ECLI:NL:RBMNE:2021:154

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 januari 2021
Publicatiedatum
21 januari 2021
Zaaknummer
UTR 20/2609
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit CBR over rijgeschiktheid voor grootrijbewijs na motorongeluk

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 15 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Eiser, die in 1986 een motorongeluk heeft gehad waardoor zijn rechterarm volledig verlamd is geraakt, was in het bezit van rijbewijzen voor categorieën A, B, en C. Na een gezondheidsverklaring voor het verlengen van zijn rijbewijs voor de categorieën C, CE, D en DE, heeft het CBR eiser niet rijgeschikt geacht voor rijbewijzen van groep 2, maar wel voor groep 1. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, omdat hij het niet eens was met de beslissing van het CBR, die volgens hem onzorgvuldig was genomen en hem onterecht in zijn belangen schaadde. De rechtbank heeft het deskundigenadvies van het CBR, dat eiser niet in staat was om met twee handen te sturen, als zorgvuldige basis voor de beslissing geaccepteerd. De rechtbank oordeelde dat er geen ruimte was voor een belangenafweging, omdat de regelgeving dit niet toestond. Eiser's verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat het bestreden besluit niet onrechtmatig was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2609

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 januari 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.P.C. Obbink),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verweerder
(gemachtigde: mr. Y. Wolvekamp).

Procesverloop

Bij besluit van 28 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser rijgeschikt geacht voor rijbewijzen van groep 1 (categorieën A, B, BE, en T) met beperking van de rijbevoegdheid en heeft hij eiser niet rijgeschikt geacht voor rijbewijzen van groep 2 (categorieën C, CE, D en DE).
Bij besluit van 2 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via Skype op 30 oktober 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser heeft in 1986 een motorongeluk gehad, waardoor zijn rechterarm volledig verlamd is geraakt. Eiser is sinds 1988 in het bezit van een rijbewijs categorie A-B (auto) en C (vrachtwagen) en hij heeft een motorrijbewijs. Dit rijbewijs is laatstelijk op 2 februari 2010 voor 10 jaar verlengd. Eiser heeft in 2007 een camper gekocht.
2. Eiser heeft op 13 september 2019 aan het CBR een gezondheidsverklaring toegezonden voor het verlengen van zijn rijbewijs voor de categorieën C, CE, D of DE (vrachtwagen en zware camper). De medisch adviseur van het CBR heeft hierover advies uitgebracht. Hij heeft geadviseerd om eiser niet rijgeschikt te achten voor rijbewijzen groep 2, omdat eiser vanwege de beperking van de rechterarm niet in staat is actief met twee handen te sturen. Dit is een fysieke basiseis voor het besturen van voertuigen van deze rijbewijsgroep. Verweerder heeft op basis van dit advies eiser niet rijgeschikt geacht voor rijbewijzen van groep 2 (tot 40.000 kg), maar wel rijgeschikt voor groep 1 (tot 3500 kg).
3. Het geschil gaat over de vraag of verweerder eiser terecht niet rijgeschikt heeft geacht voor rijbewijzen van groep 2.
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit, omdat hij niet meer in zijn camper met een gewicht van 3.900 kg kan rijden. Eiser heeft al 33 jaar een groot rijbewijs en heeft met zijn camper al 200.000 kilometer gereden door Europa. Eiser was niet bekend met de wijziging van de regelgeving in 2010 en verweerder heeft hem daardoor onnodig risico’s laten lopen. Als eiser tijdig op de wijziging was gewezen, had hij zijn camper eerder kunnen verkopen en daarmee kosten kunnen besparen. Verweerder heeft dit punt ten onrechte niet in zijn belangenafweging betrokken. Het besluit is daarom volgens eiser onzorgvuldig genomen. Eiser verzoekt om een schadevergoeding van € 10.000,- toe te kennen.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij het bestreden besluit heeft mogen baseren op het rapport van de deskundige op het gebied van de praktische rijgeschiktheid, M. Kooiman en de vaste werkwijze van deze deskundige. Dat eiser al 33 jaar door Europa in een camper rijdt, maakt niet dat hij daarom rijgeschikt is voor het rijbewijs van groep 2. Ook indien in 2010 in strijd met de Notitie [1] aan eiser een verklaring voor geschiktheid voor groep 2 is verleend, is verweerder niet gehouden deze fout te herhalen. Volgens verweerder is eiser niet in zijn belangen geschaad, omdat hij langer zijn rijbewijs voor zijn camper heeft kunnen gebruiken. Verweerder heeft het verlengingsbesluit van 2010 ook niet ingetrokken. Verder is de bijlage bij de Regeling een algemene verbindend voorschrift en heeft verweerder geen ruimte om bij zijn besluit financiële belangen te betrekken. Het verzoek om schadevergoeding moet volgens verweerder worden afgewezen, omdat geen sprake is van een onrechtmatig besluit en eiser de gestelde schade ook niet heeft onderbouwd.
6. De rechtbank overweegt het volgende. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [2] moet paragraaf 7.7 van de bijlage bij de Regeling zo worden gelezen en uitgelegd dat in geval van stationaire beelden betrokkenen in de regel niet in aanmerking komen voor rijbewijzen van groep 2. Of die regel zich voordoet moet door middel van een individuele beoordeling vast komen te staan.
7. Het CBR heeft het bestreden besluit gebaseerd op het deskundigenadvies van 4 december 2019 van medisch adviseur M. Kooiman. Aan dit advies heeft de deskundige ten grondslag gelegd dat eiser een functiebeperking heeft van zijn rechterarm en schouder door zenuwbeschadiging. Vanwege deze beperking is eiser aangewezen op eenhandige besturing met de linkerhand. Als fysieke basiseis voor de besturing van de betrokken motorvoertuigen geldt dat de bestuurder in staat moet zijn om onder alle omstandigheden, inclusief onverwachte- en noodsituaties, het voertuig met beide armen/handen actief in beide richtingen te sturen, zodanig vlot dat voortdurende controle over het voertuig mogelijk is. Deze fysieke basiseis geldt niet voor voertuigen van de categorie A, B, BE en T, omdat de krachten die in onverwachte en noodsituaties kunnen optreden geringer zijn dan bij vrachtauto’s en bussen. Kooiman heeft daarom geconcludeerd dat eiser onder voorwaarden rijgeschikt is voor rijbewijzen van groep 1, maar niet rijgeschikt voor rijbewijzen van groep 2.
8. De rechtbank is van oordeel dat het deskundigenadvies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. De rechtbank is daarom van oordeel dat het CBR in dit geval mocht afgaan op het deskundigenadvies. Het betoog van eiser dat verweerder niet heeft onderkend dat hij door de weigering van een verklaring van rijgeschiktheid onevenredig in zijn belangen wordt geschaad faalt. Eiser heeft naar voren gebracht dat hij na 30 jaar niet meer met zijn camper door Europa kan reizen en dat hij de camper met verlies moet verkopen. Voor een afweging van de individuele belangen die eiser voor ogen staat, is geen plaats omdat paragraaf 7.7, onder b, van de bijlage bij de Regeling een algemeen verbindend voorschrift is dat geen ruimte laat voor een belangenafweging. Een rechter kan in zeer uitzonderlijke gevallen oordelen dat de de Regeling buiten toepassing moet blijven, omdat de gevolgen van de Regeling onevenredig uitwerken. Van dergelijke gevolgen is, hoe vervelend de consequenties voor eiser ook zijn, geen sprake.
Beroep op vertrouwensbeginsel
9. Het beroep van eiser op vertrouwensbeginsel kan naar het oordeel van de rechtbank niet slagen. Dat bij besluit van 23 augustus 2010 [3] paragraaf 7.7. van de bijlage bij de Regeling is gewijzigd, maakt dat niet anders. Deze wijziging van de Regeling ziet er op dat het CBR een individuele beoordeling moet maken en de aanvraag om een groot rijbewijs niet meer zonder meer mag afwijzen. Met deze wijziging is niet beoogd de Regeling aan te scherpen, maar alleen te verduidelijken. Voor zover verweerder in 2010 in strijd met het gewijzigde Regeling het rijbewijs groep 2 van eiser heeft verlengd, kan eiser daaraan geen rechten ontlenen voor deze aanvraag om verlenging. Verweerder is niet gehouden om in het verleden gemaakte fouten te herhalen.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Verzoek om schadevergoeding
12. Omdat het beroep ongegrond is, is het bestreden besluit niet onrechtmatig. De rechtbank wijst het verzoek van eiser om schadevergoeding daarom af. Zoals op zitting met partijen is besproken, zal eiser, in het geval hij meent dat het CBR jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld, het CBR verzoeken om een schadebesluit te nemen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier. De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op 15 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage met juridisch kader:

