ECLI:NL:RBMNE:2021:1455

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 april 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
516715 / HA RK 21-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verklaard wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 8 april 2021 een verzoek tot wraking van de rechter mr. I.J.B. Corbeij ongegrond verklaard. Verzoeker had op 2 februari 2021 een wrakingsverzoek ingediend, waarin hij vijf gronden aanvoerde die volgens hem de schijn van partijdigheid bij de rechter zouden oproepen. De gronden betroffen onder andere het niet respecteren van de agenda van het Openbaar Ministerie, het niet in behandeling nemen van bezwaarschriften, en de vermeende omgang van de rechter met criminele officieren van justitie.

De wrakingskamer heeft de aangevoerde feiten en omstandigheden beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen grond opleveren voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De wrakingskamer benadrukte dat het intrekken van een zaak een bevoegdheid van het Openbaar Ministerie is en dat de rechter niet verantwoordelijk is voor de behandeling van bezwaarschriften die niet tijdig zijn ingediend. Ook de andere gronden werden als onvoldoende onderbouwd beschouwd.

De wrakingskamer heeft daarom het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en bepaald dat de zaak van verzoeker met het kenmerk 16/247589-19 voortgezet dient te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing. Tevens is er toepassing gegeven aan artikel 515, vierde lid Sv, wat inhoudt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 516715 / HA RK 21-20
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 8 april 2021
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker]
geboren op [1985] te [geboorteplaats]
wonende te [adres] te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek tot wraking namens verzoeker van 2 februari 2021.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 16 februari 2021 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer). Bij de mondelinge behandeling is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niemand verschenen.
1.3
Na de mondelinge behandeling heeft verzoeker de voorzitter van de wrakingskamer gewraakt. Dat wrakingsverzoek is door een andere wrakingskamer ongegrond verklaard, zodat de wrakingskamer nu op onderhavig verzoek kan beslissen.

2.Het wrakingsverzoek en het verweer

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. I.J.B. Corbeij als behandelend politierechter (hierna: de rechter) in de zaak met het kenmerk 16/247589-19.
2.2.
Verzoeker was gedagvaard op 3 februari 2021 op de zitting van de politierechter te verschijnen. In het op 2 februari 2021 door hem ingediende verzoek tot wraking heeft verzoeker een vijftal gronden aangevoerd die tezamen volgens hem maken dat sprake is van de schijn van partijdigheid bij de rechter. Deze gronden komen – samengevat – op het volgende neer:
1. de rechter heeft de agenda van het Openbaar Ministerie gerespecteerd, omdat zij de zaak sinds 2019 al drie keer heeft ingetrokken, dit terwijl de wettelijke termijn was overschreden en zij het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk had kunnen verklaren;
2. de rechter heeft alle bezwaarschriften over de dagvaarding geweigerd in behandeling te nemen. Ze heeft daarbij wederom partij gekozen voor de mogelijk corrupte officier van justitie, die in het verleden al vaker rechters heeft misleid;
3. de rechter is zelf ook gevoelig voor misleiding van dit soort officieren van justitie die vroeger het voormalig hoofd van het Ministerie van Justitie (Joris Demminck) de hand boven het hoofd hebben gehouden. Ook heeft de rechter in haar privéleven omgang met criminele/corrupte officieren van justitie;
4. de rechter komt te vaak in de media voor (zie de bij het verzoek gevoegde bijlage);
5. de rechter is al vaker gewraakt op andere zittingen (zie de bij het verzoek gevoegde bijlage).
2.3.
De rechter heeft niet gereageerd op het verzoek tot wraking.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 512 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek
van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de
rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
De wrakingskamer overweegt dat de aangevoerde feiten en omstandigheden die ten grondslag liggen aan het verzoek geen grond opleveren voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, ook niet tezamen bezien, en dat zij daarom geen grond voor wraking vormen. De wrakingskamer zal de gronden van verzoeker hieronder puntsgewijs benoemen en geeft daarbij haar overweging.
Het intrekken van een zaak is een bevoegdheid van het Openbaar Ministerie en niet van de rechter. Het nemen van deze beslissing door het Openbaar Ministerie raakt daarom niet aan de rechterlijke onpartijdigheid;
Het is gebruikelijk dat de behandeling van een bezwaarschrift tegen de dagvaarding op dezelfde dag gebeurt als dat de dagvaarding zelf wordt behandeld. Aangezien verzoeker de rechter een dag voor de zitting heeft gewraakt, heeft het nog niet zo ver kunnen komen dat zijn bezwaarschrift ter zitting is behandeld;
Dat de rechter gevoelig zou zijn voor misleiding en in haar privéleven omgang heeft met criminele/corrupte officieren van justitie is niet onderbouwd;
Het door verzoeker gevoegde stuk uit de media en het gegeven dat de rechter in de media voorkomt, houdt geen enkel verband met de onderliggende zaak;
Het gegeven dat de rechter eerder is gewraakt houdt geen enkel verband met de onderliggende zaak en dit wrakingsverzoek is bovendien ongegrond verklaard.
3.4.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.
3.5
Bij beslissing van de wrakingskamer van 30 maart 2021 is toepassing gegeven aan artikel 515, vierde lid Sv, dat inhoudt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van het team strafrecht, waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de zaak van verzoeker met het kenmerk 16/247589-19 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.C. Stijnen, voorzitter, mr. R.M. Berendsen en
mr. A.M. Crouwel als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. N. Kruijswijk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.