ECLI:NL:RBMNE:2021:1624

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
UTR 20/3741
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om naturalisatie op basis van onvoldoende vastgestelde identiteit en nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om naturalisatie van eiseres, die stelt de Soedanese nationaliteit te hebben. Eiseres is sinds 1998 in Nederland en heeft een verblijfsvergunning asiel. In 2009 heeft zij een verzoek om naturalisatie ingediend, maar dit werd afgewezen na een herkomstonderzoek door Bureau Land en Taal (BLT), waaruit bleek dat zij waarschijnlijk niet uit Soedan maar uit Nigeria afkomstig is. Ondanks de afwijzing van het naturalisatieverzoek is haar verblijfsvergunning niet ingetrokken.

Eiseres heeft opnieuw een verzoek om naturalisatie ingediend, maar dit werd wederom afgewezen. De rechtbank oordeelt dat verweerder het onderzoeksrapport van BLT aan zijn besluit ten grondslag heeft mogen leggen. Eiseres heeft geen contra-expertise overgelegd om de resultaten van het onderzoek te betwisten. De rechtbank stelt vast dat de identiteit en nationaliteit van eiseres onvoldoende vaststaan, waardoor zij niet in aanmerking komt voor naturalisatie.

Daarnaast heeft eiseres aangevoerd dat verweerder de hardheidsclausule had moeten toepassen, maar de rechtbank oordeelt dat deze niet van toepassing is, omdat de identiteit en nationaliteit niet voldoende vaststaan. Ook de stelling dat de hoorplicht is geschonden, wordt door de rechtbank verworpen, omdat verweerder in redelijkheid kon afzien van een hoorzitting. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3741

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 april 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J. Singh),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y. Rikken).

Procesverloop

In het besluit van 29 mei 2020 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om naturalisatie afgewezen.
In het besluit van 14 september 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 maart 2021 via Skype. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
Eiseres stelt te zijn geboren op [1976] en stelt de Soedanese nationaliteit te hebben. Eiseres is sinds 1998 in Nederland. Zij is in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel, waarbij verweerder haar identiteit heeft aangenomen op basis van haar eigen verklaringen. Op 29 december 2009 heeft eiseres een verzoek om naturalisatie ingediend. Naar aanleiding daarvan is door Bureau Land en Taal (BLT) een herkomstonderzoek gedaan. Uit het onderzoek van 26 mei 2010 van BLT, waarbij ook een taalanalyse is verricht, volgt dat eiseres met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet afkomstig is uit Soedan, maar uit Nigeria. Het naturalisatieverzoek van eiseres is destijds afgewezen, maar haar verblijfsvergunning is niet ingetrokken. Op 27 juni 2018 heeft eiseres opnieuw een verzoek om naturalisatie ingediend.
Het bestreden besluit
Verweerder heeft het verzoek van eiseres om naturalisatie afgewezen, omdat er door de taalanalyse ernstige twijfel bestaat aan de identiteit en herkomst van eiseres. Nu haar identiteit en herkomst onvoldoende vast staan, komt eiseres niet in aanmerking voor naturalisatie. [1] Mocht verweerder het onderzoeksrapport aan zijn besluit ten grondslag leggen?
3. Eiseres heeft aangevoerd dat de taalanalyse uit het onderzoeksrapport onvoldoende is voor twijfel aan haar identiteit en nationaliteit. Verweerder heeft in het verleden geen gevolgen verbonden aan de uitkomst van het onderzoeksrapport, want haar verblijfsvergunning is niet ingetrokken. Het is in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel om de uitkomst van het onderzoeksrapport in de naturalisatieprocedure wel tegen te werpen.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het onderzoeksrapport aan zijn besluit ten grondslag heeft mogen leggen. Het onderzoeksrapport is een deskundigenadvies waarvan verweerder in beginsel uit mag gaan. Eiseres heeft geen contra-expertise overgelegd om de resultaten van het onderzoek te kunnen betwisten. Dat het onderzoeksrapport uit 2010 is, betekent niet dat verweerder de resultaten niet meer mag tegenwerpen. Daarbij is relevant dat de aanvankelijke herkomst van iemand niet verandert. Ook is van belang dat het eerdere verzoek van eiseres om naturalisatie al is afgewezen vanwege het onderzoeksrapport in 2010. Eiseres had dus kunnen weten dat het onderzoeksrapport van BLT relevant was voor een naturalisatieprocedure. Dat verweerder ondanks de uitkomst van het onderzoek destijds niet is overgegaan tot intrekking van de verblijfsvergunning van eiseres, betekent ook niet dat verweerder het onderzoek niet meer aan eiseres zou mogen tegenwerpen. Zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht, is dit juist in het voordeel van eiseres geweest, maar betekent dat niet dat nu ook haar naturalisatieverzoek zou moeten worden toegewezen.
Moest verweerder de hardheidsclausule toepassen?
5. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder de hardheidsclausule uit de wet had moeten toepassen. [2] Eiseres voldoet aan alle voorwaarden voor naturalisatie en verblijft al twintig jaar rechtmatig in Nederland. Verder hebben haar kinderen de Nederlandse nationaliteit. Het is daarom in het belang van het gezin dat eiseres ook de Nederlandse nationaliteit krijgt.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de hardheidsclausule niet hoefde toe te passen, omdat deze in dit geval niet van toepassing is. Eiseres voldoet niet aan de voorwaarde dat haar identiteit en nationaliteit voldoende vast staat. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat met de hardheidsclausule niet kan worden afgeweken van deze voorwaarde.
Heeft verweerder de hoorplicht geschonden?
7. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder de hoorplicht heeft geschonden. Verweerder had eiseres in de gelegenheid moeten stellen om haar bezwaar op een hoorzitting toe te lichten, gelet op de bijzondere omstandigheden van haar zaak.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft mogen afzien van het horen in bezwaar. Van horen in bezwaar kan worden afgezien wanneer er op voorhand in redelijkheid geen twijfel mogelijk is dat het bezwaar niet tot een ander besluit kan leiden. [3] Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat daar in dit geval sprake van was. In bezwaar heeft eiseres namelijk ook geen stukken overgelegd waarmee de twijfel aan haar identiteit en nationaliteit kon worden weggenomen.
Conclusie
9. Verweerder heeft het verzoek van eiseres om naturalisatie terecht afgewezen. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Diele, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 22 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Gelet op de voorwaarde uit artikel 7 van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 (RWN).
2.Artikel 10 van de RWN.
3.Artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.