ECLI:NL:RBMNE:2021:1588

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
21 april 2021
Zaaknummer
16/318168-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Noodweer bij steekpartij: man ontslagen van rechtsvervolging na neersteken van twee mannen

Op 22 april 2021 heeft de rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 46-jarige man uit Veenendaal, die op 14 december 2020 twee mannen neerstak met een aardappelschilmesje. De rechtbank oordeelde dat de man handelde uit noodweer en ontsloeg hem van alle rechtsvervolging. De steekpartij vond plaats bij de woning van de verdachte, waarbij hij verklaarde dat hij werd aangevallen door de twee mannen met een ploertendoder. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangevers ongeloofwaardig waren en dat de verdediging van de verdachte in redelijke verhouding stond tot de aanval. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte de aangevers had gestoken, maar oordeelde dat dit niet strafbaar was vanwege de noodweersituatie. De benadeelde partijen, de twee mannen, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/318168-20
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 april 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1975] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd te Justitieel Complex Zaanstad.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2021 en 9 april 2021. Op laatstgenoemde datum heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. D. Schaddelee, advocaat te Breukelen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. G. Hoppenbrouwers, en van hetgeen verdachte en diens raadsvrouw, en de raadsman van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , mr. M.W.J. Rosendaal, advocaat te Arnhem, en de raadsvrouw van benadeelde partij [slachtoffer 2] , mr. P.G.C.P. Smits naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

Feit 1
Primair,op 14 december 2020 te Veenendaal opzettelijk heeft geprobeerd [slachtoffer 1] te doden, door hem met een mes in zijn nek, rug en armen te steken;
Subsidiair,op 14 december 2020 te Veenendaal [slachtoffer 1] opzettelijk met een mes in de nek, rug en armen te steken waardoor hij hem zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht
;
Meer subsidiair,op 14 december 2020 te Veenendaal [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem met een mes in de nek, rug en armen te steken.
Feit 2
Primair,op 14 december 2020 te Veenendaal opzettelijk heeft geprobeerd [slachtoffer 2] te doden, door hem met een mes in zijn schouder, rug en armen te steken;
Subsidiair,op 14 december 2020 te Veenendaal [slachtoffer 2] opzettelijk met een mes in zijn schouder, rug en armen te steken waardoor hij hem zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht
;
Meer subsidiair,op 14 december 2020 te Veenendaal [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem met een mes in de schouder, rug en armen te steken.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht hetgeen primair ten laste is gelegd onder beide feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor beide feiten. De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat het dossier geen stukken bevat die het verhaal van verdachte tegenspreken, behalve de verklaringen van aangevers. Deze verklaringen zijn echter volstrekt ongeloofwaardig te noemen. Zo is ongeloofwaardig dat de oorsprong van het conflict lag in de reparatie van een scooter terwijl alles wijst naar een drugsconflict, hebben de aangevers aantoonbaar gelogen over de aanwezigheid van een ploertendoder en is hun verhaal ongeloofwaardig dat zij bij het stappen uit de lift als eersten zijn gaan lopen waarna verdachte hen van achteren zou hebben gestoken. De verdediging verzoekt de verklaring van verdachte te volgen. Verdachte heeft vanaf het begin af aan bekend dat hij beide aangevers heeft gestoken met een mes. Dit gebeurde echter uit noodweer, hetgeen wordt ondersteund doordat er een ploertendoder op de plaats delict is aangetroffen waarop DNA sporen zijn te vinden van aangever [slachtoffer 1] . Dit terwijl [slachtoffer 1] heeft ontkend dat hij een ploertendoder in zijn handen heeft gehad Ook is er door de verdediging gewezen op het bij verdachte aanwezige letsel op zijn schouder (een zwelling), doordat verdachte op zijn schouder is geslagen met de ploertendoder door aangever [slachtoffer 1] , hetgeen de verdachte van meet af aan heeft verklaard. Dit betekent dat het verhaal van verdachte gevolgd moet worden en dat verdachte moet worden vrijgesproken, dan wel ontslagen van alle rechtsvervolging.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Betrouwbaarheid verklaring aangevers
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van de aangevers ongeloofwaardig zijn en verzoekt deze uit te sluiten van het bewijs. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Beide aangevers stellen in hun aangifte dat de aanleiding voor de afspraak die [slachtoffer 1] had met verdachte een nog te innen vergoeding voor het repareren van een scooter betrof. Toen verdachte het geld boven in zijn woning wilde ophalen, zij met zijn allen de lift ingingen, werden de beide aangevers toen zij als eersten de lift uitgingen ineens van achteren gestoken met een mes. Ook hebben aangevers bij herhaling verklaard dat zij géén ploertendoder bij zich hadden toen zij de vergoeding bij verdachte kwamen innen.
