onderzoek gedaan. Dit leidde tot de conclusie dat eiseres in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017 als bestuurder van verschillende bedrijven heeft gefunctioneerd en daaruit inkomsten heeft genoten. Op basis van deze bevindingen heeft het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres vastgesteld op minder dan 15% en een bedrag van € 61.494,36 aan te veel uitbetaalde WAO-uitkering teruggevorderd. Tevens is de toeslag op de WAO-uitkering per 1 april 2019 stopgezet.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het Uwv, maar deze zijn ongegrond verklaard. Hierop heeft zij beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting heeft eiseres betoogd dat zij niet als bestuurder heeft gefunctioneerd en dat de inkomsten niet aan haar, maar aan haar ex-partner zijn toegeschreven. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het Uwv voldoende bewijs heeft geleverd dat eiseres arbeid heeft verricht en inkomsten heeft genoten, en dat de besluiten van het Uwv terecht in stand zijn gelaten. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.