ECLI:NL:RBMNE:2021:1502

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
14 april 2021
Zaaknummer
20/2594
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor Bed and Breakfast in Utrecht

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een omgevingsvergunning die is verleend voor het herinrichten van een bijgebouw ten behoeve van een Bed and Breakfast (B&B) in Utrecht. De eisers, bewoners van nabijgelegen adressen, hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunning, omdat zij vrezen voor overlast en een onveilige verkeerssituatie door de komst van de B&B. De rechtbank heeft op 14 april 2021 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank oordeelt dat de gemeente in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. De eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat de B&B zal leiden tot onveilige verkeerssituaties of onaanvaardbare overlast. De rechtbank stelt vast dat de verkeersdeskundige heeft aangegeven dat de verkeersstromen van de B&B zich zullen voegen in het bestaande verkeersbeeld en dat de bezoekers zich als normale weggebruikers moeten gedragen. De rechtbank concludeert dat de B&B planologisch aanvaardbaar is en dat de belangen van de omwonenden niet onevenredig worden geschaad. Het beroep van de eisers wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2594

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2021 in de zaak tussen

[eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] te [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: drs. C. van Oosten),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: S. Rijvers).

Inleiding

In het besluit van 16 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan vanwege het herinrichten van een bijgebouw bij een woning aan de [adres 1] (de planlocatie) te [woonplaats] ten behoeve van Bed en Breakfast (B&B). Eisers wonen aan de [adres 2] , de [adres 3] en de [adres 4] en hebben een bezwaarschrift ingediend tegen het primaire besluit.
In het besluit van 3 juni 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Eisers zijn het hier niet mee eens en hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2021 via Skype. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Toetsingskader

Op grond van het bestemmingsplan Rijnsweerd, maarschalkerweerd (het bestemmingsplan) rust op de planlocatie de bestemming ‘Wonen – 1’. Artikel 32.3.2 van het bestemmingsplan bepaalt dat de uitoefening van een B&B alleen toegestaan is in samenhang met wonen als de hoofdbewoner minimaal 50 % van de woning in gebruik houdt voor wonen. Artikel 44, aanhef en onder d, van het bestemmingsplan verbiedt het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning. De aanvraag ziet op een B&B in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk. Om de B&B planologisch mogelijk te maken heeft verweerder met gebruikmaking van artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 2°, in combinatie met artikel 4, negende lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) een omgevingsvergunning aan vergunninghouder verleend.
Verweerder komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om voor afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe. Dat betekent in dit geval dat verweerder de keuze heeft om zijn bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan al dan niet te gebruiken. De bestuursrechter toetst of verweerder, bij afweging van alle betrokken belangen, in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen.
Het geschil
3. Eisers voeren in beroep aan dat verweerder het bestreden besluit niet heeft kunnen nemen omdat met de komst van de B&B een verkeersonveilige situatie ontstaat. Weggebruikers van de [straatnaam] hebben volgens eisers slecht zicht op de uitrit op de [straatnaam] . Daarnaast voeren eisers aan dat de komst van de B&B zal leiden tot overlast. Volgens eisers zullen de bezoekers van de B&B voornamelijk het nachtleven in [woonplaats] bezoeken en bij terugkeer naar de B&B zorgen voor overlast. Door het tijdelijk bezoek aan de B&B zullen de bezoekers ook niet geneigd zijn rekening te houden met de omwonenden van de B&B.
4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat hij de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen. Verweerder heeft de aanvraag voorgelegd aan een verkeersdeskundige. De verkeersdeskundige heeft toegelicht dat, gelet op de kleinschaligheid van de B&B, er slechts een geringe toename is van het aantal verkeersbewegingen per dag. Deze verkeersstromen zullen zich oplossen in het bestaande verkeersbeeld. Met betrekking tot de overlast heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is dat de komst van de B&B zal leiden tot dergelijke overlast. Mocht er ontoelaatbare overlast worden veroorzaakt dan zal verweerder hier handhavend tegen optreden.
5. Uit de stukken is de rechtbank gebleken dat verweerder tijdens de aanvraag om de omgevingsvergunning het aspect van de verkeersveiligheid heeft voorgelegd aan een verkeersdeskundige. De verkeersdeskundige is van mening dat er geen onveilige verkeerssituatie zal ontstaan door de komst van de B&B. De rechtbank stelt daarnaast vast dat iedere bezoeker van de B&B zich dient te gedragen als een normale weggebruiker waarbij de bezoeker rekening moet houden met de ter plaatse geldende verkeersregels en de overige weggebruikers. In het geval van een onoverzichtelijke bocht zal van een normale weggebruiker verlangd worden dat hij extra alert is op naderend verkeer. Dat een bezoeker van de B&B onbekend is met de verkeerssituatie maakt niet dat daarmee sprake is van een verkeersonveilige situatie. De rechtbank is gelet op de verklaring van deze verkeersdeskundige in combinatie met het handelen van een normale weggebruiker van oordeel dat verweerder in redelijkheid geen aanleiding hoefde te zien om de omgevingsvergunning te weigeren op basis van de verkeersveiligheid. De beroepsgrond slaagt niet.
6. De rechtbank volgt eisers ook niet in hun betoog dat verweerder de omgevingsvergunning niet had kunnen verlenen op basis van de mogelijke overlast van de bezoekers van de B&B. In dat kader is van belang dat een B&B binnen de bestemming ‘Wonen’ planologisch gezien al is toegestaan in de woning zelf, waardoor een B&B in zoverre ruimtelijk aanvaardbaar is. Het gaat hier verder om een kleinschalige B&B van maar 60 m² en twee kamers. Gelet hierop ziet de rechtbank niet dat de B&B een zodanige ruimtelijke uitstraling zal hebben, dat deze in strijd komt met een goede ruimtelijke ordening of tot zodanige overlast zal leiden dat de belangen van omwonenden onevenredig worden geschaad. Eisers hebben de door hen gevreesde overlast door toekomstige bezoekers van de B&B ook niet aannemelijk gemaakt. Hun enkele stelling dat bezoekers van het nachtleven in de B&B zullen verblijven, is daarvoor onvoldoende. Eisers kunnen daarnaast een verzoek om handhaving indienen op het moment dat er sprake is van ontoelaatbare overlast door bezoekers van de B&B. Verweerder zal dan in het geval van een overtreding in beginsel handhavend moeten optreden. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
7. Verweerder heeft in redelijkheid kunnen besluiten om gebruik te maken van zijn bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning te verlenen.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom, griffier. De beslissing is uitgesproken op 14 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
(de rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen)
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.