Verdachte heeft van het begin af aan een consistente verklaring afgelegd. Zo heeft hij aangegeven dat hij geen scooter in zijn bezit heeft of heeft gehad. Ook heeft verdachte verklaard dat de aangevers het geld kwamen innen omdat zij meenden dat verdachte in het verleden cocaïne ‘op de pof’ had gekocht. De rechtbank stelt vast dat in het procesdossier aanwijzingen zijn te vinden die de verklaring van verdachte over de reden van het treffen ondersteunen. Zo blijkt uit berichten van de telefoon van verdachte dat hij inderdaad vóór het incident cocaïne probeerde af te nemen, zonder daar direct voor te betalen.
Voorts heeft verdachte verklaard dat aangever [slachtoffer 1] een ploertendoder had meegenomen en dat hij hiermee op zijn schouder is geslagen. Ook dit deel van de verklaring van verdachte wordt ondersteund door het procesdossier, omdat er op de plaats van aanhouding van verdachte een ploertendoder is aangetroffen waarop op verschillende plekken DNA is aangetroffen van aangever [slachtoffer 1] en er letsel is waargenomen op de schouder van verdachte. Dit terwijl aangevers hebben verklaard geen ploertendoder te hebben gezien of vast te hebben gehad. Tot slot acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat aangevers als eersten de lift zijn uitgestapt en toen van achteren zijn neergestoken, terwijl zij kennelijk met een wapen en verdachte op weg naar zijn huis gingen om het geld te innen. Het is dan veel logischer, vanwege de situatie op dat moment en omdat verdachte hen de weg naar zijn huis moest wijzen, dat verdachte, zoals verdachte heeft verklaard, voorop liep en niet aangevers.
Al met al betekent dit naar het oordeel van de rechtbank dat beide aangevers op essentiële onderdelen van hun aangifte in de kern een ongeloofwaardige verklaring hebben afgelegd, terwijl de verklaring van verdachte consistent is, logischer is en objectieve steun vindt in het dossier. De verklaringen van aangevers zullen daarom niet voor het bewijs gebruikt worden, nu deze als ongeloofwaardig terzijde worden geschoven.
4.3.1.
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard [2]
Ik heb op maandag 14 december 2020 met ze [de rechtbank begrijpt: aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ] afgesproken bij de woning in [woonplaats] waar ik op dat moment verbleef. (…) Ik sloeg van me af en ik heb ze een paar keer geraakt met het mesje dat ik in mijn hand had. We kwamen in een worsteling terecht. (…) Ik raakte [slachtoffer 2] op zijn schouder.
De medische verklaring van [slachtoffer 2] [3]
Klacht/beloop: aan balie met politie steekwonden opgelopen. (…) Gestoken met aardappelschilmes 5-6 cm. (…) Scheurwond/snijwond Il schouder 3x steekwond.
De geneeskundige verklaring van [slachtoffer 1] [4]
Steekwond onderarm, (…) nek en rug.