Ingevolge artikel 1 van de Regeling eisen geschiktheid 2000 (hierna: de Regeling) wordt in deze Regeling verstaan onder:
a. groep 1: rijbewijzen van de categorieën A, B, B+E;
b. groep 2: rijbewijzen van de categorieën C, C1, C+E, C1+E, D, D1, D+E en D1+E.
Ingevolge artikel 2 worden de eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage.
Hoofdstuk 7 van de bijlage behorende bij de Regeling (hierna: de bijlage) is getiteld "Neurologische aandoeningen".
Ingevolge paragraaf 7.7, 'Stationaire beelden', van de bijlage gaat het hierbij om resttoestanden na traumatisch hersenletsel, dwarslaesies, traumatisch zenuwletsel, jeugdig verkregen spasticiteit, restverschijnselen van polio en dergelijke.
Ingevolge paragraaf 7.7, onder b, zijn deze personen ongeschikt voor rijbewijzen van groep 2. Slechts bij afwezigheid van met de geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen interfererende lichamelijke en geestelijke functiestoornissen, kunnen zij geschikt worden verklaard voor een termijn van maximaal vijf jaar. Voor de beoordeling van de geschiktheid is een specialistisch rapport vereist. Bij een vermoeden van een met de geschiktheid interfererende motorische functiestoornis, kan ter uitsluiting daarvan een rijtest met een deskundige praktische geschiktheid van het CBR worden gevraagd. Het CBR heeft hiervoor een uitvoerig protocol.

Voetnoten

1.Notitie ten aan zien van rijtaken en aanpassingen groep 2 rijbewijzen van mei 2003.
2.Zie de uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1522 en 25 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1369.
3.Staatscourant 2010, 13121.