ECLI:NL:RBMNE:2021:1482
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
De erkenning van een Nederlandse 'schone lei' door een Curaçaose schuldeiser in het kader van de WSNP
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 maart 2021 uitspraak gedaan in een procedure tussen de Algemene Spaar- en Kredietcoöperatie ACU, gevestigd te Curaçao, en de bewindvoerder van een onderbewindgestelde. De rechtsvraag die aan de kantonrechter werd voorgelegd, was of ACU, als Curaçaose schuldeiser met een vordering waarop Antilliaans recht van toepassing is, een 'schone lei' die door een Nederlandse rechter is verleend na een Nederlands WSNP-traject, tegen zich moet laten gelden.
De onderbewindgestelde had in 2010 een lening afgesloten bij ACU en was later naar Nederland verhuisd, waar zij in financiële problemen kwam. Na een periode van schulden en het aanvragen van schuldhulpverlening, werd er een minnelijke schuldenregeling aangeboden aan ACU, die echter niet akkoord ging. De bewindvoerder stelde dat als de regeling niet tot stand kwam, de onderbewindgestelde zou verzoeken om toelating tot de WSNP, wat zou resulteren in een 'schone lei'. ACU betwistte de rechtskracht van een dergelijke 'schone lei' in Curaçao, omdat deze niet bestaat in het Antilliaanse recht.
De kantonrechter oordeelde dat de rechtsvraag bevestigend moest worden beantwoord. De rechter stelde dat Curaçao en Nederland beide deel uitmaken van het Koninkrijk der Nederlanden en dat de rechtskracht van vonnissen die in Nederland zijn gewezen, ook in Curaçao moet worden erkend. Dit betekent dat als de onderbewindgestelde succesvol door de WSNP komt, de vordering van ACU niet langer afdwingbaar zal zijn, ondanks het feit dat de 'schone lei' niet in het Antilliaanse recht bestaat. De partijen hebben afgesproken dat zij ieder hun eigen proceskosten dragen en hebben zich het recht van hoger beroep niet voorbehouden.