ECLI:NL:RBMNE:2021:152

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 januari 2021
Publicatiedatum
21 januari 2021
Zaaknummer
UTR 20/4554
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen nachtelijke sluiting van tankstation in Utrecht

Op 21 januari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak tussen EG Services Netherlands B.V. en de burgemeester van de gemeente Utrecht. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tijdens een bezwaarprocedure tegen een besluit van de burgemeester om het tankstation van verzoekster gedurende de nacht te sluiten vanwege overlast. De burgemeester had op 8 december 2020 besloten om het tankstation van verzoekster, gelegen aan [adres] in [vestigingsplaats], per 18 december 2020 sluitingstijden op te leggen van 22.00 uur tot 6.00 uur voor de duur van een jaar. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake is van overlast die gerelateerd is aan de nachtelijke openingstijden van het tankstation. Echter, de burgemeester had onvoldoende gemotiveerd dat de nachtelijke sluiting een laatste redmiddel was, aangezien er nog andere maatregelen in overweging werden genomen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het besluit geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Dit betekent dat het tankstation voorlopig open blijft tijdens de nachtelijke uren totdat er een definitieve beslissing is genomen over het bezwaar.

De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de burgemeester de proceskosten van verzoekster moet vergoeden, evenals het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen bij het opleggen van ingrijpende maatregelen zoals sluiting van een bedrijf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4554

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 januari 2021 in de zaak tussen

EG Services Netherlands B.V., te Breda, verzoekster(gemachtigden: mr. M. Klijnstra en mr. H.S. Kleemans),

en

de burgemeester van de gemeente Utrecht, verweerder(gemachtigde: mr. A.M. Scharff).

Procesverloop

In het besluit van 8 december 2020 (primaire besluit) heeft verweerder besloten het bedrijf van verzoekster, te weten het tankstation [tankstation] aan het [adres] te [vestigingsplaats] , per
18 december 2020 sluitingstijden op te leggen. Dit betekent dat verzoekster wordt gelast het tankstation voor de duur van een jaar dagelijks van 22.00 uur tot 6.00 uur te (laten) sluiten en gesloten te (laten) houden.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 januari 2021. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door de heer [A] , manager retail bij verzoekster, bijgestaan door de gemachtigden van verzoekster. Ook is namens verzoekster verschenen de heer [B] , veiligheidsexpert bij Security Consultancy Bureau. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door [C] .