Voorwaardelijk opzet
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen hierboven zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde onder feit 1 en 2, te weten poging tot doodslag, heeft begaan. Anders dan de verdediging is de rechtbank, gezien de hiervoor vastgestelde feiten, van oordeel dat verdachte ook voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Verdachte heeft verklaard dat hij van zich af is gaan slaan met het mesje in de hand, waarbij hij stekende bewegingen heeft gemaakt en de beide aangevers ook heeft geraakt. Aangever [slachtoffer 2] is drie keer rond de schouder geraakt en aangever [slachtoffer 1] is onder andere in zijn nek geraakt. Het steken gebeurde in een worsteling met beide aangevers. Door in een worsteling stekende bewegingen te maken met een mes ter hoogte van de nek- en halsstreek is er een aanmerkelijke kans dat verdachte aangevers zou hebben geraakt in vitale delen van het lichaam waardoor zij zouden te komen overlijden en verdachte heeft door zo te steken willens en wetens deze aanmerkelijke kans aanvaard. De gedraging van verdachte, de aangevers steken ter hoogte van de schouder en nek, kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de hierboven beschreven aanmerkelijke kans ook heeft aanvaard.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 14 december 2020 te Veenendaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, een of meerdere malen met een mes in de nek en de rug en de armen van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
op 14 december 2020 te Veenendaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, een of meerdere malen met een mes althans met een scherp voorwerp in de schouder van die [slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende feiten op:
Feit 1
poging doodslag
Feit 2
poging doodslag
6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie, omdat verdachte met een mes achter aangevers is aangelopen en toen heeft gestoken. In zo’n geval kan er onmogelijk sprake zijn van noodweer.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsgevolgen, omdat hem een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Verdachte werd aangevallen met een ploertendoder en daarom was er sprake van een noodzakelijke verdediging van zijn lijf. Verdachte mocht zich met een aardappelschilmes verdedigen, omdat dit in redelijke verhouding staat met een ploertendoder. De verdediging van verdachte voldoet ook aan het proportionaliteits- en subsidiairiteitsvereiste, nu aangevers niet weg wilde gaan en hij geen andere mogelijkheid meer zag om ze weg te krijgen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer. Daarmee ligt de vraag ter beoordeling of de voorwaarden voor de aanvaarding voor het beroep op noodweer zijn vervuld. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat daartoe is vereist dat het feit is begaan, geboden door de noodzakelijke verdediging van lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
De rechtbank heeft hiervoor reeds geoordeeld dat de aangiftes (en daarmee: de verklaringen) van aangevers in de kern op essentiële onderdelen ongeloofwaardig wordt geacht. Dit tast daarmee ook de geloofwaardigheid van het door aangevers geschetste scenario aan.
Verdachte heeft daarentegen van meet af aan consistent verklaard over het steekincident en de aanloop daar naartoe. Nadat de verbalisanten een melding hebben ontvangen en aankomen bij de [flat] flat in [woonplaats] , wordt verdachte aangetroffen met het mes en de ploertendoder. Verdachte verklaart direct dat hij heeft gestoken, dat hij werd bedreigd met de ploertendoder en dat hij zichzelf alleen maar heeft verdedigd. Tijdens zijn verhoor verklaart verdachte opnieuw dat hij een zwart ding in de hand van één van de aangevers zag, dat iets op hem afkwam en hem begon te slaan en dat hij zich probeerde af te weren. Ook bij het verhoor bij de rechter-commissaris, voor de rechtbank in raadkamer als tijdens de inhoudelijke behandeling van deze strafzaak heeft verdachte in de kern een consistente verklaring afgelegd hetgeen inhoudt dat verdachte werd bedreigd en door aangever [slachtoffer 1] werd aangevallen en geslagen met de ploertendoder en dat hij zichzelf moest verdedigen.
Los van dat verdachte consistent verklaart, wordt ook voor dit onderdeel van zijn verklaring ondersteuning gevonden in het procesdossier. Bij verdachte is er immers letsel geconstateerd, te weten een fikse zwelling op zijn rechterschouder, hetgeen past bij het slaan met een ploertendoder.
