ECLI:NL:RBMNE:2021:1455
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Ongegrond verklaard wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 8 april 2021 een verzoek tot wraking van de rechter mr. I.J.B. Corbeij ongegrond verklaard. Verzoeker had op 2 februari 2021 een wrakingsverzoek ingediend, waarin hij vijf gronden aanvoerde die volgens hem de schijn van partijdigheid bij de rechter zouden oproepen. De gronden betroffen onder andere het niet respecteren van de agenda van het Openbaar Ministerie, het niet in behandeling nemen van bezwaarschriften, en de vermeende omgang van de rechter met criminele officieren van justitie.
De wrakingskamer heeft de aangevoerde feiten en omstandigheden beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen grond opleveren voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De wrakingskamer benadrukte dat het intrekken van een zaak een bevoegdheid van het Openbaar Ministerie is en dat de rechter niet verantwoordelijk is voor de behandeling van bezwaarschriften die niet tijdig zijn ingediend. Ook de andere gronden werden als onvoldoende onderbouwd beschouwd.
De wrakingskamer heeft daarom het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en bepaald dat de zaak van verzoeker met het kenmerk 16/247589-19 voortgezet dient te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing. Tevens is er toepassing gegeven aan artikel 515, vierde lid Sv, wat inhoudt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.