Overwegingen

Spoedeisend belang
1. De voorzieningenrechter van de rechtbank kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Bij het nemen van een beslissing op een verzoek tot voorlopige voorziening speelt een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol.
2. Voordat kan worden toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening moet worden beoordeeld of verzoekster een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. Verzoekster heeft onderbouwd naar voren gebracht dat bij een gedeeltelijke sluiting de continuïteit van het tankstation wordt bedreigd. Dit zal er toe leiden dat werknemers ontslagen moeten worden, betalingsverplichtingen niet kunnen worden nagekomen en klanten niet meer kunnen worden bediend. De gedwongen sluiting leidt volgens verzoekster tot extra kosten voor het sluiten en openen van het tankstation. Het wegvallen van vitale dienstverlening is volgens verzoekster een gegeven. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster voldoende heeft onderbouwd dat door het bestreden besluit de bedrijfsvoering van verzoekster in de kern wordt geraakt en dat de continuïteit van de onderneming mogelijk wordt bedreigd. De voorzieningenrechter neemt daarom in deze zaak spoedeisend belang aan.
3. Verzoekster vraagt om een voorlopige voorziening te treffen waardoor het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken nadat op het bezwaar is beslist.
Bestreden besluit
4. Verweerder heeft op grond van artikel 2:46, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening Utrecht 2010 (de APV) en met toepassing van de Aangepaste Beleidsregel sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen (de Beleidsregel) besloten tot nachtelijke sluiting van het tankstation van verzoekster voor de duur van twaalf maanden. Volgens verweerder staat het woon- en leefklimaat rond het tankstation en de in de omgeving gelegen woningen al een aantal jaren onder druk door de aanhoudende overlast van een groep mannen die het tankstation gebruikt als locatie om samen te komen en die door hun aanwezigheid en gedrag voor grote overlast zorgt. Dat er sprake is van overlast, volgt volgens verweerder uit de overlastmeldingen van omwonenden en de processen-verbaal van de politie. Diverse maatregelen die volgens verweerder zijn genomen hebben niet het gewenste effect gehad. De omstandigheden zijn volgens verweerder dermate bijzonder dat hij om die reden gebruik moet maken van de bevoegdheid om tot nachtsluiting van het tankstation van verzoekster over te gaan. Bij de belangenafweging heeft verweerder het algemeen belang zwaarder laten wegen dan het belang van verzoekster om de bedrijfsvoering voort te zetten tijdens de nachtelijke uren. Het algemeen belang is gediend bij het voorkomen van overlast en het verder schenden van de openbare orde en het woonklimaat in de omgeving van het bedrijf van verzoekster.
Bevoegdheid verweerder en verband overlast en nachtelijke opening tankstation
5. Verzoekster heeft allereerst naar voren gebracht dat verweerder geen bevoegdheid heeft om nachtelijke sluitingstijden aan verzoekster op te leggen op grond van artikel 2:46, eerste lid, van de APV. Deze bevoegdheid is er niet omdat de overlast volgens verzoekster niet te herleiden is tot het tankstation. Verweerder heeft niet aangetoond dat door de nachtopening van het tankstation en de daarin gehuisveste winkel overlast wordt veroorzaakt.
6.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat uit artikel 2:46, eerste lid, van de APV volgt dat verweerder een voor het publiek openstaand gebouw in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk kan sluiten. Uit de Beleidsregel volgt dat bij bijzondere omstandigheden moet worden gedacht aan gevallen van zware overlast. In het geval daar sprake van is moet in elk geval duidelijk zijn dat er effecten zijn op de woon- en leefomgeving die als ontoelaatbaar moeten worden gekwalificeerd, dat het gaat om aanhoudende overlast, dat de overlast te herleiden is tot het gebouw of bedrijf of meerdere gebouwen waarop de klachten betrekking hebben en dat het moet gaan om 'objectiveerbare' overlast.
