Overwegingen
Eiseres heeft op 7 mei 2020 dubbele kinderbijslag aangevraagd voor haar zoon [zoon] (geboren: [2015]). Bij [zoon] is sprake van een taalontwikkelingsstoornis en problemen in de prikkelverwerking.
Verweerder heeft een advies gevraagd aan het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) met betrekking tot de zorgbehoefte van [zoon].
3. CIZ heeft per functie beoordeeld of sprake is van intensieve zorg.Intensieve zorg houdt in dat de zorg die de ouders verlenen in ernstige mate groter is dan de zorg voor een normaal gezond kind. De beoordeling van de zorgbehoefte is gebaseerd op twee onderdelen, verzorging en oppassing, die ieder vijf functies bevatten. Voor een kind in de leeftijd van drie jaar tot en met vijf jaar moeten vijf punten gescoord worden, om te voldoen aan de minimale zorgbehoefte die kan leiden tot een recht op dubbele kinderbijslag.
4. CIZ heeft in het rapport van 16 juni 2020 een negatief advies gegeven aan verweerder over de dubbele kinderbijslag. Op basis van de ontvangen medische gegevens en het door eiseres ingevulde vragenformulier is uitgegaan van de noodzaak van (in ernstige mate) meer zorg op twee functies, namelijk lichaamshygiëne en communicatie. Er zijn dus twee punten toegekend.
5. Met het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag voor dubbele kinderbijslag vanaf het tweede kwartaal van 2020 afgewezen. Verweerder heeft zich hierbij gebaseerd op het advies van CIZ.
6. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Naar aanleiding van het bezwaar heeft het CIZ op 9 oktober 2020 een tweede advies uitgebracht. Daarin is nogmaals geadviseerd voor twee functies een intensieve zorgbehoefte aan te nemen (ditmaal: lichaamshygiëne en alleen thuis zijn).
7. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder heeft zich hierbij gebaseerd op het tweede advies van CIZ.
8. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag om dubbele kinderbijslag. Zij vindt dat naast de functies lichaamshygiëne en alleen thuis zijn, ook voor andere functies een zware zorgbehoefte moet worden aangenomen. Zo is [zoon] weliswaar overdag zindelijk, maar niet ’s nachts en moet voor eten en drinken de tijd genomen worden. Ook is zijn gedrag een probleem, dit blijkt wel uit het gegeven dat [zoon] op een cluster 4 school zit. Verder heeft hij een taalontwikkelingsstoornis wat voor problemen in de communicatie zorgt. Buitenshuis heeft [zoon] begeleiding nodig, omdat hij erg impulsief is en een prikkelverwerkingsstoornis heeft. Tot slot moet er steeds wat aangeboden worden om [zoon] bezig te houden.
9. Verweerder heeft in het verweerschrift gewezen naar de motivering zoals deze is opgenomen in het bestreden besluit (zie onderdeel 6).
Beoordeling door de rechtbank
10. De rechtbank overweegt dat duidelijk is dat er problemen zijn omtrent de zorg voor [zoon]. Dit maakt alleen nog niet dat recht bestaat op dubbele kinderbijslag. Om aanspraak te kunnen maken op dubbele kinderbijslag moet sprake zijn van intensieve zorg en de criteria om dit aan te kunnen nemen zijn strikt. Bij de beoordeling is uitgegaan van het laatste advies van CIZ, die daarbij is uitgegaan van het Beoordelingskader BUK 2018 en heeft gekeken naar de situatie van [zoon].
11. De rechtbank overweegt verder dat verweerder zich mag baseren op het advies van het CIZ. Dit is alleen anders als eiseres aanknopingspunten geeft om aan te nemen dat het CIZ de situatie van [zoon] niet goed heeft onderzocht of de inhoud van het advies niet klopt. De rechtbank zal ingaan op de punten die eiseres heeft aangevoerd.
12. Vooropgesteld wordt dat voor de functie zindelijkheid op basis van het Beoordelingskader geen score mag worden aangenomen als het kind overdag zindelijk is maar ’s nachts niet. Dit is het geval bij [zoon].
13. Ten aanzien van eten en drinken is duidelijk geworden dat bij [zoon] ondersteuning en aansporing nodig is. Uit het advies van CIZ blijkt alleen dat de mate waarin dit nodig is wisselt. Een broodmaaltijd is moeilijk, maar als [zoon] iets graag lust, lukt het wel. Er is dus geen noodzaak tot continue aansporing.
14. Voor de functie gedrag is het begrijpelijk dat eiseres zorgen heeft. De school heeft moeilijkheden in het gedrag van [zoon] beschreven en inmiddels gaat hij ook naar een cluster 4 school. Op grond van het Beoordelingskader is echter permanent toezicht nodig om te komen tot toekenning van een punt. [zoon] kan wel kort zelfstandig spelen. Daarbij is het zo dat de rechtbank zich moet baseren op de aanwezige (medische) documenten.
15. Bij communicatie is in het Beoordelingskader opgenomen dat sprake moet zijn van onvermogen tot spreken, spraak die door niemand begrepen kan worden, alleen door naaste verzorgers of ouders, of het vrijwel nooit op aanwijzingen of vragen reageren als gevolg van een zware autistische aandoening. [zoon] kan wel spreken maar is niet altijd voldoende verstaanbaar. Hiermee is de situatie niet zo ernstig als omschreven in het Beoordelingskader.
16. Voor begeleiding buitenshuis geldt dat op [zoon] gelet moet worden, maar niet in die mate dat een punt gescoord moet worden, gezien wat er staat in het Beoordelingskader.
17. Over het bezig houden en het geven van handreikingen, is gebleken dat [zoon] baat heeft bij structuur en begeleiding, maar een noodzaak van een complete dagstructuur met voortdurende individuele aandacht en activering, zoals is vereist, kan niet worden vastgesteld.
18. De rechtbank overweegt dat verweerder op basis van de aanwezige (medische) gegevens het advies van CIZ kon volgen en in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanknopingspunten kunnen worden gevonden om aan te nemen dat het CIZ de situatie van [zoon] niet goed heeft onderzocht of de inhoud van het advies niet klopt. Volgens het Beoordelingskader moet bij kinderen van de leeftijd van [zoon], ten tijde van de beoordelingsperiode, sprake zijn van een intensieve zorgbehoefte voor vijf functies. In het geval van [zoon] kan dat niet worden aangenomen; verweerder mocht immers uitgaan van twee punten op basis van het advies van het CIZ.
19. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
20. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2021 door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier.
(de rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen)
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: