ECLI:NL:RBMNE:2021:1359
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiseres na medische beoordeling
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 16 maart 2021, staat de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiseres centraal. Eiseres, die als callcentermedewerker werkte, had zich op 15 juni 2018 ziekgemeld en ontving sindsdien een ZW-uitkering. De verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, heeft op 27 september 2019 besloten dat eiseres per 28 oktober 2019 geen recht meer had op een ZW-uitkering, omdat zij meer dan 65% van haar maatmanloon kon verdienen. Dit besluit werd in een later stadium door eiseres bestreden, wat leidde tot een beroepsprocedure.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder zijn besluit heeft gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages. Eiseres voerde aan dat de medische beoordeling onjuist was, omdat verweerder haar beperkingen had onderschat. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende rekening had gehouden met de informatie van de GGZ-psychiater, die op 28 oktober 2019 een diagnose had gesteld van zowel depressieve als trauma gerelateerde klachten bij PTSS. De rechtbank concludeerde dat de verweerder onzorgvuldig had gehandeld bij de voorbereiding van het bestreden besluit en dat dit besluit onvoldoende gemotiveerd was.
De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid geboden om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder moet binnen zes weken na de tussenuitspraak het besluit deugdelijk motiveren, waarbij de informatie van de GGZ-psychiater herkenbaar moet worden meegewogen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.