Nu ondersteuning is gevonden voor het scenario van verdachte dat hij werd aangevallen door aangever [slachtoffer 1] met de ploertendoder en verdachte hierover in de kern van meet af aan consistent heeft verklaard, oordeelt de rechtbank dat voldoende aannemelijk is dat er sprake was van een noodweersituatie waartegen verdachte zich moest verdedigen. Het slaan met een ploertendoder kan worden aangemerkt als een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn lijf waartegen verdachte zich mocht verdedigen. Verdachte werd aangevallen met een ploertendoder, hetgeen in potentie een dodelijk wapen is, en verdedigde zich met een aardappelschilmes. Dit staat in een redelijke verhouding tot elkaar en verdachte mocht zich daarom verdedigen met een aardappelschilmes. Ook kan er op het moment dat verdachte werd aangevallen met een ploertendoder niet anders van hem verwacht worden dan dat hij zich zou verdedigen. Aan alle vereisten voor een geslaagd beroep op noodweer is dus voldaan.
De rechtbank komt, net als de verdediging, tot de conclusie dat het beroep van verdachte op noodweer slaagt. De rechtbank acht het bewezenverklaarde niet strafbaar en verdachte dient ter zake daarvan dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank heeft bij separate beslissing de voorlopige hechtenis reeds opgeheven.

7.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 16.365,72. Dit bedrag bestaat uit €6.365,72 materiële schade en €10.000 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 2] heeft zich al benadeelde partij in het geding gevoerd en vordert een bedrag van €5.019,99. Dit bedrag bestaat uit €19,99 materiële schade en €5.000 immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de rechtbank, uitgaande van een bewezenverklaring voor van beide feiten het primair ten laste gelegde, de bedragen te matigen en het overige deel van de vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich primair op het standpunt dat de beide vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, wanneer de rechtbank de verdediging volgt in haar verweren. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat de vorderingen te omvangrijk zijn en een te grote belasting opleveren voor de behandeling van een strafzaak. Meer subsidiair verzoekt de raadsvrouw de vorderingen aanzienlijk te matigen, mede gelet op de eigen schuld.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu aan verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd en ook geen toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank bepaalt dat verdachten de eigen kosten dienen te dragen.

8.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart de primair ten laste gelegde feiten 1 en 2 bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart dat het onder rubriek 5 bewezenverklaarde geen strafbare feiten zijn en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet ontvankelijk in zijn vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet ontvankelijk in zijn vordering.
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 2] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door E.H.M. Druijf, voorzitter, mrs. R.L.M. van Opstal en A. Blanke, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. R.V.S. Adriaanse en R.E. Rasink, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 april 2021.
mrs. R.L.M. van Opstal, A. Blanke en R.E. Rasink zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 december 2020 te Veenendaal
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
een of meerdere malen met een mes althans met een scherp voorwerp in/op de nek en/of de rug en/of de armen althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 287 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 14 december 2020 te Veenendaal
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
een of meerdere malen met een mes althans met een scherp voorwerp in/op de nek en/of de rug en/of de armen althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 december 2020 te Veenendaal [slachtoffer 1] heeft mishandeld door een of meerdere malen met een mes althans met een scherp voorwerp in/op de nek en/of de rug en/of de armen althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] te steken;
(Artikel art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 14 december 2020 te Veenendaal
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2]
opzettelijk van het leven te beroven,
een of meerdere malen met een mes althans met een scherp voorwerp in/op de schouder en/of
de rug en/of de armen althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 287 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 14 december 2020 te Veenendaal
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 2]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
een of meerdere malen met een mes althans met een scherp voorwerp in/op de schouder en/of
de rug en/of de armen althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 december 2020 te Veenendaal
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door een of meerdere malen met een mes althans met een scherp
voorwerp in/op de schouder en/of de rug en/of de armen althans het (boven)lichaam van die
[slachtoffer 2] te steken;
(Artikel art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2020406030 en 2021005259, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 171. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 april 2021.
3.De medische verklaring van [slachtoffer 2] , p. 141-144.
4.De geneeskundige verklaring van [slachtoffer 1] , p. 147.