6.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat sprake is van overlast bij en in de omgeving van het tankstation van verzoekster en dat deze overlast aanhoudend en in toenemende mate vanaf 2018 aanwezig is. Partijen zijn daarover met elkaar en in het bijzijn van de politie in gesprek geweest, ook over mogelijke oplossingen van deze overlast. Vanaf 2018 mag het tankstation van verzoekster gedurende 24 uur per dag open zijn. In het tankstation is een [supermarkt] gevestigd, zodat het tankstation ook een detailhandelsfunctie heeft. Uit de gedingstukken blijkt dat er veel meldingen van overlast worden gedaan door buurtbewoners, die zich toespitsen op de tijden tussen 22:00 uur en 6:00 uur en die gerelateerd zijn aan het terrein rondom het tankstation van verzoekster. Daarbij wordt melding gedaan van schreeuwende personen, gesis afkomstig van lachgasflessen, harde muziek en claxonnerende voertuigen. Ook uit het processen-verbaal van bevindingen van de politie, waaronder het proces-verbaal van
26 oktober 2020, blijkt dat meldingen zijn binnengekomen over geluidsoverlast van harde muziek, het gebruik van tanken met lachgas, geschreeuw op straat, het met piepende banden wegrijden, het hard optrekken van auto's en het achterlaten van afval. Daarnaast heeft de politie meldingen gekregen dat vrouwelijke klanten van het tankstation op een vervelende manier aangesproken worden door de daar rondhangende mannen. Met het overzicht van meldingen van buurtbewoners en de overgelegde processen-verbaal van de politie heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter aannemelijk gemaakt dat sprake is van aanhoudende overlast bij en in de omgeving van het tankstation van verzoekster, die ook te relateren is aan de nachtelijke openingstijden van het tankstation en de daarin gevestigde [supermarkt] . Ook is aannemelijk geworden dat deze overlast ontoelaatbare effecten heeft op de woon- en leefomgeving.
6.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat hieruit volgt dat sprake is van bijzondere omstandigheden op basis waarvan verweerder in beginsel bevoegd is om toepassing te geven aan artikel 2:46 van de APV. Dat verzoekster niet zelf de veroorzaker is van de voornoemde overlast maakt dit niet anders. Het gaat om het bestaan van overlast die zich concentreert in de directe omgeving van het tankstation van verzoekster gedurende de nacht. Dit blijkt ook uit de toelichting bij artikel 2:46 van de APV. Daar staat dat de bevoegdheid van artikel 2:46 van de APV ‘kan worden gebruikt in een gebied waar reeds een grote druk bestaat op de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid, die niet alleen veroorzaakt wordt door de in het gebied aanwezige voor het publiek openstaande gebouwen, maar waarvoor meerdere oorzaken zijn aan te wijzen.’ Dit betekent dat verweerder in beginsel bevoegd was om over te gaan tot nachtsluiting van het tankstation.
Kan verweerder is redelijkheid gebruikmaken van de bevoegdheid?
7. Verzoekster betoogt dat het toepassen van de bevoegdheid tot nachtsluiting in haar situatie niet proportioneel is. Verweerder heeft onvoldoende andere maatregelen genomen om de overlast terug te dringen. In het rapport van [B] van Security Bureau van 18 november 2020 dat door verzoekster bij de zienswijze is overgelegd worden ook andere maatregelen genoemd die de overlast kunnen verminderen. Het is voor verzoekster onduidelijk waarom de nachtelijke sluiting op dit moment al wordt doorgevoerd, terwijl verweerder ook andere maatregelen zal nemen in de toekomst. Ook heeft verweerder onvoldoende meegewogen dat verzoekster altijd bereid is geweest om mee te helpen en dat de gevolgen aanzienlijk zijn voor verzoekster. Verder wordt naar voren gebracht dat het onduidelijk is of de maatregel het gewenste effect zal hebben. In dat verband verwijst verweerder volgens verzoekster ten onrechte naar de periode in februari tot en met
april 2020, waarin de overlast sterk afnam wegens de sluiting van het tankstation. Verzoekster vindt die situatie niet representatief, omdat het tankstation in die periode in het geheel niet toegankelijk was. Het terrein van het tankstation was namelijk afgesloten met hekken. Ook was dit de periode van de intelligente lockdown, waardoor er minder mensen buiten waren. Daarnaast brengt verzoekster naar voren dat verweerder niet heeft onderzocht of de maatregelen effect hebben door bijvoorbeeld een proefperiode te hanteren.
8.1.
De voorzieningenrechter ziet zich voor de vraag gesteld of verweerder in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot nachtsluiting van het tankstation van verzoekster gebruik heeft kunnen maken. In de Beleidsregel is neergelegd welke invulling verweerder heeft gegeven aan de eisen waaraan gebruikmaking van de bevoegdheid moet voldoen.

De bevoegdheid om een gebouw of meerdere gebouwen te sluiten is ingrijpend en daarom een uiterst middel. Waar mogelijk moeten eerst andere mogelijkheden overwogen worden en (eventueel) toegepast worden om de criminele activiteiten en/of de zware overlast te beëindigen. Pas als dat niet mogelijk is of onvoldoende effect sorteert, kan tot sluiting worden overgegaan.
In het beleid is ook het doel van de sluitingsbevoegdheid beschreven:

Het doel van deze sluitingsbevoegdheid is het herstel van de openbare orde, de veiligheid of zedelijkheid door het weren en terugdringen van criminaliteit in en vanuit voor publiek openstaande gebouwen, alsmede het beëindigen van aanhoudende en ontoelaatbare overlast die niet met andere middelen afdoende kan worden bestreden.
8.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder er in het bestreden besluit en op de zitting niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat de gedeeltelijk sluiting van het tankstation van verzoekster op dit moment noodzakelijk is. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Verweerder heeft in het bestreden besluit neergelegd dat hij thans een laatste middel inzet om de overlast te beëindigen in de vorm van een pakket van maatregelen, waaronder de nachtelijke sluiting van het tankstation. De voorzieningenrechter dient de vraag te beantwoorden of verweerder de nachtsluiting van het tankstation van verzoekster wel als laatste redmiddel hanteert. Daarbij is van belang of verweerder overgaat tot nachtsluiting van het tankstation omdat er geen andere mogelijkheden zijn of dat deze mogelijkheden onvoldoende effect sorteren. De voorzieningenrechter vindt dat daarvan op dit moment niet is gebleken. In het bestreden besluit wordt daarover vermeld dat verweerder nog verschillende maatregelen onderzoekt op de haalbaarheid, maar dat verzoekster er zeker van kan zijn dat het sluiten van het tankstation niet het enige is dat verweerder zal doen om de orde te herstellen en de omwonenden hun nachtrust terug te geven. Hieruit blijkt dat er ook andere maatregelen door verweerder worden overwogen, die nog worden onderzocht. In dit verband wijst de voorzieningenrechter ook op het vanaf 4 januari 2021 voor het gebied waar het tankstation is gevestigd geldende lachgasverbod. Het effect van deze maatregel op de overlast is nog niet bekend. Ook heeft verweerder aangegeven dat het naast het tankstation van verzoekster gelegen park [park] , waar eveneens sprake is van overlast van de groep mannen, opnieuw wordt ingericht. Zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht, is nog niet bekend hoe dat vorm krijgt en wat het effect daarvan is op de overlast. Verder blijkt uit het e-mailbericht dat op 9 oktober 2020 door verweerder is gestuurd naar buurtbewoners dat de gemeente van plan is om na te gaan of de groep overlastgevers bekend is in andere wijken. Vervolgens zou kunnen worden bekeken of de aanpak die daar toegepast wordt ook kan bijdragen aan de afname van de overlast rondom het tankstation.
8.3.
Ook acht de voorzieningenrechter van belang dat verzoekster voorafgaand aan het voornemen van verweerder om over te gaan tot nachtsluiting van het tankstation nog met verweerder en de politie in gesprek was over nader te nemen maatregelen om tot oplossingen van de overlast te komen. Uit het gespreksverslag van september 2020 en ook ter zitting is verder gebleken dat er nog een gesprek tussen partijen, de politie en de buurtbewoners gepland zou worden om te praten over oplossingen voor de overlast. Dit gesprek heeft door de coronamaatregelen nog niet plaatsgevonden.
8.4.
De bevoegdheid om over te gaan tot (gedeeltelijke) sluiting van een gebouw is ingrijpend. Om die reden wordt sluiting gezien als een uiterst middel, dat alleen wordt ingezet als ultimum remedium als er geen andere middelen meer zijn om de overlast te bestrijden. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd dat de nachtsluiting - ondanks alle genoemde nog openliggende opties om tot een oplossing te komen - het ultimum remedium is om de overlast aan te pakken. Of de nachtelijke sluiting van het tankstation het aangewezen middel is voor het beëindigen van de overlast bij en in de omgeving van het tankstation of dat er andere minder verstrekkende maatregelen kunnen worden ingezet, zal nader onderzocht moeten worden.
Wat betekent dit voor het verzoek om schorsing van de sluiting?
9.1.
Dit leidt tot het oordeel dat het niet op voorhand kan worden uitgesloten dat het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. In het algemeen is dit aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. Het algemeen belang dat in deze situatie aanwezig is, is niet zodanig zwaarwegend dat alleen om die reden het verzoek tot het treffen van de voorlopige voorziening moet worden afgewezen. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en het besluit te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van de door verweerder te nemen beslissing op bezwaar.
9.2.
Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die betalen. Die kosten worden als volgt berekend. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Deze gemachtigde heeft twee proceshandelingen verricht: het indienen van het verzoekschrift en de behandeling op de zitting. Deze proceshandeling leveren twee punten op met een waarde van € 534,-. Toegekend wordt € 1068,-. Verweerder moet ook het door verzoekster betaalde griffierecht van € 345,- aan haar vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het primaire besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345,- aan verzoekster te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, voorzieningenrechter, in aanwezigheid vanmr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
21 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.